Niks meer missen?
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief!
Foto: CIFOR (cc, via Flickr)
wetenschap

Duizenden apen uit de mouw

Marieke Buijs,
10 mei 2016 - 09:28

Het goede nieuws: er leven bijna twee keer zoveel orang-oetans op Sumatra als we dachten. Het slechte nieuws: ze sterven nog steeds in rap tempo uit. Primatoloog Serge Wich legt uit hoe je plotseling achtduizend orang-oetans vindt in het oerwoud, en wat hij van ze heeft geleerd. ‘Voor mij is de belangrijkste vraag wat ons als mens het recht geeft een spoor van vernieling te trekken over deze planeet.’

Het is nog donker als om half vier ’s nachts de wekker gaat. Bijzonder hoogleraar primatologie Serge Wich slaat een kop zwarte koffie achterover. Het ontbijt – witte rijst met gekruid ei, pittige tofu en groente – neemt hij mee het bos in. Met behulp van een kapmes banen Wich en zijn collega’s zich een weg door de dichte begroeiing van het Indonesische eiland Sumatra. Tot ze aankomen op de plek waar ze de statige Sumatraanse orang-oetans (Pongo abelii) de vorige middag hun nesten hebben zien bouwen. Nu is het een kwestie van wachten – en ontbijten – tot de dieren wakker worden.

 

De zon komt op en het bos ontwaakt met het geluid van ontelbare vogels en insecten. Ook de orang-oetans verlaten hun bladerbed en gaan op zoek naar een ontbijtje. Wich: ‘Dan kijk ik naar boven en zie ik de kroon van een gigantische vijgenboom, waarin niet alleen orang-oetans zitten te eten, maar ook tientallen grote neushoornvogels, langoeren, makaken en gibbons. Dat is een bijna magische ervaring.’ Bioloog Wich doet al ruim twintig jaar onderzoek naar mensapen en kent de orang-oetans goed. Toch kwam hij dit jaar voor een verrassing te staan.

 

Zijn onderzoeksgroep ontdekte dat er meer dan twee keer zo veel Sumatraanse orang-oetans zijn dan tot nu toe werd gedacht. Zo’n 14.600 exemplaren van de ernstig bedreigde mensaap, in plaats van de eerder geschatte 6.600, zo beschreef Wich in het maartnummer van vakblad Science Advances. Dat is een hele opsteker, want Sumatra is één van slechts twee plekken ter wereld waar orang-oetans leven. Op het eiland Borneo, een paar honderd kilometer verderop in de Indonesische archipel, leeft een nabije verwant, de Borneose orang-oetan (Pongo pygmaeus). Hoe is het mogelijk dat er ruim twee keer zo veel orang-oetans op Sumatra blijken te leven? Is het dier daarmee gered? En maakt dat eigenlijk uit?

‘Parkmedewerkers die moeten toezien op het naleven van de regels zitten graag op kantoor’

Geen groei

Het is niet zo dat de Sumatraanse orang-oetans zich eerder stiekem achter een boom verstopten tijdens tellingen en dat Wich en zijn team ditmaal beter hebben opgelet en daarom meer dieren hebben geteld. En ook niet dat de eerder bekende orang-oetans zich in rap tempo hebben voortgeplant en zo de populatiegroei veroorzaakten. ‘Er bleken veel meer dieren te leven op plekken waar we nog nooit hadden geteld, omdat we dachten dat ze er maar mondjesmaat zouden kunnen overleven,’ aldus Wich. Op hoge hellingen bijvoorbeeld, waar minder fruit te vinden is, en biologen dus veronderstelden dat de fruitetende dieren nauwelijks zouden komen. En ook in gebieden waar het oerwoud door houtkap is aangetast. ‘Daar leven veel minder orang-oetans dan voor de kap. Maar ze blijken niet verdwenen.’ Ten slotte doorkruisten Wich en zijn team een afgelegen bosgebied in het westen van Sumatra waar de dieren kort tevoren waren ontdekt. De onderzoekers deden zowel tellingen als gedragsstudies, waarbij ze de dieren in het bladerdak vanaf de grond volgen. Iedere twee minuten noteerden ze wat de apen doen: roepen, in lianen slingeren, hun jong voeden of eten bijvoorbeeld. De dieren zijn makkelijk te volgen, meestal leggen ze niet meer dan een kilometer per dag af en doorgaans trekken ze zich niets aan van de onderzoekers onder hen.

 

Vernieling

De vondst van duizenden orang-oetans is goed nieuws, zou je denken, maar de biologen zijn niet zo optimistisch. Wich: ‘In Indonesië wordt het oerwoud in rap tempo gekapt en daar komt voorlopig geen verandering in. Het duurt dus misschien iets langer voor de orang-oetan uitsterft, maar dat we daarop afstevenen, is niet veranderd.’ Aan regelgeving ontbreekt het niet – kappen is illegaal in beschermde gebieden, de dieren mogen niet worden gestroopt of gevangen en er mag geen landbouw plaatsvinden op de veengronden. Maar het schort aan de handhaving. En dus verdwijnt het bos om plaats te maken voor enorme palmolieplantages, papierproductie en voor kleine plantages met koffie- en theeplanten en kemirienoten van mensen die in de regio wonen. ‘Parkmedewerkers die moeten toezien op het naleven van de regels zitten graag op kantoor. Ze zijn doorgaans niet gemotiveerd en zijn bang dat de mensen die illegaal kappen hen zullen bedreigen of iets aandoen – niet geheel onterecht, want daar zijn wel voorbeelden van bekend.’ De onderzoekers berekenen dat zo’n 4.500 orang-oetans in de komende vijftien jaar omkomen als de huidige ontbossingsprojecten doorgaan. En dat is een conservatieve schatting, omdat de aanleg van nieuwe wegen de ontbossing wellicht in een onvoorziene stroomversnelling brengt.

Foto: Publiek domein

Maakt dat uit? Is de wereld er slechter aan toe zonder deze mensaap? Wich heeft twee antwoorden op die vraag. Allereerst het antwoord dat de orang-oetan onderdeel uitmaakt van een ecosysteem, onderdeel van het oerwoud en dat het oerwoud zorgt voor schoon drinkwater, beschermt tegen overstromingen en landverschuivingen en insecten huisvest die als bestuivers essentieel zijn voor de landbouw. Maar eigenlijk vindt hij dat die instrumentele benadering de kern niet raakt. ‘Wat het bos ons oplevert is wat we regeringen voorrekenen als we pleiten voor natuurbehoud. De intrinsieke, ethische en esthetische waarde sneeuwt daarbij vaak onder. Voor mij is de belangrijkste vraag wat ons als mens het recht geeft een spoor van vernieling te trekken over deze planeet. We hakken, kappen, slachten, vernietigen en zijn zo bezig al die unieke plant- en diersoorten uit te roeien. Niet alleen in Indonesië, maar wereldwijd. We vernietigen diversiteit die in de loop van miljarden jaren is ontstaan en die we nooit meer terugkrijgen.’

 

Bloedzuigers

Naast de gedragsstudies, waarbij de onderzoekers orang-oetans op de voet volgen, deed Wich tijdens tellingen nog een ander soort veldwerk dat alle gelegenheid bood de diversiteit van het oerwoud op zich te laten inwerken. De bioloog en zijn onderzoeksassistenten doorkruisten namelijk honderden kilometers oerwoud om orang-oetannesten te tellen. De dieren trekken overdag rond op zoek naar voedsel, bouwen aan het eind van de ochtend een nest voor een middagdutje en tegen de avond nog een nest om in te overnachten. Het aantal nesten in een gebied zegt dus iets over het aantal orang-oetans dat er leeft. Wich en zijn collega’s volgden een route die het resultaat was van een willekeurige selectie van rasterpunten, dwars door gekapte gebieden, hoogland en tropisch regenwoud. ‘De kilometers leken soms eindeloos, over steile hellingen of door dichte begroeiing. We liepen wekenlang, in de hitte, met twintig kilo aan voedsel en slaapspullen op onze rug. We werden gebeten door muggen en bloedzuigers en sliepen ’s nachts onder een plastic zeiltje.’ Het was afzien, maar toch voelt Wich zich bevoorrecht dat hij het bos zo heeft kunnen ervaren. ‘Je loopt door een van de meest bijzondere bossen ter wereld, met olifanten, tijgers, vleermuizen, apen en vogels en 120 verschillende boomsoorten per hectare. Per hectare! Dat zijn meer verschillende soorten dan in heel Nederland voorkomen.’ Als bioloog neemt Wich niet alleen de verschillende kleuren, geuren en geluiden waar. Hij ziet vooral ook allerlei puzzels om zich heen. ‘Hoe hangt de vorm van verschillende lianen samen met de manier waarop orang-oetans zich voortbewegen? Hoe bepalen de zaadgrootte en verspreiding van verschillende planten welke dieren er in het bos leven? We weten eigenlijk nog zo weinig over de systemen in zo’n bos.’

Foto: Greg Hume (cc, via Flickr)

Werktuigen

Wichs onderzoek biedt aanknopingspunten voor natuurbehoud, bijvoorbeeld doordat hij de systemen in kaart heeft gebracht waarvan de orang-oetan onderdeel uitmaakt. Door te registreren wat de orang-oetans eten en in welke bomen ze hun maken, weten de biologen nu welke bomen essentieel zijn voor het overleven van de apen. En dus kunnen ze de overheid informeren over een aanpak van kleinschalige boskap die de orang-oetans ontziet. Maar het belangrijkste voor effectieve bescherming is het nieuwe inzicht dat de diverse groepen Sumatraanse orang-oetans sterk van elkaar verschillen. Wich: ‘We hebben het over dé Sumatraanse orang-oetan, alsof ze allemaal hetzelfde zijn, maar verschillende populaties blijken zowel in genetisch opzicht als qua gedrag sterk van elkaar te verschillen. We hebben bijvoorbeeld een aantal dialecten waargenomen in hun roepen.’ Daarnaast blijken dieren uit West-Sumatra werktuigen te gebruiken – iets waarvan eerder werd aangenomen dat alleen chimpansees dat konden. ‘Ze breken bijvoorbeeld een stokje af op precies de juiste lengte om de honing uit een boomstam te peuteren, of om zaden te wippen uit vruchten waarvan de vezeltjes anders in hun vingers prikken. Of ze gebruiken blaadjes om water uit een boomknot te lepelen.’ Volgens Wich stellen die inzichten nog hogere eisen aan natuurbescherming. ‘Wat mij betreft is het niet afdoende de om ervoor te zorgen dat er over een paar decennia nog orang-oetans rondlopen op deze planeet, maar moeten we ook de diversiteit in gedrag, vocalisaties en cultuur in stand houden. En dus moet je de verschillende populaties individueel beschermen en kunnen we niet simpelweg inzetten op het behoud van één natuurgebied waar een populatie dieren kan overleven. Dat zou onomkeerbare verarming zijn.’

‘Mensen maken zich zo snel druk. Zo moeilijk hoeven we het elkaar toch niet te maken’

Het bestuderen van orang-oetans heeft Wich niet alleen inzichten in onze naaste dierlijke verwant opgeleverd, maar ook in de positie van de mens. ‘Wij veronderstellen dat wij uniek zijn, dat wij met onze gecultiveerde samenleving een bijzondere positie bekleden, boven aan de evolutionaire ladder en buiten de natuur. Maar door te zien hoe orang-oetans van elkaar leren en gedrag overnemen, net als wij dat doen, besef ik dat die grenzen niet zo hard zijn. Er is helemaal geen ladder en geen bovenste trede. We zijn allemaal unieke soorten.’ Niet alleen het inhoudelijk onderzoek, maar ook de onderzoekssetting heeft Wich in de loop der jaren veranderd. Hij is flexibeler geworden. ‘Dat moet wel. Bijvoorbeeld als je acht maanden lang met één andere onderzoeker in de jungle bivakkeert. We deden samen onderzoek, aten samen en waren ook voor vermaak op elkaar aangewezen. Dan kun je je geel en groen aan elkaar ergeren, maar dat gebeurde niet. Ik wist dat ik het met hem moest schaften. En dus leer je naar elkaar luisteren, begrip voor de ander opbrengen en minder op je strepen staan.’ Terug in de bewoonde wereld verbaast Wich zich wel eens over de rigide houding van mensen. ‘Mensen maken zich zo snel druk. Bijvoorbeeld in het verkeer. Geïrriteerd op iemands bumper rijden, omdat je een minuut eerder op je plaats van bestemming wilt zijn. Zo moeilijk hoeven we het elkaar toch niet te maken, verzucht ik dan van binnen.’