Natuurjournalist Kirsten Dorrestijn is gefascineerd door dieren zoals hommels en hazen. Ze schreef er een boek over. Folia ging met haar op pad rondom Roeterseilandcampus. ‘Je kunt voor dieren net zoveel liefde voelen als voor mensen.’
‘Voor mooie of interessante dieren hoef je niet naar de andere kant van de wereld’, zo staat op de kaft van Dorrestijns debuut: Het boek van de kleine dieren (en de wat grotere). Ze zijn zelfs in de binnenstad van Amsterdam te vinden, rondom de universiteit waar Dorrestijn Nederlands studeerde.
Nog voor we de brug over zijn bij Roeterseilandcampus ga ik gelijk al de fout in: ik loop veel te hard om dieren te zien. Dorrestijn: ‘Je moet eigenlijk heel langzaam lopen, vooral om insecten te zien. En dan ook even stil blijven staan.’
Na een korte ontmoeting met een reiger, die er vrij snel vandoor ging, blijkt al snel dat het vooral de kleinere dieren zijn die Dorrestijns aandacht trekken. Bij de eerste groenstrook knielt ze neer, begroet ze de hommels en weet ze de beestjes zelfs te aaien. ‘Dat is de aardhommel met een wit kontje’, wijst ze aan. ‘Dat weet ik toevallig. Verder ben ik niet echt zo’n kenner, ik vind het gewoon superleuk om naar ze te kijken. Welke kleuren ze hebben en hoe ze een bloem inkruipen. Ze zijn zo lekker onverstoord aan het werk.’
Ook leer ik over de gele uitstulpsels op de poten van de hommel. ‘Dat zijn stuifmeelklompjes, dat vind ik ook heel leuk om te zien. Dat zijn een soort zakjes, en daar stopt de hommel zo dat stuifmeel in. Dat brengt hij dan naar z’n nest voor de larven.’
Na haar studie Nederlands rolde Dorrestijn direct in het freelancejournalistschap en schreef ze ook voor Folia. Maar algauw ging dat niet meer zo makkelijk. Hoewel ze dolgraag wilde schrijven, wist ze niet waarover. Tot ze in de tuin van haar vader een bunzing zag. ‘Vanaf dat moment wist ik honderd procent zeker dat ik over de natuur wilde schrijven. En ook dat ik dat waarschijnlijk de rest van mijn leven ging doen.’
Sinds zeven jaar schrijft Dorrestijn enkel nog over Nederlandse dieren, planten en natuurgebieden. In haar boek gaat ze met ecologen op pad om te ontdekken hoe het met de dieren in Nederland gesteld is.
‘En, hoe is het met de dieren gesteld?’, vraag ik haar, terwijl we voor een groenstrook met bloemen staan. ‘Niet zo goed. Met sommige soorten gaat het wel goed, maar met de meesten gaat het toch wel heel slecht. Het aantal hazen is de afgelopen zeventig jaar met vijftig procent afgenomen, het aantal egels zelfs de afgelopen tien jaar. Het gaat slecht met de kikkers en padden, het aantal vlinders is de afgelopen dertig jaar met vijftig procent afgenomen. Als dat zo doorgaat zien onze kinderen bijna geen dieren en insecten meer, ben ik bang.’
Tijdens het schrijven van het boek drong dat steeds meer tot haar door. ‘Ik raakte echt somber na een tijdje, dat we al die dieren verliezen. Door zoveel stukken achter elkaar te schrijven over allerlei verschillende dieren, word je wel echt met je neus op de feiten gedrukt.’
Er vliegt een grote vlieg langs die me voorkomt als een bij. ‘Het is een zweefvlieg,’ weet Dorrestijn. ‘En het zou best wel eens de stadsreus kunnen zijn. Die zien er ook heel leuk uit, heel wollig, bijna net zo leuk als hommels,’ laat ze zich ontvallen. En dat wil wat zeggen voor iemand als Dorrestijn.
Ze ontdekte de stadsreus pas een paar jaar geleden, toen ze net was bevallen. ‘Dan ben je de hele dag met een baby en dan maak je endorfine aan. Toen ik na een paar maanden voor het eerst weer op reportage ging met een zweefvliegdeskundige, merkte ik dat ik precies dezelfde hormonen aanmaakte voor de zweefvlieg. Ik voelde echt die liefde stromen voor zo’n klein beestje. Een soort gelukshormonen en het gevoel dat je ervoor wilt zorgen. Je kunt echt voor dieren net zoveel liefde voelen als voor mensen.’
Sinds het boek maakt Dorrestijn zich veel zorgen over alle dieren die we verliezen. ‘We zijn met zoveel mensen en iedereen is met andere dingen bezig. Met shoppen, reisjes…’ Op dat moment komt er een horde toeristen met rolkoffers langs. ‘De meeste mensen zijn zo bezig met hoe ze de nieuwste gadgets kunnen krijgen,’ gaat ze verder. ‘Ik vond het ook wel soort van nobel van mezelf, dat ik de ruimte heb om me zorgen te maken over het grotere plaatje, de natuur en de biodiversiteit. Mijn vader zei toen: ‘Als jij je al geen zorgen maakt, wie doet het dan?’
Voor elk dier dat Dorrestijn in haar boek bespreekt geeft ze tips over hoe we het dier kunnen helpen. ‘Als mensen nu allemaal gaan inzien dat ze hun tuin goed moeten inrichten’, zegt Dorrestijn. ‘Dan zou dat ontzettend helpen. Het schijnt dat we het tij nu nog kunnen keren. Insecten kunnen zich zo snel reproduceren dat ze misschien nog wel op kunnen krabbelen. Dus zoek een biologische kwekerij op en vraag om planten die goed zijn voor insecten.’
Dorrestijn weet al waar haar volgende boek over zal gaan: over de dieren in Amsterdam. Ze heeft al twaalf stukken liggen over onder meer de vos, de ringslang en de ijsvogel. Maar eerst gaat ze het hele land door om haar eerste boek te presenteren. Zo is er een hommelexcursie in Den Haag, een libellensafari in Leersum, hazen op een vroege ochtend bij Zwolle en lieveheersbeestjes in Apeldoorn. ‘Dan vertel ik eerst wat over mijn boek en dan gaan we op jacht, de natuur in.’
Kirsten Dorrestijn, Het boek van de kleine dieren (en de wat grotere). Thomas Rap, € 21,99.