Als student kun je nog zo braaf zijn, vroeg of laat ga je op vervelende wijze met drugs geconfronteerd worden in je (nacht)leven. Of je zelf nou na drie nachten doorsnuiven met onstelpbare bloedneus in een tentamenzaal eindigt, of simpelweg het haar van je huisgenootje moet vasthouden terwijl ze je zorgvuldig bijeengespaarde Ikea-uitzet kotsend inwijdt. Meestal is drugsgebruik geen productieve bezigheid – met uitzondering van dat éne glas rode wijn achter de laptop, of die éne hasj-joint voor een brainstormsessie.
Maar nu is er iets nieuws in drugsland. Of beter gezegd, iets heel erg ouds. Ayahuasca is een plantenbrouwsel dat in het regenwoud al duizenden jaren wordt gedronken als medicijn tegen lichamelijke en geestelijke verontreiniging en ziekte, en als heilig spiritueel middel om contact te maken met ehm… aliens, engelen of dierenvriendjes uit het geestenrijk.
Ook wetenschappelijk gezien is het daadwerkelijk een medicijn: het zorgt er op lange termijn voor dat je hersenen meer synapsen aanmaken en efficiënter omgaan met je serotonine. Langdurige gebruikers van ayahuasca blijken uit onderzoek ook gelukkiger, helderder, gezonder, fitter en productiever te zijn.
Het is wel hard werken. Onder ceremoniële begeleiding van een sjamaan onderga je urenlang je diepste weggestopte emoties, overtuigingen en nare karaktertrekjes, om alle ellende die je tegenkomt je lichaam weer te laten verlaten via meerdere uitgangen.
Denken dat je doodgaat is hierbij vrij gewoontjes; de actieve stof is DMT, hetzelfde spul dat voor dromen en bijna-doodervaringen zorgt.
Sinds ik zelf regelmatig het drabje drink – en andere drugs of alcohol niet meer aanraak – ben ik van mijn stress-syndroom af, slaap ik als een roos, word ik elke ochtend blij en dankbaar wakker en ben ik nauwelijks meer op de kast te jagen. Ayahuasca is misschien wel een prima vervanger voor comazuipen op de studentenvereniging. Kotsen voor wereldvrede is tenminste nog ergens goed voor. ||| Hadjar Benmiloud