Onlangs nam de Tweede Kamer een motie aan waardoor het aantal flexcontracten aan universiteiten drastisch omlaag moet. Indiener Mei Li Vos roept medewerkers op om toe te zien op naleving ervan.
In 2002 gaf ik de moed op dat ik nog een nieuw contract bij de UvA zou krijgen. Het was een bizar toeval, maar op de dag dat mijn vader stierf stuurde de UvA me een brief dat mijn contract niet werd verlengd. Het jaar ervoor was ik nog gepromoveerd, ik vond lesgeven fantastisch, had er lol in om derdegeldstroomprojecten binnen te halen en voelde me, net als vele collega’s, trots dat ik bij de Universiteit van Amsterdam mocht werken. Maar ik baalde van de eindeloze stoet contracten, urenbriefjes van louche uitzendbureaus en de permanente onzekerheid over mijn inkomen. Er werd me uitgelegd dat vaste contracten er gewoon niet in zaten; er was te weinig geld en de studentenaantallen waren te onzeker. Vandaar. En succes, hè.
Ontslabaar
Ik had gezien hoe ze met collega’s omgingen die meer onderzoek binnenhaalden, veel publiceerden en nog meer studenten begeleidden. Ook die collega’s werd zonder pardon de wacht aangezegd. Waarom? Omdat ze ontslabaar waren. Dat scheelt enorm bij het ‘managen’ van medewerkers. Hun fantastische onderwijs, bakken met derde- geldstroom en publicaties? Niet relevant. Het enige dat telde was het vinkje achter hun naam: ontslabaar.
Rendementsdenken heeft vele betekenissen. Maar als je het personeelsbeleid van veel universiteiten en hogescholen analyseert, zie je de cynische werkelijkheid van het denken in louter cijfers. Medewerkers zijn geen mensen die studenten wijzer maken, ontdekkingen doen, ploeteren met data, zoeken naar betere methoden, het zijn geen collega’s aan wie je je kunt ergeren of van wie je kunt houden of leren – nee, het zijn fte’s, met als belangrijkste eigenschap of ze ontsla- baar zijn of niet.
De gevolgen van dit minimalistische, of beter gezegd: niet-bestaande, personeelsbeleid zijn desastreus voor onderwijs en onderzoek. De mensen die wel een vast contract hebben zijn een aanzienlijk deel van hun tijd kwijt aan het instrueren en adminis- treren van steeds wisselende nieuwe collega’s. De mensen op tijdelijke contracten leven in permanente onzekerheid of ze straks de huur nog kunnen betalen en of ze aan kinderen durven te beginnen. Voor hun werk betekent het dat ze niet kunnen investeren in onderwijs of onderzoek. Net als onderzoek wordt onderwijs ook beter als je het vaker kunt doen, en kunt leren van fouten en ervarin- gen. Maar dat is een flexwerker niet gegund.
Verdomd goed personeelsbeleid
De argumentatie voor het hoge percentage flexwerkers is dus dat de financiering onzeker is. Maar zo onzeker is die financiering helemaal niet. Universiteiten krijgen drie zakken met geld die zeker variëren, maar niet zodanig dat je meer dan de helft van je mensen op tijdelijke contracten in de wacht moet houden. Een andere reden, maar die wordt niet vaak hardop gezegd, is dat slecht functionerende mensen op vaste contracten zo moeilijk te ontslaan zijn. Met angst en beven wordt dan verwezen naar de jaren waarin spookdocenten zwaar op de begroting drukten. Vanwege die spoken uit het verleden worden alle anderen maar an het lijntje gehouden met tijdelijke contracten. Oud-collega Paulus Jansen vertelde me ooit waarom ze bij de SP niet bang zijn voor vaste contracten. Iedereen die daar komt werken krijgt snel een vast contract. Maar er worden ook heldere afspraken gemaakt, en daar wordt iedereen aan gehouden. Als je na drie functioneringsgesprekken niet voldoet aan de afspraken, neem je afscheid van elkaar. Heel duidelijk voor beide partijen. Dat vergt een verdomd goed personeelsbeleid. Door mensen die de medewerkers kennen, volgen, met ze praten en meer doen dan vinkjes zetten.
Vorige week werd een motie van mij in de Tweede Kamer aangenomen die aanspoort om snel een einde te maken aan de eindeloze stroom van tijdelijke contracten. De universiteiten hebben beloofd het percentage tijdelijke contracten terug te brengen tot 22 procent.
De snelste manier om die belofte af te dwingen is echter dat de medewerkers van de universiteiten en hogescholen zich verenigen en de besturen houden aan die belofte – of beter nog, zelf gaan bepalen wat de beste omvang van de flexibele schil is. Niets staat ze in de weg om zelf het heft in handen te nemen. Dat doe je het beste door – ik geef toe, niet heel origineel – lid te worden van een vakbond, bijvoorbeeld de VAWO of de vak- bond die ik ooit oprichtte, AVV. Dat doe je door je te kandide- ren voor de ondernemingsraad en daar invloed uit te oefenen. Medewerkers aller universiteiten, verenigt u, vergader mee en pik het niet meer.