Studentondernemers moeten hulp krijgen bij het combineren van hun bedrijf en hun studie, vindt David Rustemeijer.
Topsport en studeren: een combinatie die goed kan werken. Op vrijwel elke Nederlandse universiteit bestaat de mogelijkheid voor begeleiding, extra herkansingen en ontheffing van aanwezigheidsplichten.
Zo’n aangepast programma lijkt voor de student goed te werken: topsporters kunnen topsport uitoefenen en tegelijkertijd hun studie afronden: ‘Bij sommige verplichte vakken hoef ik niet aanwezig te zijn en krijg ik een vervangende opdracht om toch goed op de hoogte te blijven van de leerstof. Deze regelingen worden gemaakt op vertrouwen en op individuele basis en zorgen ervoor dat ik naast topsport mezelf nog verder kan blijven ontwikkelen als student,’ zegt bijvoorbeeld Floris van der Linden, hockeyinternational en student Business Administration aan de UvA.
Geen beleid
Een andere combinatie lijkt echter minder goed te werken in Nederland: ondernemen en studeren. Vorig jaar pleitte Bernard Wientjes, hoogleraar ondernemerschap & leiderschap aan de Universiteit Utrecht, al voor een speciaal beleid voor studentondernemers. Dit streven komt voort uit het lage percentage Nederlandse studentondernemers (6 procent in 2012) ten opzichte van andere landen. Dit voorgestelde speciale beleid zal vanuit de universiteiten moeten komen, vindt Wientjes. Tot op heden is er vrijwel geen regeling voor studenten met een eigen bedrijf, hetgeen ook niet bevorderlijk werkt voor studenten die nog een eigen bedrijf willen beginnen. Dit blijkt eveneens uit onderzoek van de Erasmus Universiteit: wilde in 2012 nog tien procent een eigen bedrijf starten, nu is dat nog maar zes procent. Dit is vreemd voor een land met een rijke geschiedenis in ondernemerschap, zeker als we kijken naar de ambities die Nederland koestert. Ten eerste is er de ambitie om in de top vijf kenniseconomieën ter wereld te komen en te blijven en ten tweede de wens om een gunstig ondernemersklimaat te creëren.
Het zijn juist deze twee punten die samenkomen als het om studentondernemers gaat. De vraag is dan ook waarom hier nauwelijks rekening mee wordt gehouden op Nederlandse universiteiten.
Topsporters
Onze zuiderburen lijken dit beter begrepen te hebben. Binnen sommige Belgische universiteiten hebben ondernemers dezelfde status gekregen als topsporters. De reden voor Belgische universiteiten om zulke regelingen te treffen, is hun visie dat studenten de ondernemers van de toekomst zijn en je daarom niet vroeg genoeg kan beginnen met je eigen bedrijf. ‘Nog te weinig afgestudeerden kiezen ervoor om als ondernemer aan de slag te gaan, terwijl innovatieve starters noodzakelijk zijn om de economie te versterken,’ aldus Alain Verschoren, rector van de Universiteit van Antwerpen. Daarom heeft zijn universiteit initiatieven genomen om het ondernemerschap al tijdens de studentenjaren te stimuleren.
De Universiteit van Gent gaat een stap verder met hun lancering van de startersportefeuille en het initiatief ‘Durf Ondernemen’. Dit is een regeling waardoor studenten die ondernemen de nodige studieflexibiliteit krijgen en begeleid worden, zodat ze niet alleen hun studies maar ook hun ondernemersplannen naar een hoger plan kunnen tillen. Businesscoach Steve Stevens van de UGent: ‘Studenten hebben weinig te verliezen tijdens hun studie. Nu ze nog in een veilige omgeving verkeren laten wij ze ondernemen, zodat ze de mogelijkheid krijgen de ervaring van firsttime entrepeneurs te genieten.’
Complementair
Nederlandse universiteiten lijken hier nog geen mening over te hebben gevormd,
hetgeen ook blijkt uit ervaringen van ondernemende studenten. ‘Het is spijtig dat er weinig mogelijkheden geboden worden om de combinatie makkelijker te maken. Zeker omdat dit ten koste gaat van zowel mijn studie als mijn onderneming, terwijl de twee eigenlijk perfect complementair zijn,’ zegt Justus Cohen Tervaert, student bètagamma economie aan de UvA en mede-eigenaar van kledingbedrijf Bonne Suits.
Ondanks de achterstand ten opzichte van de Belgische universiteiten worden er wel een paar veranderingen bewerkstelligd door onderwijsinstellingen die colleges geven over ondernemerschap. Maar volgens Falco Carelsz van het Interstedelijk Studenten Overleg is dit niet voldoende; studenten moeten daadwerkelijk op de hoogte zijn en eigen afspraken met universiteiten kunnen maken. Dit laatste lijkt een probleem, omdat universiteiten niet snel bereid zijn de regels voor studenten met een bedrijf aan te passen. Veel scholen blijven hun studenten onder druk zetten om zo snel mogelijk af te studeren. Het gevolg is dat studenten uit hun studie stappen om zich volledig te richten op hun bedrijf.
Voorlopig lijkt het er voor studenten die een eigen bedrijfje runnen op dat zij het moeten doen met de voorzichtige initiatieven die door enkele onderwijsinstellingen geboden worden. Een meer daadkrachtige opstelling zoals die van de Belgen zou de internationale positie van onze ondernemende studenten verbeteren, geeft een bredere motivatie voor studenten om na hun studie zelf een bedrijfje op te richten en voorkomt kapitaalvernietiging.
David Rustemeijer is mede-eigenaar van KnappeKoppen Amsterdam en student politicologie aan de UvA.