Niks meer missen?
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief!
Foto: Sara Kerklaan
opinie

Dan Afrifa | Of ik als Ghanees-Nederlandse historicus iets te vertellen had over de Afro-Caribische geschiedenis

Dan Afrifa,
12 oktober 2021 - 11:44
Betreft
Deel op

Mijn zomer 2021 begon met een mail van de Faculteit der Geesteswetenschappen: of ik gastspreker wilde zijn tijdens de zomerschool Afro-Caribische cultuur. Een buitenkans, dacht ik, gevolgd door de twijfel of ik als Ghanees-Nederlandse historicus iets te vertellen had over de Afro-Caribische geschiedenis. Diezelfde dag mailde ik terug.

Mijn bachelor geschiedenis rondde ik in 2019 af met een scriptie over hoe het Ghanese koloniale verleden doorwerkt in de identiteitsvorming van jonge Ghanese Nederlanders. Deze geschiedenis heeft me altijd geboeid, hoewel ik me nooit bijzonder verdiepte in het lot van tot slaaf gemaakte Afrikanen, die bijvoorbeeld naar Suriname werden vervoerd. Ik dacht: mijn voorouders en geschiedenis bleven in Afrika.

 

Begin dit jaar las ik Wij slaven van Suriname van Anton de Kom. Ondanks de verschillende geschiedenissen van de uiteenlopende Surinaamse bevolkingsgroepen, spreekt De Kom over één Surinaams volk, dat samen ten strijde moet trekken tegen het koloniale wanbeleid, ongelijkheid en racisme. Deze eenheidsboodschap zette me aan het denken.

Ik dacht al lezende aan het Ashanti-Rijk van mijn voorouders: Afrikanen die Afrikanen verkochten aan Europeanen

Hoewel De Kom in dit boek uit 1934 weinig rept over de Afrikanen die Afrikanen verkochten aan Europeanen, dacht ik al lezende aan het Ashanti-Rijk van mijn voorouders: Afrikanen die Afrikanen verkochten aan Europeanen. De trans-Atlantische slavenhandel was immers waar de geschiedenissen van mijn voorouders en die van De Kom een andere wending namen.

 

In juni, een aantal weken voor het UvA-mailtje, bezocht ik de Slavernijtentoonstelling in het Rijksmuseum. Van tevoren beluisterde ik een podcast over de tentoonstelling en las ik lovende recensies. Bij binnenkomst speelde de audiotour een liedje af dat ik zachtjes meezong, terwijl ik terugdacht aan mijn Surinaamse basisschoolvrienden die het liedje vroeger in de klas zongen: ‘Faya sitong no bro mi so, no bro mi so’. De cirkel leek rond.

Keti Koti voelde niet als mijn feest

Na afloop was er weinig rond aan die cirkel. De tentoonstelling was duidelijk aangrijpend bedoeld, maar aangrijpend was vooral het gebrek aan opgewekt gevoel. Om na te gaan of ik door de sluiting van de musea tijdens de lockdown in een apathische cultuurbarbaar was veranderd, begaf ik me naar de Nachtwacht en co. Daar voelde ik wél een kunstsensatie. En een week later bezocht ik het Joods Historisch Museum en voelde ik een traan opwellen bij een schilderij van Joodse mannen en jongens met heilige wetsrollen.

 

Op 1 juli wandelde ik in de Bijlmer en stuitte ik op een feestvierend gezelschap. Het kostte me enkele momenten om te bedenken wat ze vierden, en daarna nog even om te beseffen waarom ik niet wist dat er iets te vieren was: Keti Koti voelde niet als mijn feest.

 

Op de laatste zaterdag van september vertelde ik in drie kwartier over de geschiedenis van het Ashanti-Rijk en over mijn ouders die vanuit een dorp in Ghana naar Nederland kwamen. Ik vertelde over opgroeien in de Bijlmer met Surinamers die op mij leken en dat ik lang heb gedacht dat Suriname in Afrika lag. De koloniale erfenis verbindt ons, echt ons allemaal, maar ik vertelde tijdens mijn gastles Verdeelde emoties over een gedeelde geschiedenis dat ik vooral de vervreemdende werking van dit verleden voel.

 

Dan Afrifa is een Ghanese Amsterdammer, schrijver en masterstudent geschiedenis aan de UvA.

Lees meer over