Met de komst van AI kan het huidige onderwijs wel op de schop, zegt columnist Han van der Maas. ‘Mijn dochter leert nu op het vwo precies dezelfde dingen als ik leerde begin jaren tachtig toen het internet nog niet bestond en AI nog in de kinderschoenen stond.’
Wat overkomt ons nu toch weer en kunnen we het niet verbieden? Dat is ongeveer de reactie van de onderwijswereld op de komst van ChatGPT. Ook ik bezondigde me hieraan. Ons tentamen ‘Programmeren in R’ is een makkie als studenten ChatGPT als add-in in Rstudio installeren. Dus nemen we het tentamen af op UvA computers waarop je niks mag installeren. Deze defensieve reactie is niet adequaat, ChatGPT staat namelijk niet op zichzelf.
We beschikken allemaal over mobiele telefoons waarop we feiten uit elk wetenschapsgebied in enkele seconden kunnen vinden. Met WolframAlpha kunnen we examenopgaven wiskunde oplossen. Met Google Maps is kennis van topografie overbodig. We kunnen gedichten schrijven met GPT3, muziek componeren met AIVA, schaken met Stockfish en vertalen met Deepl. De lijst is lang en groeit met de dag. De voor ons existentiële vraag is wat deze ontwikkelingen betekenen voor het onderwijs.
Met name in het basis- en voortgezet onderwijs wordt deze vraag stelselmatig genegeerd. Technologie heeft wel beïnvloed hoe we leren maar nauwelijks wat we leren. We gebruiken computers om onderwijsprocessen te optimaliseren en software om sneller dingen uit het hoofd te leren. Maar als het gaat om de wat-vraag doen we net alsof computers en het internet niet bestaan.
Basisscholieren leren topografie zoals ik dat een halve eeuw geleden leerde: heel veel provincies en landen eenmalig uit je hoofd leren, toetsjes maken en vergeten maar weer. De vraag die we ons moeten stellen is wat je nu van topografie moet weten om de wereld te begrijpen en om van Google Maps gebruik te maken. Dit is een empirische vraag, die we wetenschappelijk moeten onderzoeken.
Algebra
Ook voor rekenen en wiskunde moeten we deze vraag beatwoorden. Iedereen die werkelijk wiskunde gebruikt in onderzoek of werk maakt gebruik van geavanceerde software. Wat moet je weten van algebra om deze software op integraalrekening toe te passen? Of je daar op de middelbare school een jaar lang rottige integralen voor moet oplossen, alsof deze software niet bestaat, is zeer de vraag.
Voor rekenen loopt deze fundamentele discussie al veel langer. Waarom maken kinderen op de basisschool nog steeds honderden sommen als 234x534? Het meest serieuze antwoord dat ik kreeg was dat kinderen zo leren om te gaan met algoritmen. Maar waarom leren ze dan niet gewoon programmeren in bijvoorbeeld Scratch? Sowieso is het onderwijs vergeven van indirecte leerargumenten. Scholieren leren Latijn en Grieks omdat ze dan makkelijker Frans of Italiaans kunnen leren. Maar voor dit soort transfer van vaardigheden is weinig bewijs. Zo leer je van schaken alleen schaken en niks anders. Als je jongeren Frans wil leren dan moet je ze Frans leren. En of je ze nog wel Frans moet leren, is maar zeer de vraag.
Ook het taalonderwijs moet grondig overdacht worden. Het duurt niet lang meer voordat we met minimale vertraging een serieus gesprek kunnen voeren met een willekeurige andere aardbewoner, via onze telefoons waarbij ieder in zijn eigen taal praat. Dat kan dan zelfs met je eigen stemgeluid. Er wordt veel geklaagd over de jeugd die niet meer leest, maar schrijven en lezen zullen vermoedelijk snel vervangen worden door spreken en luisteren. Misschien wordt analfabetisme niet opgelost door beter lees- en schrijfonderwijs, maar door de afschaffing ervan.
De zaakvakken als biologie en aardrijkskunde zijn ook aan een structurele herziening toe. Het curriculum wordt nu bepaald door belangengroeperingen en is in een halve eeuw niet fundamenteel herzien. Mijn dochter leert nu op het vwo precies dezelfde dingen als ik leerde begin jaren tachtig toen het internet nog niet bestond en AI nog in de kinderschoenen stond. Welke basiskennis over deze vakken is noodzakelijk om specifieke kennis op te doen wanneer die nodig is? Van belang zijn toch vooral vaardigheden om zin van onzin te scheiden, bronnen te checken en tot een helder inzicht te komen.
Het fijne van doceren aan de universiteit is dat het onderwijs veel sneller wordt aangepast aan de eisen van de tijd. Vakken en zelfs hele opleidingen verdwijnen als daar geen behoefte meer aan is. We denken meer na over wat onze studenten straks echt nodig hebben als ze onderzoeker worden of in de praktijk aan het werk gaan. Ook ons
programmeeronderwijs zullen we weer tegen de loep moeten houden. Coderen wordt minder relevant, code controleren en goede code prompts schrijven wordt belangrijker.
Het schrijfonderwijs aan de universiteiten moet ook op de schop. Het is onmogelijk en onwenselijk AI-schrijfhulpmiddelen te verbieden. In 2023 kan elke student moeiteloos een essay in goed Engels of Nederlands genereren. Dat leerdoel kan dus geschrapt worden. Wat willen we dat studenten nu eigenlijk wél leren?
Han van der Maas is hoogleraar psychologische methodenleer.