Niks meer missen?
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief!
Foto: Caleb Jones (Unsplash)
wetenschap

Hoe help je een gezin dat een kind kreeg dankzij een draagmoeder en eiceldonatie?

Sija van den Beukel,
5 april 2022 - 10:36

Steeds meer stellen kunnen een gezin stichten door draagmoederschap met eiceldonatie. Om deze nieuwe gezinnen zo goed mogelijk te begeleiden gaat een consortium onder leiding van UvA-hoogleraar Henny Bos de wensen van deze nieuwe gezinnen gedurende zes jaar in kaart brengen. ‘In de media lees je vooral de rampverhalen over draagmoederschap.’

Bij traditioneel draagmoederschap draagt een draagmoeder een kind voor de wensouders met spermacellen van een wensvader en haar eigen eicel. Er is echter ook een andere manier: draagmoederschap met eiceldonatie. In dat geval is de draagmoeder niet de biologische moeder van het kind maar vindt de bevruchting plaats via IVF: de eicellen van de wensmoeder of een eiceldonatrice worden in het laboratorium bevrucht met de zaadcellen van de wensvader.

 

Deze tweede vorm van draagmoederschap is sinds 2020 ook toegankelijk voor homostellen en transgender personen. Voor homostellen is een gezin daardoor een stuk bereikbaarder geworden. Voorheen moesten ze daarvoor naar Canada of de Verenigde Staten en liepen de kosten – voornamelijk voor artsen en advocaten – al snel op tot 200.000 tot 400.000 euro. In twee klinieken in Nederland kunnen zij nu ook gebruikmaken van hoogtechnologisch draagmoederschap: in het Amsterdam UMC (voorheen VUmc) en in fertiliteitskliniek Nij Geertgen in het Brabantse Elsendorp.

Hoogleraar Henny Bos

Het is wettelijk verplicht gesteld dat er counseling plaatsvindt bij hoogtechnologisch draagmoederschap, zowel vóór, tijdens als ná de zwangerschap. Een consortiumHet consortium bestaat uit de UvA, het Amsterdam UMC, Maastricht University, Universiteit Utrecht en fertiliteitskliniek Nij Geerten en verschillende maatschappelijke organisaties. onder leiding van de UvA gaat richtlijnen voor die counseling opstellen, op basis van onderzoek waarbij ze de nieuwe gezinnen zes jaar gaan volgen. Daarna is nog twee jaar ingepland om de richtlijnen om te zetten tot trainingen. Vorige week vrijdag ontving het consortium, onder het penvoerderschap van UvA-hoogleraar Sexual and Gender Diversity in Families and Youth Henny Bos, 1,1 miljoen euro subsidie van de Nationale Wetenschapsagenda (NWA). ‘We staan echt te trappelen om te mogen beginnen,’ zegt Bos. ‘Het is nu of nooit. Wil je de echte pioniers die we nu gaan krijgen vanaf het begin af aan volgen, dan moet je geen vijf jaar meer wachten.’

 

Niet staan te springen
Bos wil alle betrokkenen meenemen in het onderzoek. Niet alleen de wensouders maar ook de draagmoeders, eiceldonatrices en later ook het kind. Bos: ‘Ook draagmoeders krijgen te maken met reacties van hun omgeving, zoals: hoe kun je na een zwangerschap je kind afstaan? En vanuit het perspectief van de ouders: ga je contact houden met de draagmoeder en eiceldonatrice? En op welke leeftijd vertel je je kind over hoe ze tot leven is gekomen?’ Sommige wensouders, draagmoeders en eiceldonatrices zullen misschien niet staan te springen om de counseling te ondergaan en zullen het misschien ook wel bevoogdend vinden, weet Bos. ‘Het gaat voor ons wel een uitdaging worden om mensen ervan bewust te maken dat je over dit soort dingen vooraf moeten nadenken.’

‘Ook draagmoeders krijgen te maken met reacties van hun omgeving, zoals bijvoorbeeld hoe kun je na een zwangerschap je kind afstaan?’

Dat het belangrijk is om je kinderen voor te bereiden op negatieve reacties die ze kunnen krijgen, blijkt uit Amerikaans onderzoek onder 17-jarige kinderen die door middel van spermadonatie bij een lesbische ouder of lesbisch stel zijn geboren. Kinderen die door hun moeders waren voorbereid op reacties van homonegativiteit en de heteronormatieve samenleving, ondervonden er geen negatief effect van. Dat gebeurde wel wanneer hun moeders hen hier niet op voorbereidde.

 

Wat die voorbereiding inhoudt, onderzocht Bos in Nederland, door open vragen te stellen aan kinderen van dezelfde leeftijd. Die kinderen ontvingen de volgende adviezen van hun ouders: altijd iemand in de omgeving opzoeken met wie je erover kunt praten. De confrontatie aan gaan met diegene die een negatieve opmerking maakt. Laten zien dat je ook een normaal gezin bent. Daarnaast legde sommige ouders kun kinderen ook uit waarom andere mensen anders denken. Welk advies uiteindelijk het beste werkt, gaat het consortium onderzoeken.

 

Rampverhalen
Daarnaast wil Bos ook het stigma op draagmoederschap tackelen. ‘In de media lees je vooral de rampverhalen over draagmoederschap,’ zegt Bos. ‘Dat een draagmoeder na de zwangerschap het kind niet terug wil geven aan de ouders. Maar dat komt zó ontzettend weinig voor. Mensen vinden het moeilijk te bevatten hoe een vrouw zwanger kan zijn en het kind daarna afstaat. Terwijl draagmoeders juist zeggen: wij geven het kind terug aan de ouders.’