Niks meer missen?
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief!
Foto: Shark Ovski (Unsplash)
opinie

Aan de universiteit gaat waarheidsvinding boven gekwetste gevoelens

Erik van Ree,
19 april 2023 - 12:45

De acties tegen ISW-docent Laurens Buijs voeren socioloog Erik van Ree terug naar de lang vervlogen tijden van de jaren zeventig van de vorige eeuw. Hij studeerde aan de UvA en was lid van een maoïstisch georiënteerd ‘Agitatiekollektief’, met als core business een strak georkestreerde kritiek op de collegestof.

Voor ons was alle niet-Marxistische wetenschap geen wetenschap. Onze interventies waren zodanig dat colleges moeilijk te geven en te volgen waren, iets waar ik nog altijd met een zekere schaamte aan terugdenk. Het nieuwe agitatiekollektief is gevallen over Buijs’ negatieve commentaren op het begrip ‘non-binariteit’ en beschuldigt hem van ‘beweringen zonder wetenschappelijke basis’ en van ‘discriminatie jegens non-binaire mensen’. Buijs zou een ‘gevaar voor de veiligheid van studenten’ vormen. Naar mijn mening slaan de studenten de plank op beide punten mis.

 

De aanhangers van de these van non-binariteit beschouwen het denken in termen van twee geslachten als verouderd. Zij betogen dat het gevoel man of vrouw te zijn een cultureel construct is. Buijs verwerpt dit als bullshit en een lege hype: het mannelijke of vrouwelijke identiteitsgevoel van de overgrote meerderheid reflecteert ieders genetisch ingeprogrammeerde geslachtsconstitutie. Echter, genderidentiteit hangt met honderden of duizenden genen samen, en vooralsnog is het niet bekend hoe deze samenhang in elkaar steekt. Vooralsnog weten we simpelweg niet wat het aandeel genetica en wat het aandeel cultuur is. Buijs’ hypothese is dan ook niet meer of minder wetenschappelijk dan dat van de constructivisten.

 

Onbewezen hypothesen

Een minderheid van mensen voelt zichzelf ongeslachtelijk: non-binair. Buijs accepteert dit niet als realiteit; hij suggereert dat deze mensen aan zelfbedrog doen. Zij zijn, aldus Buijs, niet non-binair maar androgyn: het zijn mensen met sterk gemengd mannelijk-vrouwelijk genetisch materiaal. Mij lijkt dat het gevoel van ongeslachtelijkheid vermoedelijk even hard genetisch gefundeerd is als het gevoel man of vrouw te zijn bij anderen. Maar weten doen we het opnieuw niet. We weten nog niet met welke genenconstellatie een non-binair identiteitsgevoel correspondeert. Bij de huidige stand van de kennis zijn Buijs’ ideeën niet zozeer onwetenschappelijk als wel onbewezen hypothesen. Maar dat geldt ook voor die van zijn tegenstanders.

De wetenschappelijke status van Buijs’ beweringen is relevant omdat de academische vrijheid beperkter is dan de vrijheid van meningsuiting. De academische vrijheid laat docenten en onderzoekers vrij om elke wetenschappelijke benadering te kiezen, maar sluit onwetenschappelijke visies uit: er is geen leerstoel platte aarde. Dit is trouwens ook de reden dat racistische, homofobe en dergelijke theorieën buiten het universitair onderwijs en onderzoek gehouden moeten worden: ze zijn onzinnig en onwetenschappelijk.

‘De grenzen tussen wetenschappelijk en onwetenschappelijk zijn nooit helemaal exact te formuleren’

Maar de eisen van wetenschappelijkheid laten ruimte voor de meest uiteenlopende interpretaties en uitgangspunten. De grenzen tussen wetenschappelijk en onwetenschappelijk zijn nooit helemaal exact te formuleren. Bij grensgevallen is het verstandig uit te gaan van de benefit of the doubt. De bijl valt pas als de platte aarde in zicht komt.

 

Reptilians

Overigens maakt Buijs het zichzelf wel moeilijk. Hij suggereert dat de symbolen van mannelijkheid en vrouwelijkheid ‘ingevouwen’ zitten in de ‘kosmische orde’. Symbolen zijn eigenlijk ‘levende wezens’. Ook het reptiel is zo’n kosmisch symbool. David Ickes idee dat buitenaardse reptilians ons besturen is zo gek nog niet, aldus Buijs. Dit soort esoterische fantasterijen, populair onder populistisch rechts, horen aan de universiteit alleen thuis als object van studie. Maar bij mijn weten heeft Buijs er vooralsnog geen wetenschappelijke status voor opgeëist in zijn onderwijs.

 

De tweede door de studenten aangekaarte kwestie betreft het vermeend discriminatoire karakter van Buijs’ visies. Centraal in het kwetsingsdiscours staat de ‘veilige ruimte’. Minimaal geformuleerd duidt dit concept op gelijke, niet-discriminerende en respectvolle behandeling van allen. Zo beschouwd verschilt deze veilige collegezaal weinig van Jürgen Habermas’ ideaal van de machtsvrije, gelijkwaardige gesprekssituatie.

 

De kern van de opvatting van Buijs’ tegenstanders is te vinden in de volgende zin uit hun petitie: ‘Wij accepteren een ontkenning van de geleefde realiteit van non-binaire mensen niet.’ De auteurs hebben gelijk dat Buijs de non-binaire identiteit ziet als een fantoom en non-binair activisme wegzet als extremisme, aandachttrekkerij en effectbejag. Maar is het redelijk om de bewering dat iemands identiteit berust op een misvatting onder verbod te stellen?

 

Oorlogszuchtig

Geherformuleerd als algemeen beginsel komt het activistische standpunt hierop neer dat uitspraken met een negatieve of ongunstige strekking ten aanzien van landen, culturen of bevolkingsgroepen als zodanig als discriminerend en haatdragend beschouwd moeten worden. Maar zulke uitspraken zijn dat niet noodzakelijkerwijs. Wat te denken van de volgende stellingen: de westerse cultuur is de meest oorlogszuchtige cultuur uit de geschiedenis; mannen zijn gemiddeld crimineler dan vrouwen; het eten van de hostie is een symbolische vorm van kannibalisme. Stuk voor stuk gedachten die grote groepen in hun ervaren identiteit raken en mogelijk diep kwetsen. Maar negatieve generalisaties zijn nog geen discriminatie. Aan de universiteit gaat waarheidsvinding boven gekwetste gevoelens.

 

De uit de Verenigde Staten overgewaaide safe space heeft nog een andere, fundamenteel problematische dimensie. Een ruimte wordt ook dan onveilig geacht wanneer studenten worden geconfronteerd met theorieën of beelden van racistische, transfobe of anderszins onaangename aard – ook als de docent deze narigheid niet aanhangt maar enkel als studieobject presenteert. Confrontatie met zulk materiaal wordt als zodanig kwetsend geacht en moet daarom vermeden worden.

 

Mein Kampf

Geen betere illustratie van deze radicalisering van het begrip veiligheid dan het woord ‘neger’. Gegeven het feit dat men het woord geleidelijk als scheldwoord is gaan ervaren is het terecht teruggetrokken uit het beschaafde taalgebruik. Maar inmiddels is het verschil tussen het gebruiken van het woord en het enkele noemen ervan uit het zicht verdwenen. Zelfs respectabele dag- en weekbladen vervangen het inmiddels zonder een spoor van ironie door ‘het N-woord’. Vanuit deze logica levert een college gewijd aan ‘De geschiedenis van het woord neger’ onveiligheid op. Een college over de Négritude-beweging wordt nog lastig.

 

Ik heb jarenlang in mijn college politieke filosofie het hoofdstuk van Mein Kampf over de racistische staat met studenten besproken. Maar zou dit, volgens de activistische logica, geen ‘onveilige situatie’ hebben kunnen opleveren, bijvoorbeeld voor joodse studenten?

 

Onverzoenlijke strijdbaarheid gaat hier paradoxaal samen met een discours van zwakte: de enkele confrontatie met discriminerend materiaal zou door studenten al als een onverdraaglijke aanslag kunnen worden ervaren. Het regime dat veel volwassenen voor kinderen geboden achten – houdt wat niet deugt uit het hun zicht! – wordt door activisten van toepassing verklaard op zichzelf en hun achterban: militante zelfbetutteling. De academische vrijheid blijft alleen intact als alles – welk woord, beeld of tekst ook – genoemd en getoond mag worden; kwetsend materiaal mag nooit als studieobject taboe worden verklaard.

 

Erik van Ree is oud-docent Oost-Europese studies en gastonderzoeker aan de UvA.