Niks meer missen?
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief!
Foto: Anefo
wetenschap

‘Greshoff worstelde met vragen waar mensen nu nog mee worstelen’

Dirk Wolthekker,
27 september 2018 - 10:58

Jan Greshoff bekleedde bijna elke denkbare positie in de Nederlandse literatuur: van dichter tot kunstcriticus, van journalist tot essayist en uitgever. Maar vooral was hij literair agent van andere schrijvers. Annemiek Recourt schreef een biografie over hem.

‘I was born in an age of civilisation and have unfortunately survived into an age of barbarism’ is een uitspraak van de negentiende-eeuwse Britse jurist en schrijver Edmund Haynes. Het was een uitspraak die Jan Greshoff (1888-1971) ter ore kwam en overnam in zijn dagboek. Hij voegde er zelf aan toe ‘Ik ook!’. De uitspraak van Haynes en de toevoeging van Greshoff vormen tezamen het motto dat promovenda Annemiek Recourt heeft meegegeven aan haar proefschrift Moralist van de ontrouw. Jan Greshoff (1888-1971) waarop ze morgen promoveert bij Boekwetenschap. Wie het proefschrift leest komt inderdaad tot de conclusie dat Recourts hoofdpersoon inderdaad, net als Haynes, in de loop van zijn leven in een wereld terechtkwam die de zijne niet meer was.

Foto: UvA
Annemiek Recourt

Misschien moet u even mijn kennis opfrissen. Wie was Jan Greshoff?

‘In de jaren dertig van de twintigste eeuw was hij een zeer bekend figuur in de literaire wereld, waarin hij bijna elke denkbare positie bekleedde: dichter, kunstcriticus, journalist, cultureel correspondent, essayist, uitgever, redacteur, vertaler, maar vooral adviseur van andere schrijvers en dichters. Je zou kunnen zeggen dat hij literair agent avant la lettre was. Hij bracht schrijvers in contact met uitgeverijen, zocht en ontdekte talent of hielp schrijvers die door een writer’s block waren vastgelopen.’

 

Schrijvers waren dus dol op hem?

‘Dol is misschien te veel gezegd, maar voor de oorlog waren er veel schrijvers die hem zeer bewonderden omdat hij hen hielp bij de ontwikkeling van hun schrijverschap. Hij praatte met hen, moedigde hen als het ware aan in de pen te klimmen, het er niet bij te laten zitten. Karel van het Reve, Leo Vroman en Annie M.G. Schmidt waren zeer op hem gesteld. Van ’t Reve kende zelfs hele stukken van hem uit zijn hoofd. Met Willem Elsschot ontwikkelde zich zelfs een briefwisseling en vriendschap doordat Greshoff hem weer aan het schrijven kreeg. Elsschot had al meer dan tien jaar geen boek meer gepubliceerd, maar na een gesprek met Greshoff lag de roman Kaas er binnen een paar weken. Het werd de meest vertaalde Vlaamse roman aller tijden.’

 

Zelf was hij ook dichter.

‘Dat was hij zeker ja, al heeft hij de canon nooit gehaald en noemde hij zichzelf een “minor poet”. Dat klopt ook wel een beetje. Zijn gedichten zijn niet heel slecht, maar tijdelijk in plaats van tijdloos en erg gedateerd, vaak volgestopt met verwerkingen van volksdeuntjes en verwijzingen naar acteurs uit die tijd. Wel richtte hij met de dichters Pieter van Eyck en Jacques Bloem in 1909 de eerste Nederlandse privé-drukkerij De Zilverdistel op, een bibliofiel uitgeverijtjeDit is een uitgeverij die niet alleen boeken uitgeeft vanwege de inhoud, maar ook vanwege de uiterlijke kenmerken van het boek. waar verschillende nationale en internationale dichters hun werk uitgaven.’

‘“Moet de elite zich aanpassen aan de massa?”, “Is een democratie wel een goede staatsvorm?” Het zijn vragen waar Greshoff mee worstelde, maar veel mensen nog steeds’

Aan het eind van de jaren dertig vertrok hij naar Kaapstad.

‘Vanwege de dreigende oorlog in Europa besloot hij met zijn gezin te emigreren. Met tussentijdse verblijven in toenmalig Nederlands-Indië en New York bleef hij daar de rest van zijn leven, ook al had hij altijd heimwee naar Nederland. Zijn angst voor een Derde Wereldoorlog en het gevoel dat Europa zoals hij dat kende voorgoed verloren was, speelden daarbij een belangrijke rol. Vooral het naoorlogse literaire klimaat in Nederland vond hij geesteloos. Hij verafschuwde “de vieze kleinburgerlijkheid” van Gerard Reve en de “verzuurde, verbitterde en verschraalde” toon van Hermans. Maar intussen raakte hij zelf ook verzuurd. Literatuur moest de wereld mooier maken, maar het nieuwe naoorlogse realisme maakte de literatuur in zijn ogen juist lelijker. Cultuur moest het meer en meer afleggen tegen politiek, techniek en kapitaal, terwijl hij juist “de schoonheid” wilde behouden, waarbij de culturele elite het voortouw moest nemen. Greshoff was enorm bang dat de middelmaat zou regeren als de elite haar positie opgaf. Hij zag niet de hooghartige distinctiedrift die van de elite uit kan gaan.’

 

Kunnen we nu nog iets van Greshoff opsteken?

‘In zekere zin zijn veel gedachten van Greshoff nog steeds actueel. Vragen als “Welke verantwoordelijkheid heb je als schrijver?”, “Moet de elite zich aanpassen aan de massa?”, “In hoeverre moet je je identiteit opgeven bij een emigratie?” en “Is een democratie wel een goede staatsvorm?”. Het zijn vragen waar Greshoff mee worstelde, maar veel mensen nog steeds.’

 

Boekwetenschapper Annemiek Recourt hoopt op 28 september om 14.00 uur in de Agnietenkapel te promoveren op haar proefschrift Moralist van de ontrouw. Jan Greshoff (1888-1971).