Het Nederlandse slavernijverleden, de Holocaust of de oorlog tussen Israël en Hamas: enkele onderwerpen die tijdens de geschiedenisles op middelbare scholen de revue passeren. Hoe maak je zulke gevoelige onderwerpen bespreekbaar tijdens de les? UvA-wetenschapper Geerte Savenije doet er onderzoek naar.
Stel, je bent geschiedenisdocent op een middelbare school en in het boek is de klas bij de geschiedenis van Israël aanbeland. In je klas zitten leerlingen met elk hun eigen ideeën en gevoelens over dit onderwerp. Hoe moet je zo’n les dan aanvliegen? Geerte Savenije doet aan de hand van interviews met docenten en leerlingen, en observaties in klassen onderzoek naar hoe gevoelige onderwerpen te bespreken tijdens de geschiedenisles. Daarnaast geeft ze les aan de lerarenopleiding van de Universiteit van de Amsterdam (ILO).
Wat maakt onderwerpen als het Nederlands slavernijverleden, de Holocaust of de spanningen nu in het Midden-Oosten zo gevoelig om ze te bespreken in de klas?
‘Dat zit hem voornamelijk in de relatie van leerlingen tot het onderwerp; hoe verhouden zij zich tot het verleden en welke banden hebben zij daarmee? Hebben zij bijvoorbeeld familieleden die omgekomen zijn in een oorlog of slachtoffer zijn van het kolonialisme? In elke klas zit dat weer anders. Docenten in het middelbaar onderwijs proberen daar zo goed mogelijk mee om te gaan door onderwerpen te behandelen afhankelijk van de behoefte van de klas. Je kunt je voorstellen dat dat in een klas met een diverse achtergrond complex kan liggen. Bij het behandelen van moeilijke en gevoelige onderwerpen zoals het Nederlands koloniale slavernijverleden of conflicten in het Midden-Oosten is daarom een goede relatie met de klas heel belangrijk, nog meer dan anders.’
Hoe kunnen docenten ervoor zorgen dat er een sfeer in de klas gecreëerd wordt waarin dit soort onderwerpen goed besproken kunnen worden?
‘Docenten hebben vaak allerlei wensen en ideeën over wat er over bepaalde onderwerpen behandeld moet worden of aan bod moet komen. Maar als je als docent verwacht dat een onderwerp gevoelig zou kunnen liggen, dan is het dus heel belangrijk dat je goed zicht probeert te krijgen op wie jouw leerlingen zijn in de klas. Dat is niet iets heel nieuws, maar wel heel erg belangrijk.’
‘De eerste stap daarin is dat de docent een veilig klassenklimaat moet kunnen garanderen; de basis van de pedagogiek. Je moet zorgen dat iedere leerling zich veilig en gehoord voelt en dat leerlingen weten hoe ze op elkaar kunnen reageren. Daarnaast is het dus erg belangrijk dat je je leerlingen beter leert kennen door ze onder andere veel aan het woord te laten. Alleen dan kom je achter hun gevoeligheden en behoeftes om bepaalde onderwerpen te bespreken. Daar kun je als docent niet aan voorbij gaan.’
‘Neem bijvoorbeeld de geschiedenis van Palestijnen en Joden. Door de actualiteit is het heel belangrijk dat je aanvoelt of uitzoekt welke verschillende perspectieven er leven onder de leerlingen. Afhankelijk van je doelen met een les kun je dan een bepaalde aanpak kiezen, waarin je bijvoorbeeld ruimte neemt om de perspectieven en emoties van leerlingen te bespreken of waarin je samen gaat onderzoeken welke historische ontwikkelingen een rol spelen in het huidige conflict.’
Welke vaardigheden moeten leerlingen ontwikkelen om gevoelige onderwerpen te bespreken in de les?
‘In mijn onderzoek komt heel duidelijk naar voren dat docenten het heel belangrijk vinden dat leerlingen leren omgaan met meerdere perspectieven. Een van de belangrijkste vaardigheden is dat leerlingen leren erkennen dat je verschillend ergens over kunt denken, en dat ze bereid zijn om dat ook van elkaar te horen. Docenten kunnen hierin faciliteren door ze te vragen waarop zij hun perspectief baseren en te kijken naar welk historisch bewijs er ligt zodat leerlingen de verschillende perspectieven ook leren begrijpen.’
Worden docenten daarin geholpen?
‘Er zijn allerlei lesmodules die zulke vaardigheden centraal stellen en die docenten kunnen gebruiken. Daarnaast zijn wij ook bezig met het ontwikkelen van nieuw lesmateriaal. Op het moment is bijvoorbeeld promovendus Gijs van Gaans bezig met een opdracht voor leerlingen waarbij ze bedenken welke objecten of mensen uit het verleden in een historisch museum gerepresenteerd moeten worden. Dat raakt dus aan de vraag van “wie ben ik nu?” en “wat vind ik belangrijk om te bewaren uit het verleden?”. Met zo’n opdracht leren ze hun eigen perspectief en dat van anderen beter te begrijpen, en wat dat dan vervolgens in de praktijk betekent voor musea.’
‘Daarnaast is promovendus Stephan Venmans een lesprogramma voor geschiedenisdocenten aan het ontwikkelen om leerlingen kritisch te laten nadenken over diverse perspectieven op het conflict in het Midden-Oosten. Daarin staan het herkennen van argumenten en kennisclaims in controverses, en de daarmee verbonden waarden, zoals rechtvaardigheid en veiligheid centraal. Het doel van het programma is dat ze inzien hoe verschillende waarden een rol spelen in conflicten, zoals het huidige conflict tussen Hamas en Israël. Deze vaardigheid is erg complex maar cruciaal voor leerlingen.’
Is het herkennen van desinformatie daar ook een onderdeel van?
‘Zeker. In de geschiedenislessen staat sowieso al centraal dat leerlingen een kritische houding ontwikkelen ten opzichte van informatie en historische bronnen; wat is dit voor informatie, van wie is de informatie afkomstig, en is de informatie betrouwbaar? Dat betekent ook dat je leerlingen moet leren herkennen wanneer iets desinformatie is en wanneer iets echt is.’
‘Voor docenten is dit thema erg ingewikkeld. Om desinformatie goed in beeld te hebben moet je namelijk ontzettend veel weten van een onderwerp. Met de aanslag op Israël door Hamas op 7 oktober was dat bijvoorbeeld heel lastig. Iedereen was aan het zoeken naar goede informatie. Tegelijkertijd kan het gebeuren dat leerlingen over het weekend heen over iets in kunnen zitten. Als docent kun je niet altijd direct weten of hun gevoelens gestoeld zijn op feiten of niet en hoe je die vervolgens in de les het best kunt kanaliseren. Docenten worstelen met vragen zoals “heb ik genoeg kennis?" of "kan ik voldoende achtergrondinformatie bieden aan de leerlingen?”. De Universiteit Utrecht heeft daar een mooi initiatief voor opgericht. Op de website terinfo.nl bieden ze met name bij onverwachte gebeurtenissen zoals op 7 oktober veel achtergrondinformatie en tips over hoe je daarmee als docent in de les aan de slag kunt gaan. Kennis hebben van dit soort initiatieven en weten hoe je ze kunt gebruiken, kan heel erg helpen om de avond van tevoren toch te zorgen dat je beslagen ten ijs komt.’