Niks meer missen?
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
Foto: giselafotografie (cc, via Pixabay)
wetenschap

‘Uitdagend opvoedgedrag van vaders zorgt voor minder angstige kinderen’

Sterre van der Hee,
18 januari 2019 - 12:32

Welk opvoedingsgedrag werkt het beste bij het voorkomen van angststoornissen op latere leeftijd? Universitair docent Mirjana Majdandzic (pedagogische- en onderwijswetenschappen) deed onderzoek naar de invloed van ‘uitdagend’ opvoedingsgedrag. ‘Moeders vertonen ook uitdagend gedrag, maar het lijkt erop dat het gedrag van de vaders een sterker effect heeft op angstvermindering.’

Hoe hebt u uw onderzoek gedaan?
‘We keken naar de invloed van opvoeding op de mate van angst bij kinderen. Daarvoor deden we taken waarbij we 122 jonge kinderen van een tot tweeënhalf jaar lieten spelen met hun vader en moeder. De hypothese was dat “uitdagend” opvoedingsgedrag – stoeien, wilde spelletjes – ervoor zou zorgen dat het kind enkele jaren later minder last had van angst. Dat bleek te kloppen.’


Kan het niet zijn dat die kinderen sowieso al ‘stoere genen’ hadden?
‘We hebben op heel jonge leeftijd ook het temperament van de kinderen gemeten. Dat deden we door hen onbekende objecten of mensen te laten zien, bijvoorbeeld een onbekende man of een speelgoedtrein die naar hen toe kwam rijden. Sommigen reageerden angstig, anderen gingen er juist op af. Met die observaties konden we een temperamentscore noteren. Wat bleek: kinderen met angstig temperament profiteren het meest van dat uitdagend opvoedingsgedrag. Bij hen was de grootste daling in angst te zien.’

Foto: Privéarchief
Mirjana Majdandzic

Het doet me denken aan die uitspraak: laat kinderen lekker in de modder spelen en zandbakzand eten, want dat is goed voor de weerstand.
‘Ja, maar dan op psychisch vlak. Nu is iets als stoeien heel lichamelijk, maar het construct is breder: we keken ook naar verbale uitingen als “laat maar zien wat je kan”, “kijk eens of jij van die trap kunt afspringen” en “durf jij dat masker op te zetten?” Het uitdagen om grenzen te verleggen.’


Vond u ook verschillen tussen moeders en vaders?
‘Niet zozeer in speelgedrag. Zo vroegen we tijdens een van de opdrachten aan ouders om met hun kinderen een vliegspelletje te doen – sommigen doen dan wild, anderen rustiger. Gemiddeld verschilde dat niet tussen vaders en moeders. Het bleek wel dat de invloed van uitdagend gedrag van vaders op het kind sterker was dan dat van moeders. We weten niet hoe dat kan. Er zijn wel theorieën dat de vader evolutionair gezien een andere rol in de opvoeding heeft dan de moeder: de rol om het kind uit te dagen. Dat is overigens wel een beetje controversieel.’

‘Er zijn theorieën dat de vader evolutionair gezien een andere rol in de opvoeding heeft dan de moeder: de rol om het kind uit te dagen’

Het druist in tegen feministische opvattingen, ja.
‘Misschien is dat zo, maar er zijn wel aanwijzingen dat bij onze voorouders mannen meer risico namen, en wellicht werkt dat ook nu nog door in hun opvoedingsgedrag. En moeders vertonen zeker ook uitdagend gedrag, maar het lijkt erop dat gedrag van vaders een sterker effect heeft op de vermindering van angst.’


Hoe zou dat dan doorwerken in een gezin met twee moeders, of twee vaders? Zou dat laatste geval een extreem stoer kind opleveren?
‘Uit het onderzoek kwam ook dat ouders kunnen compenseren met hun uitdagende gedrag. Als vaders het niet laten zien maar moeders wel, loopt het kind wel minder kans op angst. Over twee vaders kan ik weinig zeggen, daar heb ik geen onderzoek naar gedaan. Sowieso gelden resultaten nooit voor iederéén.’


Waarom vindt u dit soort onderzoek belangrijk?
‘Angst is nog steeds een groot probleem – het is met 4 tot 25 procent een van de meest voorkomende psychische stoornissen – en lijkt alleen maar toe te nemen. Angst op jonge leeftijd voorspelt zaken als depressie en schooluitval. Dit opvoedingsgedrag lijkt beschermend te werken en mag dus zeker gestimuleerd worden. Een beetje stoeien kan geen kwaad, zeker niet als de vader het doet.’

 

Lees hier het wetenschappelijke artikel over het onderzoek van Mirjana Majdandzic, Wieke de Vente, Cristina Colonnesi en Susan Bögels in Behaviour Research and Therapy.