Niks meer missen?
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief!
Foto: Mojito (cc, via Wikimedia Commons)
wetenschap

UvA-onderzoek naar luchtvervuiling in Europa: ‘Veel erger dan ik dacht’

Stella Vrijmoed,
27 november 2018 - 14:51

Dacht je dat luchtvervuiling alleen in megasteden als Beijing of Mexico-stad een probleem is en dat jij veilig zit in Europa? Gadi Rothenberg, professor duurzame chemie aan de UvA, onderzocht samen met masterstudent Cédric Koolen de mate van luchtvervuiling in de Europese Unie. ‘Het is hier veel erger dan ik dacht.’

‘Ik ga vaak naar grote steden in het buitenland, morgen ga ik bijvoorbeeld ook weer naar Shanghai. In die steden in het Verre Oosten is de luchtvervuiling enorm,’ zegt Rothenberg. ‘Maar in Europa is de lucht oké, dacht ik altijd.’

 

Maar na een bezoek aan zo’n grote Chinese stad waar de tranen hem door de vervuilde lucht in de ogen sprongen, besloot Rothenberg de situatie in Europa te onderzoeken door middel van een grote data-analyse. Koolen verzamelde de relevante data bij de ministeries en milieuagentschappen van alle EU-lidstaten en analyseerde deze samen met Rothenberg.

Foto: Jeroen Oerlemans (UvA)
Gadi Rothenberg

‘Het was voor ons een eye opener,’ zegt Rothenberg. De data-analyse laat zien dat de uitstoot van vervuilende gassen in Europa niet alleen boven de Europese norm ligt, maar de norm is volgens Rothenberg ook nog eens te ruim. ‘Er wordt nog gemeten met maatstaven uit de jaren tachtig.’

 

Aanpak
‘We hebben gekozen om niet te kijken naar broeikasgassen zoals CO2, maar naar stoffen die direct schadelijk kunnen zijn voor onze gezondheid,’ zegt Rothenberg. De EU maakt onderscheid tussen zeven grote vervuilende stoffen, waaronder bijvoorbeeld NOx (dat zijn alle vormen van stikstofoxide: NO, NO2 en NO3), fijnstof en koolstofmonoxide. Volgens het onderzoek van Rothenberg en Koolen, is het verminderen van de uitstoot van NOx het meest urgent en effectief.

 

Wat moet er dan precies gebeuren? ‘Er moet een strengere regeling komen voor auto’s en generatoren die veel NOx naar buiten spuiten,’ zegt Rothenberg. Met andere woorden: de NOx-uitstoot van ‘stationaire bronnen’ moet aan banden worden gelegd. Dat zijn installaties voor het verbranden van brandstoffen (opwekken van warmte, kracht of energie) of installaties voor industriële processen, maar ook bijvoorbeeld draaiende automotoren in files.

Foto: ESA
Luchtvervuiling door stoffen als NOx, gemeten door de Sentinel 5 satelliet

Dat kan volgens Rothenberg met een strengere norm, maar ook door bijvoorbeeld meer subsidies voor technologie die minder NOx uitstoot.

‘Luchtvervuiling is erger dan roken, want je kunt er niet voor wegrennen’

Korter leven
Blootstelling aan stikstofdioxide (NO2) kan volgens het Rijksinstituut voor Volksgezondheid & Milieu (RIVM) zorgen voor een slechtere longfunctie, meer luchtwegklachten en astma-aanvallen en een verhoogde gevoeligheid voor infecties. ‘Luchtvervuiling is erger dan roken,’ zegt Rothenberg. ‘Je kunt er namelijk niet voor wegrennen. Met roken kun je nog zeggen: “Dat doe ik niet”, of je gaat ergens anders staan. Maar bij luchtvervuiling heb je geen keus.’ Iedereen ademt dezelfde lucht in, zegt hij. ‘Als je geld hebt, kun je biologische kip kopen. Maar biologische lucht is er niet.’ Bovendien is deze vervuiling volgens hem gevaarlijk omdat we haar niet zien of voelen, zoals bijvoorbeeld fijnstof.

 

Volgens Rothenberg leven mensen in Europa door deze luchtvervuiling gemiddeld zeven maanden korter en liggen mensen langer in het ziekenhuis. Dat is volgens hem een van de redenen waarom het efficiënt is om in te zetten op vermindering van NOx-uitstoot: dat levert uiteindelijk minder zorgkosten op.

Samenwerking tussen faculteiten
De volgende stap van Rothenberg en zijn collega’s is een samenwerking met het Amsterdam Institute for Advanced StudyHet IAS is een UvA-instituut dat zich richt op een interdisciplinaire samenwerking omtrent thema’s als klimaatverandering en volksgezondheid.. ‘Het zou heel goed zijn als meerdere faculteiten bijdragen aan zulke grote problemen als luchtvervuiling,’ zegt Rothenberg. ‘Dit vraagt om de input van milieuwetenschappen en economie. Maar ook van regio- en overheidsorganisaties. Er valt veel te doen, maar we kunnen het niet alleen.’