Een groene energietransitie die gebaseerd is op economische groei, helpt ons niet uit de klimaatcrisis. Daarvoor zal de wereld moeten ‘ontgroeien’, te beginnen met het rijkste deel ervan. Stadsplanners kunnen daarbij helpen, schrijft milieuplanningsexpert Federico Savini in zijn nieuwe boek Post-Growth Planning: cities beyond the market economy.
Bij binnenkomst in zijn kantoor op de Roeterseilandcampus begint Federico Savini, universitair hoofddocent milieuplanning, instituties en politiek, gelijk over de open brief in Folia waarin dertig wetenschappers van de Faculteit Natuurwetenschappen, Wiskunde en Informatica zich verzetten tegen het UvA-besluit om voorlopig geen nieuwe samenwerken te starten met de fossiele industrie.
Bent u het eens met die brief?
‘Nee, we moeten stoppen met investeringen in Shell en alleen nog investeren in wat zinvol is. De afgelopen veertig jaar is er geïnvesteerd in mainstream duurzame strategieën die we ‘groene groei’ noemen. Daarin zit de aanname dat je de economische groei – wat we meten in BBP (bruto binnenlands product) - los kunt koppelen van milieuvervuiling, CO₂-uitstoot en materiaaluitputting. Het resultaat is nul: het levert niets op. Dat laten onderzoeken in verschillende wetenschappelijke vakbladen zien. We moeten dus een andere weg inslaan.’
Dat brengt ons uw boek ‘post-growth planning’. Maar voor we daarheen gaan, hoe lang bestaat het idee van een op groei gerichte economie eigenlijk al?
‘Het groei-denken is ontstaan uit de klassieke economie: het idee dat de economie los staat van de ecologie. Na de Tweede Wereldoorlog zijn regeringen gaan investeren in BBP-groei om inkomen te genereren en daarmee ook welzijn. Inmiddels werkt het niet meer. BBP is alleen een maat voor welzijn, geluk en tevredenheid tot een bepaald punt. Zo is het welzijn van de VS gelijk aan Colombia, terwijl het BBP in de VS veel hoger is. Daarnaast is economische groei schadelijk voor het milieu, het zorgt voor sociale verdeeldheid, burn-out, stress, en ongeluk. De economie moet zich richten op welzijn en het milieu. Dat lijkt simpel, maar het verandert ons hele systeem.’
Hoe ziet een wereld zonder economische groei er concreet uit? Wat is er wel en wat niet?
‘Het gaat erom om de obsessie met BBP op te geven en te kijken naar wat we nodig hebben. Het zal gaan om welzijn, gezondheid, zorg en een gezond milieu. Daarvoor moeten we minder produceren en minder consumeren. En minder dingen doen die niet nodig zijn, zoals regelmatig vliegen. Het argument is vaak dat het nodig is voor de economie.’
En omdat mensen het leuk vinden.
‘Nee, wie vindt vliegen leuk?’
Mensen vinden het leuk om bijvoorbeeld op vakantie te gaan.
‘Ik heb het niet over mensen die twee keer per jaar naar Ibiza vliegen, maar over de mensen die voor vijftig kilometer twee keer per dag het vliegtuig pakken. Zestig procent van alle vluchten worden gemaakt door tien procent van de mensen die vliegen. Het probleem is niet het gezin uit de middenklasse die een paar keer per jaar vliegt. Een miljonair consumeert miljard keer zoveel als een gemiddeld persoon. De rijkste tien procent van de mensen in Europa consumeert vijf keer meer dan de armste vijftig procent. Extreme rijkdom heeft een enorme milieu-impact. Daar moeten we iets aan doen.’
Ik denk vaak, wat kan ik anders doen in mijn leven?
‘Dat is het grote misverstand van het postgroei-debat in dit land op het moment: dat iedereen moet consuminderen en inleveren op de kwaliteit van leven. Het is het resultaat van vijftig jaar neo-liberaal en groei-afhankelijk denken: we denken dat we allemaal even verantwoordelijk zijn. Maar dat klopt niet, alleen de rijke mensen moeten ontgroeien, niet de lagere middenklasse. De armere sociale klasse moeten toegang krijgen tot meer middelen om hun welzijn te verbeteren. Postgroei, degrowth of “ontgroei” is in eerste instantie een sociaal project. Voor een beter klimaat moeten we de schuld en de verantwoordelijkheid eerlijk verdelen.’
Deze ideeën spreken superrijke mensen waarschijnlijk niet aan.
‘Nee, dat klopt, maar de meerderheid van de mensen is niet superrijk. Dus in een democratie kun je dat regelen.’
Hoe gaat u dat aanpakken?
‘We moeten beginnen met kennis en bewustzijn creëren, in de media en het onderwijs. Vervolgens moeten we op een democratische manier een strategie ontwikkelen doormiddel van overleg op verschillende manieren en niveaus, zoals inspraakavonden, over wat moet worden verminderd, en wat moet worden verbeterd. We moeten vragen stellen, zoals wat is te rijk? Wat denk je dat te veel is? En welke diensten heb je nodig om gezond en gelukkig te zijn? We moeten mensen bewustmaken van hun eigen consumptiepatroon. Op scholen moeten we kinderen uitleggen dat we minder moeten consumeren en voldoening moeten vinden in niet-materiële waarden.’
Dus de middenklasse moet toch gaan consuminderen?
‘Het gaat erover dat je mensen vertelt dat je niet alles kunt consumeren voor altijd. En dat er grote overdaad is in onze economie, die niet iedereen ten goede komt en moeten worden teruggedrongen. Je maakt mensen bewust dat excessief veel consumeren niet ethisch is.’
Ook stadsplanning is nauw verbonden met economische groei, schrijft u in uw boek. Leg uit.
‘Sinds de jaren tachtig zijn steden de motoren van economische groei. Vastgoed en R&D zijn een belangrijke bron van inkomsten. Zeshonderd steden zijn verantwoordelijk voor twee derde van de wereldeconomie. Dat is het resultaat van stadsplanning. Planners ontwerpen steden zo, dat ze banen, zakencentra en winkels aantrekken. Daarmee zijn steden minder leefbaar geworden, is er weinig natuur en contact met dieren.’
Wat zou postgroei stadsplanning betekenen voor een stad als Amsterdam?
‘Dat betekent investeren in de economie van zorg, onderwijs, welzijn, en regeneratie. Meer cultuur, meer ziekenhuizen, meer scholen, meer universiteiten, meer biodiversiteit. Daarvoor zijn mensen en banen nodig, maar niet zoveel materialen. En het betekent de-investeren in activiteiten die schadelijk zijn voor het milieu, zoals grote vliegvelden, fossiele brandstoffen. De haven van Amsterdam bijvoorbeeld zal een transitie moeten ondergaan. Geen luxehuizen, maar huizen voor families, minder snelwegen, meer publiek transport. Lege kantoren gebruiken voor andere doeleinden, ga zo maar door.’
Het klinkt als een linkse politieke agenda.
‘Nee, mainstream linkse politiek focust zich alsnog op groei, vaak met het idee dat het banen oplevert. Maar in een post-groei wereld zijn er juist veel banen, die beter zijn en gelijker verdeeld. Terwijl automatisering op Schiphol juist banen vermindert. Dus moeten we zorgvuldig kiezen in welke banen we investeren.’
Hoe kun je steden zo bouwen dat het leidt tot minder consumptie?
‘Mensen consumeren niet zomaar minder. Daarvoor moeten ze zich of bewust zijn, of de ruimte moet uitnodigen om andere dingen te doen. Als er alleen maar winkels zijn in een stad, gaan mensen winkelen. Is er overal kunst, dan gaan mensen naar het theater. Postgroei planners denken hierover na en ontwerpen een groene ruimte, waarin ontmoeting centraal staat en consumptie niet wordt aanmoedigt.’
Toch zullen linkse politieke partijen die ideeën eerder omarmen.
‘Ja, dat klopt. Maar waarom zou dat beteken dat liberalen in het midden de ideeën niet ook kunnen aanspreken? Als ik bijvoorbeeld de manager was van de haven van Amsterdam dan zou ik me zorgen maken over de toekomst. Door klimaatverandering gaat de zeespiegel stijgen, zijn er hogere kosten en minder materialen. Ik zou overwegen om te investeren in een andere economie, ook al was ik rechts en liberaal. Voor de economie van de toekomst moeten we de-investeren in bepaalde sectoren en investeren in andere. De wetenschap is heel duidelijk: klimaatverandering gaat catastrofale gevolgen hebben. Daarom hebben we democratische degrowth nu nodig. ’
Federico Savini, António Ferreira, Kim von Schönfeld, Post-Growth Planning Post-growth planning: cities beyond the market economy. (Routledge, 2022) Prijs: € 40,50.