UvA’er Linda Geven deed onderzoek naar geheugendetectie – niet te verwarren met leugendetectie – en komt tot de conclusie dat we het ook in Nederland tijdens politieonderzoek moeten gaan gebruiken. ‘Je kunt de resultaten niet gebruiken als bewijs in een rechtszaak, maar wel als een beginnetje van de puzzel.’
In veel landen, waaronder België en Amerika, gebruikt de politie leugendetectie tijdens verhoren. Veel wetenschappers zijn daar echter sceptisch over. ‘Bij leugendetectie gaat de politie uit van de verkeerde aanname, namelijk dat onschuldigen alleen fysiek zullen reageren wanneer ze vragen met een alledaagse leugen beantwoorden, en niet wanneer ze vragen over zoiets als een moord moeten beantwoorden,’ vertelt Linda Geven. Zij promoveerde deze maand op een onderzoek naar geheugendetectie. ‘Een onschuldige kan ook reageren op dingen die met de moord te maken hebben, hoewel hij of zij daar helemaal niet bij betrokken is.’
Met reageren bedoelt Geven dat iemand een verandering in hartslag, ademhaling en huidgeleiding krijgt, factoren die allemaal tijdens zo’n detectie worden gemeten. Bij huidgeleiding moet je denken aan zweethandjes die je krijgt wanneer de emotie hoog oploopt. Dat gebeurt vaak sowieso bij ondervragingen en ook als je iets hoort wat je kent, zoals je naam.
Anders dan leugendetectie
Bij geheugendetectie – waarbij je wel dezelfde fysiologische metingen uitvoert – is dit anders, vertelt Geven. ‘Daarbij krijgt de ondervraagde eerst een zin te zien, bijvoorbeeld: “Hoe is het slachtoffer vermoord?” Hierna volgen vijf opties die allemaal even plausibel zijn, zoals: “neergestoken”, “neergeschoten”, “gewurgd”, “vergiftigd”, “geslagen”. Je krijgt deze opties achter elkaar op het scherm te zien. Ondertussen wordt gemeten hoe je daar fysiek op reageert wanneer je elke optie met nee beantwoordt. Vaak wordt er gevraagd om overal nee op te zeggen, zodat mensen alert blijven en de reactie van schuldigen versterkt wordt.’
Toch kan het ook bij geheugendetectie zo zijn dat onschuldigen fysieke reacties vertonen bij onderwerpen die met een moord of een andere misdaad te maken hebben. ‘Ze kunnen al informatie vanuit de media of politie hebben opgepikt,’ zegt Geven. ‘Maar gedetailleerde vragen die bijvoorbeeld gaan over met welk merk auto een verdachte na een bankoverval is gevlucht, kunnen dit goed tegenwerken.’
Valsspelen
Dat ontdekte Geven in het lab waar ze mensen uit zichzelf vals liet spelen in plaats van dat ze hen de opdracht gaf om dat te doen. ‘Bij mijn onderzoek moesten mensen meedoen aan een quiz. Als ze alle vragen van de quiz goed hadden, kregen ze vijf euro als beloning. Ze kregen hierbij ook twee vragen die ze haast niet zelf konden beantwoorden, zoals: “Wie heeft ooit het woord dinosaurus bedacht?” Sommigen gingen uit zichzelf op Google op zoek naar het antwoord. Toen we ze na de quiz ondervroegen met behulp van geheugendetectie, zagen we dat de valsspelers fysiek meer reageerden op de juiste antwoorden van de onmogelijke vragen, en minder op andere antwoordmogelijkheden.’
Amerikaanse verhoortechniek
Verder deed Geven ook onderzoek naar valse bekentenissen, waar ze haar verhoorvaardigheden die ze tijdens een cursus in Amerika heeft opgestoken goed kon gebruiken. ‘Daar heb ik geleerd hoe je dus echt niet moet verhoren. Amerikaanse verhoorders voeren de druk op, bedenken zelf scenario’s en gaan daar verder over door. Het is echt een monoloog die ze tegen de verhoorde houden. Ze hebben het alleen maar over wat er volgens hen gebeurd moet zijn. Degene die wordt verhoord komt helemaal niet aan het woord.’
‘Tijdens het onderzoek gebruikten mijn collega’s en ik die techniek om mensen in het lab te verhoren. Proefpersonen kregen een test waarbij ze samen met een acteur in een ruimte zaten. Die acteur vroeg of ze wilden samenwerken terwijl dit niet mocht. Na de test beschuldigden we iedereen ervan dat ze hadden samengewerkt, ook als ze dat niet hadden gedaan. We vroegen ze om een bekentenis af te leggen. Hierbij waren de valse bekentenissen – zeggen dat je inderdaad hebt samengewerkt, ook al was dit niet geval – niet van ware bekentenissen te onderscheiden. Op papier zagen ze er allemaal hetzelfde uit. Maar toen we geheugendetectie toepasten, bleek dat de ene groep, die werkelijk had samengewerkt, wel daderkennis had en de andere groep niet. Ze reageerden fysiek niet hetzelfde.’
Valse bekentenissen zijn niet te herkennen
In Amerika gebruiken ze de monoloog-verhoormethode nog steeds. ‘Dit onderzoek laat zien dat dit problematisch is,’ vertelt Geven. ‘Valse bekentenissen zijn namelijk niet van ware bekentenissen te onderscheiden. Daarnaast blijkt uit onderzoek in Amerika dat van de mensen die onterecht veroordeeld zijn, 25 procent een valse bekentenis aflegde.’
In Japan is geheugendetectie al bij vijfduizend zaken gebruikt. Ondervraagden mogen echter weigeren deel te nemen. De Nederlandse politie moet ook geheugendetectie gaan gebruiken, vindt Geven. ‘Degene die de detectie uitvoert moet alleen wel onafhankelijk zijn, en een goede opleiding hebben gehad.’
Geheugendetectie is het randje van de puzzel
Ze denkt alleen niet dat je geheugendetectie bij elke zaak kunt gebruiken. ‘Je kunt de resultaten die je met geheugendetectie verzamelt ook niet in een rechtszaak als bewijs aanvoeren. Eigenlijk moet je geheugendetectie een beetje vergelijken met het begin van een legpuzzel. Eerst leg je de randjes neer, daarna ga je pas verder. Later probeer je pas te verklaren waarom iemand over bepaalde daderkennis beschikt.’
Voor Geven is het belangrijkste dat er tussen schuldigen en onschuldigen op een juiste manier onderscheid wordt gemaakt. ‘Dit is voor iedereen belangrijk, anders wordt de schuldige niet gepakt en kan die gewoon weer dezelfde daden uithalen.’
Bruno Verschuere, universitair hoofddocent forensische psychologie en promotor van Geven, en striptekenaar Jan Cleijne maakten een strip over het onderzoek van Linda Geven.