Niks meer missen?
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief!
Foto: Wessel de Groot (KRO-NCRV)
wetenschap

Bingewatchen | ‘Fien wil haar broer wegdoen, ze wil hem dood’

Sterre van der Hee,
26 februari 2021 - 12:08
Betreft
Deel op

Tijdens de coronacrisis kijken we meer dan ooit. In de rubriek Bingewatchen met UvA’ers vragen we UvA-medewerkers om een film of serie te kijken die verband houdt met hun vakgebied. Deze keer: bijzonder UvA-hoogleraar en psychoanalyticus Frans Schalkwijk (64) over Mijn kleine grote broer, een jeugdserie over een meisje dat liegt dat haar broer – die een verstandelijke beperking heeft – niet bestaat.

Wat vond u van de serie? 

‘Heel goed, ik zou ’m een 8,5 geven. Er wordt mooi uitgelicht hoe het is voor een kind om te leven met een broer met een verstandelijke beperking, en hoe een kind naar zo’n situatie kijkt. Het gaat allemaal over de vraag: mag je bepaalde gedachten hebben? Durf je te denken wat je voelt? Dat zit al in de intro. Zo duwt Fien haar broer zogenaamd uit een vliegtuig en schiet ze hem het heelal in met een raket. Hij moet weggemaakt, weggedaan. Het komt erop neer dat ze haar broer dood wil hebben. De serie ligt heel dicht bij de realiteit, daarom is het zo goed.’

Het verhaal van Mijn kleine grote broer

In de jeugdserie Mijn kleine grote broer (KRO-NCRV) groeit de 12-jarige Fien (Sharai Troostwijk) op met haar broer Luuk (Nick Golterman), die een verstandelijke beperking heeft. Thuis staat alles in het teken van haar zorgintensieve broer. Als Fien naar de middelbare school gaat besluit ze daar haar leven thuis geheim te houden. De serie wil op een luchtige manier aandacht vragen voor kinderen die opgroeien met een zorgintensieve broer of zus.

 

Regie: Iris Hogendoorn 

Cast: Sharai Troostwijk, Nick Golterman, Michiel Kerbosch, Kees Boot e.a. 

Duur: 8 afleveringen, 8 minuten per aflevering 

Kijk via: NPO Plus

Later doet ze hem ook ‘weg’: in de brugklas liegt ze dat ze enig kind is. 

‘Pubers en kinderen liegen om een wereld die zij als onaangenaam ervaren een beetje beter te maken. Ze zijn dus niet per se slecht: als een puber over zulke dingen liegt betekent het eigenlijk dat hij of zij het er heel moeilijk mee heeft. Bij Fien werkte het eventjes prachtig, zo was ze die broer tenminste kwijt. Zelf zie ik als psychotherapeut regelmatig mensen die ook een broertje of zusje hadden met een lichamelijke of verstandelijke beperking. Meestal lijden ze daaronder omdat ze vinden dat ze die gedachten als “ik wou dat-ie dood was” niet mogen hebben. Later worden zulke kinderen vaak heel braaf en zorgzaam, ook om de ouders te ontlasten, want die “hebben het al zwaar genoeg.” Ze cijferen zichzelf weg.’ 

 

Hoe vindt u dat Fien met de situatie omgaat?

‘Zij cijfert zichzelf niet weg. Ze denkt eerder: nu is het afgelopen. Ik ben verdorie bijna dertien en nu moet dat irritante broertje weg. Daarom besluit ze ook om na schooltijd te gaan chillen met vriendinnen en om niet naar huis te gaan om op haar broer te passen. Die gevoelens zijn valide, maar meestal zeggen kinderen zoiets niet of durven ze het niet eens te denken. Dat is lastig, want die boze gedachten horen natuurlijk ook bij je gevoelens. Een broer met een verstandelijke beperking brengt sowieso veel tegenstrijdige gevoelens met zich mee: Fien is jaloers op de aandacht die hij krijgt, maar dat is ook raar, want hoe kun je jaloers zijn op een iemand met zo veel minder mogelijkheden? Tegelijkertijd is ze kwaad: zit zij net boeken te kaften, moet hij haar weer pesten met een scheetkussen. En ze schaamt zich voor hem als ze hem tegenkomt terwijl ze met een vriendin aan het shoppen is.’

 

Ik kan me voorstellen dat al zulke tegenstrijdige gevoelens ook sporen nalaten in het volwassen leven. 

‘Ja, je kunt jezelf een heel slecht mens voelen als je zulke dingen over je familie denkt en voelt. Sommige mensen krijgen daardoor problemen: ze mogen van zichzelf niet slagen in het leven – geen baan vinden, geen partner, niet afstuderen – omdat ze zulke nare gedachten over het broertje of zusje hebben gehad.

Het komt ook voor dat de ouders dat hebben aangejaagd, die hebben dan bijvoorbeeld gezegd dat ze blij en dankbaar moesten zijn dat alles bij hen wél gemakkelijk en vanzelf ging. Als volwassene kun je daar boos en wrokkig over zijn. Ik denk trouwens dat het met Fien wel goed zou moeten komen: het is een leuk kind, sociaal, misschien licht verlegen. Je zou verwachten dat zij het wel redt.’ 

 

(Tekst loopt door onder de video) 

Het broertje is in de serie verstandelijk gehandicapt en heeft een mentale leeftijd van vijf of zes jaar. Hij heeft ook autisme. Klopt dat een beetje met hoe de makers het uitbeelden, vindt u? 

‘Vijf of zes vind ik oud, zeker omdat hij zoveel bezig is met scheten. Ik zou vier jaar zeggen. Het autisme hebben de makers erin gestopt door hem repeterende bewegingen te laten maken, en ook dat is buitengewoon goed gedaan. Dat hij zijn beperking acteert verrast me, want het was levensecht.’

‘Dat hij zijn beperking acteert verrast me, want het was levensecht’ 

Zou de serie kinderen in een soortgelijke situatie iets kunnen leren? 

‘Zeker, niet alleen de kinderen, maar ook de ouders. Ik keek laatst met mijn kleinkinderen naar Taarten van Abel, dat ging over depressie, maar heel bedekt en lieflijk gepresenteerd allemaal. Dit is veel realistischer neergezet, je zou het zo als voorlichtingsmateriaal kunnen gebruiken, alle problemen zitten erin.’

 

Heeft u nog tips voor mensen die meer films of series willen zien waarin soortgelijke problematiek wordt behandeld? 

‘Ik ben geen filmganger, maar er zijn veel boeken over deze problematiek. Ik heb zelf er ook een boek over geschreven. Onvolmaakt tevreden, omgaan met je innerlijke criticus. Verder schrijft Esther Gerritsen veel over zulke thema’s. Haar boek Superduif gaat over een meisje dat zichzelf beschadigt en droomt dat ze ’s nachts als duif bepaald onheil kan voorkomen door op het goede moment ergens voorlangs te vliegen, zodat mensen niet iets anders doen. Als het broertje van haar vriendin een motorongeluk krijgt, voelt ze zich schuldig dat ze niet heeft ingegrepen.’

Lees meer over