Als je de leefomstandigheden in sloppenwijken wilt verbeteren, moet je eerst in kaart brengen hoe het er in detail aan toegaat. Een onderzoeksteam onder leiding van UvA-hoogleraar Peter Sloot en UvA-docent Michael Lees heeft dit gedaan voor sloppenwijken in India. Die resultaten zijn nu gepubliceerd. ‘Hiermee kunnen we voorspellen hoe sloppenwijken zich ontwikkelen en welke interventies helpen.’
Hoogleraar Computational Science Peter Sloot en universitair docent Computational Science Michael Lees hebben samen met een internationale onderzoeksgroep gegevens verzameld van 36 sloppenwijken in Bangalore, India. Vijf jaar lang namen ze verschillende enquêtes en interviews af in de sloppenwijken. De resultaten zijn nu gepubliceerd in het wetenschappelijke tijdschrift Nature Scientific Data.
Met die gegevens maken Sloot en zijn collega’s wiskundige computationele modellen. Daarmee kunnen zij onderzoeken waarom mensen in sloppenwijken blijven wonen, waarom ze in hun schulden blijven zitten en of het helpt om microkredietDit is een soort zachte lening waarmee mensen een zaak kunnen opstarten. uit te delen. ‘We weten nu bijvoorbeeld dat microkrediet niet helpt, omdat sommige mensen dan als meer bevoordeeld worden gezien,’ merkt Sloot op. ‘Het is juist belangrijk dat er meer gelijkheid is tussen verschillende groepen binnen de sloppenwijken.’
Verder helpen de modellen te voorspellen hoe een sloppenwijk er over een paar jaar eruitziet. ‘Een sloppenwijk bestaat uit hele kleine steegjes,’ zegt Sloot. ‘Het kan zich heel snel uitbreiden. De toegang tot de kern wordt dan steeds lastiger. De wijk pakt zich steeds meer samen en groeit van buitenaf. De mensen in de kern van de sloppenwijk hebben daardoor steeds moeilijker toegang tot sanitair, vers voedsel en water. Dan kunnen ze daar niet meer goed leven. Met de computationele modellen hopen we de armoede in de sloppenwijken beter te begrijpen en de leefomstandigheden te verbeteren. We willen de wijken niet weghalen.’
Vertrouwen
Je hebt veel informatie nodig om te begrijpen hoe het in een sloppenwijk werkt. ‘We vragen mensen daar eigenlijk alles wat je maar kunt verzinnen,’ geeft Sloot aan. ‘Wat hun geloof is, hoe ze zichzelf in hun inkomen voorzien, wat de samenstelling van het gezin is, of ze schulden hebben, wat hun sanitaire voorzieningen zijn en ga zo maar door.’
Helaas kun je als onderzoeker niet zomaar langsgaan in de sloppenwijken om mensen daar ter plekke te ondervragen, al had Sloot eerst wel het idee om het zo aan te pakken. Dit was in 2012, toen hij met burgemeester Eberhard van der Laan en de toenmalige rector magnificus van de UvA Dymph van den Boom in India was. ‘Je spreekt de taal niet en wanneer je de taal wel spreekt, vertrouwen ze je niet,’ vertelt hij. ‘Daarom hebben we een tiental vrouwen uit de sloppenwijken in Bangalore een aantal maanden getraind om vragen te stellen. We hebben samen met hen vragenlijsten opgesteld en de gesprekken geoefend. Daarna hebben zij in de sloppenwijken de gesprekken gevoerd.’
Businesswijkjes
Sloot legt uit dat hij zich langdurig heeft verdiept in de Indiase cultuur om die beter te begrijpen. ‘Ik ben samen met Indiase onderzoekers vele malen in de op twee na grootste sloppenwijk in de wereld geweest om een beter gevoel te krijgen voor de sociaal economische structuur. Dit was in Mumbai.’ Hij vindt dat we niet moeten vergeten hoe belangrijk sloppenwijken zijn voor de economie in een land. ‘De bouwvakkers, de timmermannen, de wegwerkers, alles komt daar vandaan. De vuile was van de hotels wordt door de mensen in de sloppenwijken gewassen. Ze verwerken verder het afval van een stad. Grote vrachtwagens met koelkasten, magnetrons en ander materiaal komt aan de ene kant bij hen binnen en verlaat het aan de andere kant weer. Het is dan gesorteerd en klaar voor hergebruik.’
In de sloppenwijken heb je het in ieder geval beter dan op straat. ‘Er heerst een vorm van sociale controle en er zijn beperkte sanitaire voorzieningen. Natuurlijk leven mensen er in extreem barre omstandigheden. De wijken zijn vaak een bron van criminaliteit, armoede en ziekten, maar het zijn toch ook kleine businesswijkjes.’
Het duurde ongeveer vijf jaar voordat Sloot en zijn onderzoeksteam alle verkregen gegevens verzameld en geanalyseerd hadden. ‘We hebben veel kwalitatieve gegevens, zoals schetsen waarin de bewoners een beeld geven van hoe zij hun leefomgeving zien,’ zegt hij. ‘Maar we hebben eveneens kwantitatieve informatie, bijvoorbeeld cijfers van hun schulden en inkomsten. Dit maakt de computationele resultaten betrouwbaarder.’