Onderbuikgevoelens bestaan echt. UvA’ers Bert Bakker, Gijs Schumacher en Matthijs Rooduijn hebben voor het eerst wetenschappelijk aangetoond dat mensen fysiek reageren op sommige politieke uitspraken. De theorie dat ze aan de rechterkant van het politieke spectrum heftiger zijn dan aan de linkerkant verwijzen ze meteen naar de prullenbak. ‘Hoe verder mensen zich op de uiteinde het politieke spectrum bevinden, des te meer opwinding ze ervaren.’
Met hun laboratorium in kratjes reisden ze door heel Nederland, stonden op Lowlands, in het Beeld & Geluid museum, op de Tilburgse kermis, bij de TT in Assen en op de EO-jongerendag. Dit alles om maar een diverse groep deelnemers te krijgen voor hun onderzoek naar de rol van emoties bij politiek.
Eerste fysiologische onderzoek
Het meten van onderbuikgevoelens van de burgers, daar beten communicatiewetenschapper Bakker, en politicologen Schumacher en Rooduijn zich vijf jaar geleden in vast. Toentertijd ontdekten ze dat, ondanks het volume aan theorieën en vooroordelen over politieke overtuigingen en emoties, deze emoties nog niet eerder écht waren gemeten in onderzoek. Schumacher: ‘Er zijn wel onderzoeken geweest waarin respondenten zelf moeten invullen hoe ze zich voelen naar aanleiding van bepaalde standpunten. Deze zelfrapportages geven niet per se een waarheidsgetrouw beeld van de emoties, maar eerder van de politieke identiteit van de persoon. Als iemand zich identificeert als links, dan zal degene hoogstwaarschijnlijk zeggen boos te worden over anti-immigratiestandpunten.’
Om het probleem van sociaal-wenselijke antwoorden te omzeilen gebruikten de UvA’ers fysiologisch meetbare waarden om het onderbuikgevoel te meten, vertelt Bakker. ‘Deelnemers kregen plakkers op de vingertoppen om te meten of ze meer gaan zweten om zo opwinding te meten. Verder kregen ze stickers op hun borst voor de hartslag en om eventueel fronsen of lachen te meten hadden ze op de wangen en net boven de wenkbrauwen stickers die het samentrekken van de spieren meten.’
Lowlands
'We wilden voorkomen dat we in ons onderzoek slechts UvA-studenten als respondenten hadden, dat is een homogene groep.’ Ze hadden mensen kunnen uitnodigen op de universiteit, maar het leek de onderzoekers makkelijker zelf mensen op te zoeken. 'Als mensen langs lopen op Lowlands of in een museum, dan zijn de mensen heel enthousiast en praten ze nog graag even met ons na.’
Die keuze maakte het werk er soms niet makkelijker op. Schumacher: ‘In principe paste ons lab in kratjes, maar bij de kermis stonden we bijvoorbeeld gewoon op straat en moesten we ook alle stoelen en tafels meezeulen. Ook het plakken van stickers op bezwete gezichten in een snik hete Lowlands-tent was niet altijd ideaal.’
Geen Jesse Klaver
Nadat de deelnemers een vragenlijst over hun politieke voorkeur hadden ingevuld en alle stickers waren vastgeplakt, kregen de deelnemers naar acht willekeurige linkse of rechtse filmpjes te zien. Bakker: ‘We kozen ervoor geen bestaande campagnefilmpjes of speeches, maar zelf filmpjes te maken met dergelijke retoriek en standpunten, anders zou het ook gaan om welke reactie Jesse Klaver bijvoorbeeld oproept bij mensen.’
Met hun onderzoek hopen ze bestaande vooroordelen over de verschillen tussen links en rechts weg te nemen, vertelt Bakker. ‘Vaak heerst er een beeld dat mensen met een rechtse opvatting minder rationeel stemmen. Het zouden bozere en bangere burgers zijn. Bovendien wordt het ervaren van emoties in verband met politiek vaak als irrationeel gezien. Bepaalde groepen zouden zo in de armen van bepaalde politici worden gedreven.’
Extreme standpunten
Uit hun onderzoek blijkt dat mensen inderdaad onderbuikgevoelens ervaren, maar dat gebeurt niet alleen bij mensen die zich als rechts identificeren, vertelt Schumacher. ‘Het blijkt dat hoe meer mensen zich op het uiteinde van het politieke spectrum bevinden, des te meer opwinding ze ervaren bij het horen van de tegengestelde standpunten in de filmpjes. Dit geldt dus voor zowel de linker- als de rechterkant.
Niet alleen hadden mensen met een extremere mening vaker zweethanden, ook was hun frons dieper dan bij mensen die gematigder waren of überhaupt minder kennis hadden van politiek, vertelt Schumacher: ‘Bij het horen van een tegengestelde mening vertoonde de groep met sterkere attitudes dus ook sterkere fysiologische reacties, maar deze waren ook daadwerkelijk negatiever. Verder hinten de resultaten ernaar dat deze groep, als we ze een tweede keer vroegen naar hun opvattingen, vaker van mening veranderden. Ze werden extremer of gematigder, maar hoe dit precies werkt moeten we nog verder onderzoeken.’
Met emoties en politiek zijn de onderzoekers voorlopig nog niet klaar, laat Schumacher weten. ‘We zien dit als een startpunt en willen nu specifieker onderzoek gaan doen. We zijn al bezig met vervolgonderzoek waarin we kijken van welke taal mensen nou fysiek walgen, angstig of boos worden. Hierbij kijken we specifiek naar welke woorden dat doen.’