Niks meer missen?
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief!
Foto: Emil Kalabradov (Unsplash)
opinie

‘De discussie over de basisbeurs is nutteloos, schaf liever het collegegeld af’

Steven de Rave,
4 april 2022 - 10:18

De nieuwe basisbeurs is maar een doekje voor het bloeden, schrijft politicologiestudent Steven de Rave. Volgens hem moeten studenten zich geen zorgen maken over de hoogte van de basisbeurs, maar strijden voor de afschaffing van het collegegeld.

In 2023 zal de basisbeurs weer terugkeren voor studenten in het hoger onderwijs. Afgelopen tijd werd de hoogte van die beurs bekend: 91 euro voor thuiswonenden, 255 euro voor uitwonenden. Dat is aanzienlijk lager dan voor de afschaffing in 2015, en dat terwijl het leven voor studenten in de tussenliggende periode alleen maar duurder is geworden.

 

Uit de afschaffing van het leenstelsel bleek het falen ervan en dat voelde als een overwinning voor studenten, behalve voor de ‘pechgeneratie’ die met maximaal 1.400 euro gecompenseerd wordt. Maar is die afschaffing wel echt een overwinning voor studenten? Hebben studenten werkelijk meer baat bij een basisbeurs? Gratis hoger onderwijs zou beter zijn.

 

Geen protest

De afschaffing van de basisbeurs in 2015 ging enigszins geruisloos. Er waren wel kleine protesten en de studentenvakbonden ageerden tegen het leenstelsel, maar in politiek Den Haag verliep de afschaffing redelijk soepel met behulp van de oppositie. Dat dit zo soepel ging mag opmerkelijk genoemd worden.

Bij eerdere aanpassingen aan de financiering van studenten, sprongen studenten massaal op de barricaden om de plannen van verschillende kabinetten aan te vechten. Zo ook bij de invoering van de basisbeurs in 1986. Destijds was men boos op het feit dat iedere student, rijk of arm, evenveel studiefinanciering zou krijgen. Er kwam weliswaar een aanvullende beurs waar veel gebruik van werd gemaakt, maar het principe stak.

 

En dit is waar het om draait als men spreekt over een basisbeurs aan de ene kant en een leenstelsel aan de andere kant: gelijke behandeling of de sterkste schouders die de zwaarste lasten dragen. Een dergelijke vraag lag ook ten grondslag aan de medewerking van de linkse partijen bij de afschaffing van de basisbeurs in 2015.

‘Het aantal jongeren dat besluit te gaan studeren is nauwelijks omlaag gegaan, en een duidelijk patroon in sociaaleconomische klassen is niet zichtbaar’

Deze partijen zaten al tijden in hun maag met de manier waarop de basisbeurs ervoor zorgde dat ‘armen’ betaalden voor de studie van ‘rijken’ en gingen overstag. De rechtse partijen onder leiding van de VVD waren tevreden met de verminderde druk op de rijksbegroting temidden van een economische recessie. Een leenstelsel zou aldus geld besparen en kansengelijkheid in het hoger onderwijs vergroten. Hoe werkt dit precies?

 

Iedereen dezelfde barrière

Het leenstelsel zorgt ervoor dat de barrières om te studeren voor iedereen hetzelfde zijn, maar de risico’s voor mensen uit lagere sociaaleconomische klassen zijn groter, aangezien zij minder hebben om op terug te vallen. In Nederland zorgt de aanvullende beurs, een gift, ervoor dat dit effect ietwat teniet wordt gedaan. Op deze manier is er een nivellerende factor aanwezig in het systeem. Dit blijkt ook uit de cijfers: het aantal jongeren dat besluit te gaan studeren is nauwelijks omlaag gegaan, en een duidelijk patroon in sociaaleconomische klassen is niet zichtbaarDat blijkt onder meer uit onderzoeken van Lonneke van den Berg en Ruben van Gaalen uit 2018 en 2021..

‘Het gaat erom of een overheid bereid is het hoger onderwijs open te stellen voor eenieder die het zou kunnen voltooien’

Het leenstelsel zorgde dus voor meer kansengelijkheid in het hoger onderwijs. Waarom bestond er dan zoveel aversie tegen? De Landelijke Studentenvakbond is vanaf het begin tegenstander geweest van het leenstelsel, met name vanwege de torenhoge schulden die overblijven. De gemiddelde schuld van een afgestudeerde student is inmiddels meer dan 25.000 euro, en het is duidelijk dat het hebben van een grote schuld bij het betreden van de arbeidsmarkt als een hinderende factor werkt. De vraag is echter of een basisbeurs van 91 euro dit probleem kan oplossen en niet slechts een doekje voor het bloeden is. Deze schuldenkwestie laat desalniettemin goed zien waar het in feite over zou moeten gaan als er gesproken wordt over de basisbeurs.

 

Wie moet er betalen voor het onderwijs?

Onderwijs, en dus ook hoger onderwijs, is namelijk de ruggengraat van een samenleving en een verzekering van de toekomst. De fundamentele kwestie is wie er moet opdraaien voor die ontwikkeling. In het geval van hoger onderwijs is het dan de vraag of de overheid of de studenten zelf moeten investeren in het hoger onderwijs, de toekomst. Geneuzel over een luttele bijdrage als de basisbeurs of de hoogte van de aanvullende beurs is in deze kwestie niet van belang. Het gaat erom of een overheid bereid is het hoger onderwijs open te stellen voor eenieder die het zou kunnen voltooien.

 

Iedere burger moet immers zijn talenten kunnen ontplooien, zonder zich af te vragen wat de consequenties daarvan zijn. En een samenleving zou een dergelijk systeem moeten ondersteunen, aangezien deze hiervan kan profiteren. In plaats van een systeem van studiefinanciering zou de overheid zich daarom moeten afvragen of het hoger onderwijs, onder bepaalde voorwaarden, zoals strengere eisen aan prestaties, gratis toegankelijk kan worden.

‘Het collegegeld afschaffen zorgt voor meer kansengelijkheid’

Vanuit de theorie over verzorgingsstaten is bekend dat een algemene voorziening beter is dan gerichte voorzieningen en een systeem van gratis hoger onderwijs zou daarvan een voorbeeld zijn. Bovendien kan dit kansengelijkheid doen laten toenemen. Ook vanuit een praktisch oogpunt is gratis hoger onderwijs wenselijk. Basis- en middelbaar onderwijs is in Nederland nagenoeg gratis, maar het onderwijs dat noodzakelijk is om te slagen in de maatschappij, het hoger onderwijs, niet.

 

Scandinavië als voorbeeld

De Scandinavische landen laten zien dat gratis hoger onderwijs een aantal voordelen heeft. Ten eerste beginnen afgestudeerde studenten met een veel lagere, of helemaal geen, studieschuld aan hun werkende leven. Dit zorgt voor lagere barrières voor het opbouwen van vermogen, voor de samenleving zorgt dit voor een lagere schuldenlast en dus hogere economische groei.

 

Ten tweede zorgt dit voor meer kansengelijkheid langs meerdere assen van onderdrukking. Zo is het belang van sociaaleconomische klasse in een land als Finland minder van belang dan voor een land als het Verenigd Koninkrijk. Ten derde zorgt het ervoor dat jongeren en studenten onafhankelijk van hun omgeving worden om hun eigen toekomst te bepalen, zowel in studiekeuze als studiemogelijkheden.

 

De kosten van gratis onderwijs zouden hoog zijn, maar dit valt in de praktijk mee. In Nederland betaalt de overheid bijvoorbeeld al ruim 80 procent van het collegegeld, dus een grote toename zal het niet zijn. Bovendien moeten de uitgaven niet gezien worden als kostenpost, maar als investering in de toekomst van het land.

 

Met de afschaffing van het leenstelsel komt er een einde aan de torenhoge schulden onder studenten, maar de basisbeurs is slechts een doekje voor het bloeden. De overheid en de studentenvakbonden zouden zich bezig moeten houden met de waarde van hoger onderwijs voor de samenleving en het belang van kansengelijkheid daarin. Alleen op die manier kan de eeuwige discussie over de financiering van het hoger onderwijs beëindigd worden. Het resultaat zou duidelijk moeten zijn: gratis hoger onderwijs is een investering in de toekomst van het land.

 

Steven de Rave is masterstudent politicologie aan de UvA.