Niks meer missen?
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
UvA-studenten gedragen zich als schapen
opinie

UvA-studenten gedragen zich als schapen

Een gastredacteur Een gastredacteur,
18 mei 2014 - 08:09
Betreft
Deel op
Student sociologie Ilios Willemars wordt niet vrolijk van zijn eigen generatie studenten.

Wie zijn die wezens op de UvA toch? Die schimmen die in die lokaaltjes zitten? Die figuren die een paar uur per week voor zich uit zitten te staren naar computerbeeldschermen waarop het blauwe licht van Facebook en Twitter fonkelt? Die mensen die klagen dat docenten niet snel genoeg nakijken. Die mensen die, wanneer naar hun mening wordt gevraagd, opschrikken en iets beginnen te stamelen over die ene tekst die ze niet gelezen hadden. Die mensen, meestal ergens tussen de twintig en vijfentwintig, die twee dagen voor een tentamen op het idee komen om te vragen welke stof ze hadden moeten hebben gelezen de afgelopen tien weken. Zeven weken bedoel ik: 8-8-4 verdomme. Wat is de naam toch van die types die constant verontwaardigd zijn over de organisatorische kwaliteiten van onze universiteit? Die mensen die verontwaardigd zijn dat ze worden ondervraagd over stof die in colleges is behandeld.

Wie heeft er nou tijd om naar een college te gaan? Of zoals Ralien Bekkers laatst trots opmerkte toen een docent haar blijkbaar had voorgesteld dat ze aanwezig zou zijn bij een college, in plaats van een tripje te maken naar Qatar om over klimaat te babbelen: ‘Dat ging ik mooi niet doen, natuurlijk.’ Wie zijn die mensen die net als Bekkers ‘niet erg gevoelig zijn voor autoriteit’ en uit pure recalcitrantie (wat dapper hè?) geen boek meer aanraken? Is het opstandigheid, desinteresse, verwendheid, of is het leven van een twintig-en-nog-wat ie-mand op de UvA zo zwaar dat lezen onmogelijk is geworden? Woorden. Zinnen. Een heel boek? Voor wanneer? Dat is te veel. Altijd te veel. We hebben toch ook een leven.

De vraag houdt aan, het antwoord herhaalt zich. We noemen ons studenten. Al die mensen zijn studenten. We doen dingen buiten de universiteit, daar is dat leven van ons. De universiteit is een hinderlijke onderbreking van dat leven. Een onderbreking waar mensen ons dingen vragen. Een onderbreking waar mensen hopen op ideeën, zoektochten, woorden… één idee? Een onderbreking waar ideeën niet komen. Domme vragen bestaan niet… Vragen over aantallen. Vragen over cijfers. Vragen over feiten. Heb ik het goed? Hoeveel pagina’s is dat per week? Hoe lang moet de presentatie duren? Krijg ik een cijfer voor participatie? Is dat niet arbitrair? Wie bepaalt dat? Waar is het antwoordmodel? Moet ik een voldoende halen voor mijn tentamen? Mag ik compenseren? Ik wil compenseren! Moet ik aanwezig zijn? Hoe vaak mag ik een werkgroep missen? Waarom staat niet alles in de modulehandleiding? Waarom moet ik dat boek kopen? Moet ik het lezen? Is het tentamenstof? Ja? Waarom?

Geblaat
We kunnen ons afvragen, zoals Simon Boeke terecht deed, waarom we gezien worden als schapen die rijp moeten worden gemaakt voor de slacht. We geven ‘de UvA’ de schuld, dat instituut dat zich, zoals Boeke schrijft, ‘nog hoofdzakelijk bezighoudt met het bespoedigen van ons studiesucces’. Dat is het: ‘de UvA’ is niet geïnteresseerd in ons. De studenten zijn het slachtoffer, dat is de conclusie. Het slachtoffer van een kwaadaardig systeem, van een boer die ons in de nek hijgt. Deadlines, deadlines, deadlines… Herkansingen? Wanneer een schaap is omgevallen moet de boer het weer rechtop zetten, anders sterft het. Hoe herkent een boer zijn schapen? Aan hun geblaat. We zijn vrijwillig op onze ruggetjes gaan liggen door te weigeren ons te interesseren voor wat we zouden kunnen leren van die docenten die nooit snel genoeg nakijken. We liggen lekker en we hoeven niets. Met onze ogen open, onze snuiten in de wind. Hopelijk leest iemand ons iets voor. Hopelijk is het niet ‘saai’, kost het geen moeite. Hopelijk worden we gevoerd; grazen gaat lastig als je naar de lucht tuurt. Hopelijk is het eten in het Atrium morgen lekkerder. Hopelijk halen we een zes. Hopelijk vraagt niemand iets aan ons. We blaten, we blaten dat het een aard heeft. En de boer hoort onze roep en zingt, met de krakerige stem van Hans Dorrestijn in zijn ‘Schapenlied’:

Schaap graas maar lekker
Of slaap warm in je hok
En lever de wol voor
Trui en voor sok

lees meer
website loading