Niks meer missen?
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief!
Foto: Artus Quellinus (Rijksmuseum)
wetenschap

‘In de 17e en 18e eeuw werden verwarde personen opgevangen in eigen kring, net zoals nu’

Dirk Wolthekker,
16 september 2019 - 11:44

Ideeën over wat krankzinnigheid in voorgaande eeuwen precies behelst, variëren van horrorverhalen over eenzame opsluiting en wrede zorg tot een meer romantische kijk op de dwalende dorpsgek. Kloppen die beelden? Medisch historica Martje aan de Kerk deed er onderzoek naar.

De dwalende dorpsgek van weleer doet denken aan de verwarde persoon op straat in deze tijd: loslopende krankzinnigheid. Klopt dat beeld?

‘Afgezien van de totaal andere setting is er wel een parallel ja, maar die schuilt vooral in de manier van opvang. Er liepen in de zeventiende en achttiende eeuw natuurlijk krankzinnigen over straat, net als de verwarde personen vandaag de dag, maar het merendeel werd opgevangen door bezorgde burgers, buren en familie. Dat zie je nu terug in de ambulante zorg waar de opvang door de familie en de buurt ook steeds meer voorkomt.’

Foto: Martje aan de Kerk

Wat verstond men onder krankzinnigheid in die tijd?

‘Het is lastig om hier iets over te zeggen, maar over het algemeen vertoonden krankzinnigen gedrag dat niet strookte met de heersende sociale en culturele normen van de samenleving. Het linken van een bepaald type gedrag is lastig, maar wat ik in het bronnenmateriaal heb gevonden ging het bij krankzinnigheid vaak om een tijdelijke vorm van “zijn” en agressief gedrag. Deze mensen vormden dus een gevaar: mensen die brandgevaarlijk waren of met de deegrol zwaaiend over straat gingen. “Razende dolheid”, werd het genoemd, in tegenstelling tot mensen die wat simpel waren, onnozel of “innocent”, zoals men zei. Simpelheid was niet tijdelijk, maar aangeboren of veroorzaakt door een ongeluk. Simpele mensen konden niet leren, werken of voor zichzelf zorgen.’

De aderlating door Quirijn van Brekelenkam (Mauritshuis)

Als je knettergek was kon je worden opgenomen in speciale ‘dolhuizen’. Ging je daar in therapie?

‘Niet in psychiatrische therapie zoals wij dat kennen: er werden geen gesprekssessies gehouden. Er waren wel chirurgijnen of andere medici aan het dolhuis verbonden, maar zij zorgden alleen voor fysieke kwalen. De mensen die werden opgenomen waren over het algemeen de “razende dollen” en zij kwamen terecht in één van de dolhuiscellen, het equivalent van onze isoleercel, tot zij weer tot rust waren gekomen.

Medische gedachten over krankzinnigheid waren vooral gebaseerd op de theorie van de vier temperamenten van de Griekse arts Galenus uit de tweede eeuw na Chr. Hij onderscheidde de temperamenten zwarte gal (melancholie), gele gal (eerzuchtig), slijm (kalm) en bloed (energiek en optimistisch). Die temperamenten moesten met elkaar in balans zijn om lichaam en geest gezond te houden, maar bij krankzinnigen was dat niet het geval. Er kon dan ook medisch worden ingegrepen in de hoop die temperamenten weer in balans te brengen. Je moet dan denken aan het voorschrijven van diëten en de zogenoemde bloedaflaat, waarbij bloed werd onttrokken aan een ader als middel om een ziekte of kwaal te verhelpen.’

 

Wat gebeurde er met dollen die niet krankzinnig genoeg waren om in het dolhuis opgenomen te worden?

‘Voor hen bestonden verschillende zorgopties. Als ze om wat voor reden dan ook niet bij familie konden worden opgenomen werden ze soms ondergebracht bij artsen thuis of bij speciale mannen en -vrouwen die de zorg dan op zich namen. Een andere optie was om oppassers in te huren die bij de mensen thuis een niet al te krankzinnig en niet gevaarlijk familielid in de gaten hielden. Bij mensen met geld was de zorg eigenlijk altijd in deze private setting: zij brachten hun familielid niet naar het dolhuis. Gekte onder de rijken bleef dus onder de radar.’

‘Vooral jonge mensen tussen de 20 en de 29 werden krankzinnig omdat ze dan voor het eerst op eigen benen gingen staan, in die leeftijdsgroep zie je ook nu psychische problemen’

Je hebt onderzoek gedaan naar krankzinnigheid in Amsterdam, Rotterdam en Utrecht. Waarom juist die steden?

‘Aanvankelijk wilde ik nog meer steden onderzoeken, zoals Haarlem en Dordrecht. Dat ik het bij drie heb gelaten heeft vooral te maken met de beschikbaarheid en doorzoekbaarheid van archieven. Dat is niet overal het geval. Ik had bijvoorbeeld gedigitaliseerde notarisarchieven nodig, anders kun je niet zoeken op trefwoord. Naast deze notariële bronnen heb ik andere bronnen – zoals egodocumenten – in die steden moeten combineren om tot een completer beeld te komen van de toenmalige zorg. Zo kon ik ongeveer tweeduizend krankzinnigen in kaart brengen.’

 

Je hebt gesignaleerd dat vooral jonge mensen tussen de 20-29 jaar uit de midden- en lagere klasse relatief vaak krankzinnig werden. Kun je dat verklaren?

‘Dit klopt in elk geval voor de groep mensen die in mijn onderzoek naar voren zijn gekomen. Als je kijkt naar de groep 20-29 die erboven uitsteekt is het een leeftijdscohort waarop mensen voor het eerst op eigen benen staan, een gezin stichten en financiële verantwoordelijkheid krijgen. Dat legt druk op ze, en leidt wellicht ook tot psychische klachten. Dat is eigenlijk precies zoals we nu ook vaak horen over psychische klachten bij twintigers.’

 

(Lees verder onder de afbeelding)

Een dolhuys in Amsterdam

Ga je nog meer steden onderzoeken?

‘Dat denk ik niet, want ik vermoed dat ik dan op dezelfde onderzoeksresultaten stuit. Ik denk dat het interessanter zou zijn om vervolgonderzoek te doen op het platteland en in dorpen, waar de problemen rond armoede en bestaansonzekerheid groter waren dan in de steden. Het zou dan ook interessant zijn om te kijken of de manier van omgang overeenstemt met mijn stedelijke bevindingen of dat er hele andere onderzoeksresultaten naar boven komen: misschien was daar nog wel meer gekte. Of minder. En een dolhuis was er vaak niet, dus zou ik vermoeden dat de opvang nog meer plaats vond binnen de eigen familiekring.’

 

Martje aan de Kerk hoopt op woensdag 18 september om 14 uur te promoveren op haar proefschrift Gekte en de stad. Interactie tussen krankzinnigen, hun families en de stedelijke overheid in Amsterdam, Rotterdam en Utrecht, 1600-1795. De promotie vindt plaats in de Agnietenkapel en is vrij toegankelijk.