De universiteit is in de ban van een systeem dat het keer op keer snijden in het eigen academische vlees bevordert en legitimeert, terwijl we ons zouden moeten afvragen hoe die financiële krapte tot stand komt en wat de rol van ons eigen universiteitsbestuur daarin is. Dat stellen Jarmo en Arthur Berkhout.
Wordt dit jaar alles anders of blijft alles hetzelfde? Dat is de vraag waarvoor de academische gemeenschap van de UvA zich gesteld ziet. Het is nu nog niet helemaal te overzien wat de Maagdenhuisbezetting – als belangrijkste kritische geluid in het Nederlands hoger onderwijs van de afgelopen jaren – praktisch teweeg heeft gebracht. Als het aan de reactionairen ligt van binnen en buiten de universiteit, staken we zo snel mogelijk de strijd en vluchten we terug naar onze door bezuinigingen geteisterde curricula. Zij hebben het bij het verkeerde eind en zijn te cynisch om zich een betere universiteit voor te stellen. Want zolang gebrek aan democratische inspraak, in fatale combinatie met door financieel wanbeleid veroorzaakte bezuinigingen, ons onderwijs en onderzoek existentieel bedreigen is het protest gerechtvaardigd. En het protest gaat dan ook door. Afgelopen week zijn weer vele studenten en docenten naar een door Humanities Rally georganiseerde demonstratie gekomen om te protesteren tegen de bezuinigingen, en de Centrale Ondernemingsraad heeft met grote meerderheid ingestemd met de instelling van de commissie democratisering & decentralisering. Ook boeken de Studentenraden, zowel op FGw- als op centraal niveau, stilaan successen: het verdwijnen van N+1 is daarvan een voorbeeld, alsook het behoud van de kleine talen. Betekent dit dat we inderdaad op weg zijn naar een nieuwe universiteit?
Er zijn tekenen die allerminst hoop geven. Zowel op de Faculteit der Rechtsgeleerdheid als die der Geesteswetenschappen moeten nog altijd miljoenenbezuinigingen worden doorgevoerd. Wat het bestuur hier ook over zegt, het staat vast dat deze ingrepen tot een verzwakking van de kwaliteit van onderwijs en onderzoek zullen leiden. De universiteit is in de ban van een systeem dat het keer op keer snijden in het eigen academische vlees bevordert en legitimeert, terwijl we ons zouden moeten afvragen hoe die financiële krapte tot stand komt en wat de rol van ons eigen universiteitsbestuur daarin is. Voordat er opleidingen worden afgeschaft, keuzemogelijkheden worden ingeperkt, masters worden gekortwiekt en vakken verdwijnen, moeten we protest aantekenen tegen een bestuur dat als enige remedie tegen zijn eigen falen de amputatie kent. Daarnaast zet de niet-verkozen, in een comfortabele obscuriteit gehouden Raad van Toezicht alles in het werk om de democratisering van de benoemingsprocedure van de nieuwe CvB-leden te frustreren. Daarmee wordt de democratisch verkozen studentenraad gepasseerd en wordt van hogerhand en op ondemocratische wijze een discussie beslecht die onder de academische gemeenschap nog niet volledig was gevoerd.
Het universiteitsbestuur en de Raad van Toezicht zullen vast hebben gehoopt dat met de gewelddadige ontruiming van het Maagdenhuis de protesten ook zouden stoppen. Dit is nou juist de kwestie. Het protestjaar heeft vele uiterst kritische en zeer vruchtbare discussies omtrent de hedendaagse universiteit opgeleverd, en daarmee het bewustzijn aangescherpt dat sommige zaken fundamenteel misgaan in het hoger onderwijs. Ons onderwijs en onderzoek stonden en staan nog altijd aan twee kanten onder druk. Enerzijds daalt de overheidsfinanciering al vele jaren gestaag, wat een constante krapte van middelen, massificatie van het onderwijs en beperking van vrije wetenschapsbeoefening tot gevolg heeft. Anderzijds hebben we te maken met een ondemocratisch, door prestatieafspraken en rendementstargets gedreven bestuur dat de academische gemeenschap de zeggenschap over haar eigen middelen, onderwijs en wetenschap ontneemt. De diplomafabriek draait met andere woorden nog altijd op volle toeren.
De UvA is uitgegroeid tot een case in point van wat het neoliberalisme teweegbrengt in de publieke sector. Deze sector zou het maatschappelijk domein moeten zijn dat principieel aan de openbaarheid toebehoort, en waarover dus iedereen die er deel van uitmaakt zeggenschap heeft. In plaats daarvan hebben neoliberale hervormingen geleid tot de afschaffing van democratische structuren op de universiteit en hebben nieuwe generaties studenten steeds vaker en steeds dogmatischer ingeprent gekregen dat zij ‘moeten investeren in zichzelf’. Dat onderwijs van intrinsieke maatschappelijke waarde is, dat we door onderwijs met zijn allen in elkaar en in de toekomst investeren, wordt weggemoffeld. Dat autonomie daarvoor onontbeerlijk is, wordt genegeerd. De publieke sector zal niet langer de ruimte zijn waar de werkende of studerende mens de beschikking kan hebben over zijn werk of studie, wanneer ook hier de axiomatiek van rendementsdenken en bezuinigingsbeleid de overhand krijgt. De waarde van autonomie over de eigen levenspraktijk is fundamenteel; de huidige bureaucratische controlemechanismen die zo veel mogelijk kenniswaarde uit zo min mogelijk geïnvesteerde middelen moeten persen, leiden tot een regelrechte destructie van die autonomie. Ongewijzigde voortzetting van het huidige beleid, zowel op overheids- als universitair niveau, zal het karakter van de universiteit als plek voor vrije en autonome kennisvergaring fundamenteel aantasten.
In een belangrijk opzicht zal dit jaar dan ook beslissender worden dan vorig jaar. Wanneer we, als academische gemeenschap, niet alleen onze kennis en opleidingen willen behoeden voor endemisch geworden bezuinigingsoperaties, maar ook de beschikking willen hebben over het karakter van kennis, wetenschap, onderzoek, onderwijs, dan moeten we onze democratie en autonomie herwinnen. Het gaat erom dat we op bestuur en management herwinnen wat ons, het publiek, toebehoort. Wij moeten doorzetten wat we zijn begonnen. De protesten zijn nog lang niet voorbij. Als het aan ons ligt, blijft dit jaar niet alles hetzelfde.