Slechts twee procent van de chemicaliën waaraan mensen dagelijks zijn blootgesteld is bekend, schatten UvA-onderzoekers. ‘Dat gebrek aan kennis is een gevaar voor de volksgezondheid.’
De mens heeft de afgelopen jaren, zowel bedoeld als onbedoeld, duizenden synthetische stoffen geproduceerd. Denk bijvoorbeeld aan voeding, cosmetica, medicijnen, kunststoffen, brandstoffen en de lucht die we inademen. Er zijn inmiddels zoveel chemicaliën, dat we van het overgrote deel niet eens weten dat ze bestaan.
En dat is een groot probleem, zeggen UvA-onderzoekers Saer Samanipour en Viktoriia Turkina (HIMS) die het onderzoek samen met onderzoekers van de University of Queensland (Australië) uitvoerden. Nu kennen we alleen de gevaren van bekende synthetische stoffen zoals PFAS, maar die groep is slechts twee procent ten opzichte van het totaal aantal synthetische stoffen.
Bias
‘In totaal zouden er zo’n 300.000 tot 800.000 synthetische stoffen bestaan, dat wil zeggen door de mensen gemaakt. Jaarlijks komen daar nog eens 1200 nieuwe stofjes bij,’ vertelt Turkina. ‘De productiesnelheid ligt veel hoger dan de snelheid van identificatie van die stofjes. En dat is erg zorgelijk,’ benadrukt Samanipour. De farmaceutische industrie, is namelijk gericht op kwaliteitswaarborging. De identificatie van willekeurige stofjes komt daardoor op de tweede plaats en daarmee ontstaat er een gebrek aan inzicht. ‘Het gebrek aan die kennis is een gevaar voor de volksgezondheid,’ aldus Turkina.
Vijftien tot twintig jaar geleden werd de zogenoemde ‘non-targeted analysis’ methode geïntroduceerd: een onwillekeurige meetmethode waarbij álle stoffen uit een monster werden gemeten. Maar dat bleek erg arbeidsintensief. Samanipour: ‘In een watermonster zitten zo’n drie- tot vierduizend potentiële stoffen. Het kostte toen maanden om erachter te komen wat één zo’n stofje is. Het hele monster analyseren kostte toen dus een hele carrièreloopbaan van één wetenschapper.’ Waarop Turkina vervolgt: ‘Om de analyse simpeler en sneller te maken zoeken wetenschappers gerichter op een bepaalde set aan stoffen. Daardoor ontstaat er een bias in het onderzoek en is er dus maar twee procent van de stoffen bekend.’
Risico’s voor de volksgezondheid
En dat is problematisch, volgens de onderzoekers. Er komt namelijk steeds meer wetenschappelijk bewijs dat de een sterke correlatie is tussen de blootstelling aan synthetische stoffen en chronische ziekten. De blootstelling aan PFAS staat in verband met de verminderde werking van difterie- en tetanusvaccins bij kinderen. De immuunrespons zou daardoor direct negatief worden beïnvloed. Daarnaast zou er een verband zijn met het gebruik van geneesmiddelen en orgaanspecifieke auto-immuniteit, met beschadiging van organen tot gevolg. Ook mentale problemen worden in verband gebracht met de blootstelling aan giftige stoffen, gezien het gebrek aan genetische onderlegging bij patiënten. Wie weet wat al die andere onbekende stoffen voor mogelijk negatieve invloed hebben op de volksgezondheid, waarschuwen de onderzoekers.
Daarom stippen de onderzoekers nu opnieuw de relevantie van de onwillekeurige analyse aan: de allesomvattende analysemethode om blootstelling aan chemische stoffen te onderzoeken. Deze methode moet dan wel verder ontwikkelend worden zodat deze sneller en effectiever is dan twee decennia geleden.
Volgens Samanipour en Turkina valt er veel winst te halen in de snelheid waarop stoffen op dit moment kunnen worden geïdentificeerd door te investeren in betere meetapparatuur. Momenteel is er geen extra subsidie voor onderzoek naar chemicaliën. ‘Wat dat betreft stelt de Nederlandse overheid zich passief op. Door niets aan dit probleem te doen, impliceert de overheid een gezondheidsrisico voor de maatschappij,’ aldus Samanipour. ‘Daarom vragen we de Nederlandse regering dus om meer financiering voor onderzoek en identificatie van chemicaliën.’