Sociaal wetenschapper, UvA-docent en ondernemer Laurens Buijs vindt dat het onderwijs- en onderzoekklimaat bij sociale wetenschappen niet meer te harden is onder invloed van de in zijn ogen ‘woke cultuur’ binnen de afdeling. ‘Mij wordt steeds vaker het gevoel gegeven dat ik een slecht persoon ben.’
Diversiteitsbeleid is aan een grote opmars bezig op de UvA. Als een octopus is het beleid zich via allerlei commissies aan het nestelen in de organisatie – op het centrale, facultaire en opleidingsniveau. Daar houdt men zich onder andere bezig met het creëren van bewustzijn over ‘unconscious bias’, het tegengaan van ‘microagressies’ en het ‘dekoloniseren’ van het curriculum. Maar over de schaduwzijde van dit beleid is op de UvA geen gesprek mogelijk.
Paard van Troje
Het diversiteitsbeleid in de huidige vorm is een paard van Troje, waarmee het radicaal ‘woke’ gedachtengoed de organisatie wordt binnengehaald en in sneltreinvaart wordt genormaliseerd. Terwijl de UvA zich in de communicatie steeds explicieter moreel verheven positioneert vanwege het diversiteitsbeleid, staat de academische vrijheid te wankelen, onder druk van toenemende politieke correctheid en dogmatische linkse ideologie, in het bijzonder bij de sociale wetenschappen.
Dat ervaar ik zelf aan den lijve, als interdisciplinaire sociaalwetenschapper die werkt aan thema’s als gender en seksualiteit, de multiculturele samenleving en coronabeleid. Hoewel ook ik me als links en progressief identificeer, is er voor het werk dat ik doe en de standpunten die ik inneem op basis van wetenschappelijk onderbouwde argumentatie, steeds minder ruimte.
Pseudowetenschap
Vanuit mijn expertise over androgynie ben ik bijvoorbeeld kritisch op het verschijnsel ‘non-binair’ en de bijbehorende obsessie met ‘pronouns’ (persoonlijke voornaamwoorden). Dit verschijnsel zie ik als een lege hype in de hoogmoderne samenleving, zonder wetenschappelijke basis in de biologie, psychologie en antropologie. Er is solide bewijs voor het bestaan van mannelijke vrouwen, vrouwelijke mannen en transgenders. Maar het emanciperen van een minderheidsgroep die zich geheel buiten de ‘gender binary’ begeeft is in mijn ogen een gevaarlijk en pseudowetenschappelijk dwaalspoor.
Slecht persoon
Het debat hierover kan echter amper gevoerd worden zonder dat ik word beschuldigd van discriminatie. Studenten en collega’s zeggen dat ik met mijn standpunten hun ‘safe space’ schend en zien dat als een ‘microagressie’. Ik vind het natuurlijk geen probleem als men het in de academische arena met mij oneens is; dat is juist onderdeel van een gezond academisch debat. Maar mij wordt steeds vaker het gevoel gegeven dat ik een ‘slecht persoon’ ben die geen recht van spreken heeft. En dat terwijl ik standpunten inneem waar ik wetenschappelijke expertise over heb, onderzoek naar doe en over publiceer.
Als onderzoeker van homofoob geweld in Amsterdam zie ik al jaren een zorgelijke oververtegenwoordiging van Marokkaans-Nederlandse jongens in de dadergroep. Ik ben nu bezig met een nieuw onderzoek, waarin ik de rol van de Islam in homofoob geweld kritisch wil onderzoeken. Ondanks het feit dat ik mij altijd expliciet heb gedistantieerd van rechts-populistische politici die mijn onderzoek probeerden te gebruiken voor hun islamofobe agenda, wordt mijn onderzoek op de UvA snel gewantrouwd. Ik ben als criticus op de homofobe tendensen binnen de Islam vaak weggezet als een ‘homonationalist’ – iemand die homo-emancipatie zou gebruiken voor een nationalistische agenda. Hierdoor wordt het steeds moeilijker om binnen de UvA institutionele steun (begeleiding en financiering) te vinden voor het onderzoek dat ik graag zou willen doen.
Corona
De coronaperiode heb ik ervaren als een nieuw dieptepunt wat betreft academische vrijheid op de UvA. Vanuit mijn expertise in Science & Technology Studies (STS) was ik kritisch op de vaccinatietechnologie en de QR-pas. Een normaal debat hierover op de UvA bleek amper mogelijk. Wie ook maar enigszins kritisch was op de maatregelen, werd weggezet als ‘wappie’, ‘complotdenker’ en ‘extreemrechts’. De solidariteit moest liggen bij de kwetsbaren. Voor een discussie over de vraag of de maatregelen eigenlijk wel grondwettelijk waren, was geen ruimte. Mijn kritische bijdragen over het coronabeleid werden op de UvA zo slecht ontvangen, dat ik onder meer een functie bij de summer schools ben verloren na bijna vijftien jaar trouwe dienst.
Er is op de UvA over veel thema’s een stevige norm – doorgaans ingegeven door de politiek van gevestigde linkse partijen – die de kaders bepaalt waarbinnen gedacht en gesproken mag worden. Personen die afwijkende standpunten innemen en andere argumentaties gebruiken, kunnen snel beschuldigd worden van het schenden van de sociale veiligheid of het kwetsen van minderheden. Zo leidt het diversiteitsbeleid van de UvA steeds meer tot een ideologische monocultuur. En dat terwijl goede en gezonde wetenschappelijke kennisproductie alleen kan bestaan bij de gratie van radicale academische vrijheid en alle ruimte voor het pluriforme debat.
Klokkenluider
Ik vind het niet te verantwoorden dat op de UvA niet wordt nagedacht over de vraag hoe diversiteitsbeleid te verenigen is met academische vrijheid. Ik heb de afgelopen jaren de sfeer zien veranderen bij sociale wetenschappen. Van de bonte groep wetenschappers met een open houding naar de meest uiteenlopende stemmen is niet veel meer over. Het debat is aan het versmallen en de grenzen daarvan worden steeds meer bepaald door dogmatische politieke ideologie die toch het best te beschrijven is als ‘woke’. Ik heb mij daarom onlangs gemeld bij het College van Bestuur via de Klokkenluidersregeling, en heb hen opgeroepen om de zorgelijke ontwikkelingen te onderzoeken en met een actieplan te komen om de academische vrijheid te redden.