Niks meer missen?
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief!
Foto: gorodenkoff / iStock
opinie

Op z’n Duits | De jagers uit de oertijd waren zorgende vaders en werkende moeders

Linda Duits,
19 november 2021 - 06:56
Betreft
Deel op

Onlangs gaf ik bij de politie een lezing over sekse en gender. Al rap kwam de tegenwerping of ‘het’ niet ‘gewoon’ een kwestie van nature of nurture was. Zo’n suggestie verpakt als vraag. Goh, dat we daar bij genderstudies nooit aan gedacht hadden! Natuurlijk is het nature én nurture. Bovendien blijkt ‘nature’ behoorlijk ingewikkeld te zijn, omdat de moderne mens dankzij evolutie het resultaat is van een constante wisselwerking tussen natuur en cultuur.

De discussie over aanleg versus aangeleerd is uitermate plat want empirisch lastig te staven. We kunnen geen kinderen opvoeden in een genderneutrale controlegroep om te zien of meisjes echt slechter zijn in techniek. Wel kunnen we kijken naar andere culturen en andere tijdsperiodes. Dan zien we bijvoorbeeld dat de computerprogrammeurs van de jaren 40 vrouwen waren, omdat programmeren leek op ander administratief werk en administratief werk was nou eenmaal vrouwenwerk.

‘Archeologen dachten tot voor kort onterecht dat jagers die ze opgroeven allemaal mannen waren: ze zaten vast in het idee dat mannen jaagden en vrouwen verzamelden’

Dat teruggaan in de tijd is lastig omdat we met een gegenderde blik naar de wereld en naar de geschiedenis kijken. Daarom dachten archeologen tot voor kort onterecht dat de jagers die ze opgroeven allemaal mannen waren: ze zaten vast in het idee dat mannen jaagden en dat vrouwen verzamelden. Evenzeer zijn de eerste evolutietheorieën opgesteld door mannen met heel traditionele ideeën over rolverdeling. Die ideeën zijn blijven hangen, en je hoort ze vaak van mensen die ermee de status-quo verdedigen: dit is de natuur, zo is het altijd geweest, dat willen veranderen is kansloos.

 

Maar wetenschap staat niet stil, niet bij genderstudies en niet bij biologie. Deze week publiceerde socioloog Laurens Buijs een stuk op De Correspondent waarin hij op basis van meer recente inzichten een ander beeld schetst van de rolverdeling in ons verre verleden. Zo bespreekt hij de ‘duurloophypothese’ die bioloog Dennis Bramble in 2004 in Nature publiceerde.

 

Mensen onderscheiden zich volgens Bramble van andere primaten door onze mogelijkheid tot renjacht. Deze manier van jagen is gericht op uithoudingsvermogen en vereist samenwerking tussen groepen jagers. Buijs vat samen:

 

‘De mens maakte gebruik van overlevingsstrategieën waarvoor zowel vrouwelijke als mannelijke lichamen waren uitgerust. Mannen en vrouwen groeiden in dit evolutionaire proces naar elkaar toe: bij de mens is de man relatief kleiner en vrouwelijker dan bij bijvoorbeeld de grote aapsoorten en de neanderthalers. Oftewel: kleinere verschillen tussen de sekses hebben flexibiliteit en samenwerking bevorderd. Niet kracht en zelfzuchtigheid, maar uithoudingsvermogen, wendbaarheid en samenwerking in gelijkwaardige structuren, zó overleefde onze soort.’

 

Ook interessant is het werk van primatoloog Carel van Schaik en historicus Kai Michel. Zij schrijven over hoe driehonderdduizend jaar geleden op de savanne complexe leefgemeenschappen ontstonden met een veranderde zorgrol voor de vader. Buijs:

 

‘Niet de jacht, het vuur of de taal geldt nu als de belangrijkste verklaring voor het overlevingssucces van de vroege mens, maar de gezamenlijke manier waarop kinderen werden opgevoed. Er ontstond zo natuurlijke selectie op zorgzame, samenwerkende mannen.’

 

Pas met de neolithische revolutie, de uitvinding van de landbouw zo’n twaalfduizend jaar geleden, ontstond bezit en het kerngezin. Daarmee kwam de heteronorm en de bijbehorende taakverdeling én tegenstelling tussen mannen en vrouwen. Twaalfduizend jaar, dat is echt niets op een evolutie van mensapen van zo’n tien miljoen jaar.

‘Kunnen we niet eindelijk voorbijgaan aan die constante labelling van gedragingen die niets te maken hebben met verschillen in functie tijdens de bevruchting?’

Buijs gebruikt zijn overzicht om te pleiten voor een ‘herontdekking van de fluïde en androgyne kern die elk mens in zich draagt’, want ‘onze vrouwen zijn ook mannelijk, en onze mannen zijn ook vrouwelijk’. Daarmee houdt hij onbedoeld toch vast aan het duale denken dat hij bekritiseert. Want wat betekent mannelijk en vrouwelijk daarin eigenlijk? Kunnen we niet eindelijk voorbijgaan aan die constante labelling van gedragingen die niets te maken hebben met verschillen in functie tijdens de bevruchting?

 

Ik ben zo benieuwd of die oermensen daar op de savanne nadachten over gender. Of ze verschillende kleding hadden voor mannen en vrouwen, of versieringen voor mannen gay gevonden werden, en of de vrouwen zachter moesten praten om maar niet mannelijk te lijken. Ik weet dat het onkenbaar is, voor nu en waarschijnlijk voor altijd. Ondertussen hoop ik dat meer mensen kennis nemen van de bijgewerkte ideeën in de wetenschap over ‘de natuur’. Het zat anders, het was niet altijd zo en het kan dus beter.

 

Linda Duits is een weggelopen wetenschapper, gespecialiseerd in populaire cultuur; in het bijzonder op het gebied van gender en seksualiteit.

Lees meer over