Niks meer missen?
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief!
Foto: Daniël Rommens
opinie

Stella’s waslijst | ‘Toen zijn moeder niet opnam, besloot ik hem maar naar huis te brengen’

Stella Vrijmoed,
22 juni 2021 - 07:52

Scriptie succesvol ingeleverd, bul op zak: het ‘echte’ leven kan beginnen. Hoe doe je dat met een wankele arbeidsmarkt, een overspannen huizenmarkt én een ontwrichtende pandemie? Afgestudeerde Stella worstelt zich door haar waslijst met uitdagingen. Deze week: een helpende hand.

Hij lag midden op het fietspad onder zijn fiets, de jongen. Het was op zo’n stukje waar je lekker hard naar beneden kunt vliegen en ik altijd bid dat ik niet val als ik er stoer zonder handen aan het stuur overheen rijd.

 

Hij leek niet hard te zijn gevallen, zag ik toen ik afstapte om de behulpzame voorbijganger te spelen. Hij was een jaar of vijftien, te zien aan zijn puberpukkels. Zijn broek was opengescheurd bij de knie en het gapende gat liet een schaafwond zien. Onhandig plukte hij aan zijn broek om de schade beter te kunnen bekijken.

 

Een vriendje dat om hem heen slingerde scheen niet goed te weten wat hij moest doen. ‘Heb je hulp nodig?’ vroeg ik, verwachtend dat het slachtoffer zou zeggen ‘nee joh, dank u, gaat wel’. Maar hij keek een beetje sip, haalde zijn schouders op en mompelde iets van ‘weet niet’. Ik dacht dat hij misschien meer pijn zou hebben dan ik aan de buitenkant kon zien, dus besloot me maar even moederlijk over hem te ontfermen.

Ik hoorde zijn vriendje nog net iets zeggen in de trant van ‘en lekker met een chickie praten’

‘Ga effe op dat bankje zitten, daar. Waar woon je? Kan je daar nog heen lopen, denk je?’ Met de fiets zou hij in ieder geval niet thuiskomen, want de ketting was kapot. Toen hij naar het bankje gehinkt was, mocht hij zijn moeder bellen met mijn telefoon.

 

Terwijl die overging, bleef hij zenuwachtig pulken aan zijn wond. Ik kon niet goed inschatten of hij nu echt veel pijn had of dat hij vooral geschrokken was van de val en hem eigenlijk niet zoveel mankeerde. Toen zijn moeder niet opnam, besloot ik hem naar huis te brengen. ‘Blijf hier even wachten, dan pak ik thuis even mijn andere fiets waar je achterop kan. Dan kan jij even de adrenaline laten zakken.’

Toen ik thuis was, werd ik gebeld door een onbekend nummer

Ik maakte aanstalten om op mijn racefiets het hellinkje verder af te rollen toen ik zijn vriendje nog net iets hoorde zeggen in de trant van ‘en lekker met een chickie praten’. Even voelde ik me aangesproken, maar nee, dacht ik, hij had me net nog ‘u’ genoemd!

 

Thuis wisselde ik van fiets en kocht ik nog snel een flesje water. Binnen een paar minuten was ik terug bij de jongens, gaf hem het flesje waar hij beleefd een slokje van nam, en nam hem achterop. Ik moest ver voorover buigen toen we een brug opgingen, omdat we bijna naar achteren kukelden door zijn gewicht. Ik zweette me kapot.

 

Bij een hekje aangekomen, moesten we afstappen. ‘Hoe ver is het nog?’ vroeg ik. ‘Daar ergens, eind van de straat’, gebaarde hij. ‘Lukt het je om te lopen?’ vroeg ik nog eens. Weer zei hij niet meteen nee, maar bleef hij schoorvoetend bij het hekje staan. ‘Als u tijd heeft.’

 

Ik zei dat ik eigenlijk aan het werk was en hij vroeg gelijk gretig wat ik dan voor werk deed. Kletsend liep ik dan toch nog maar de laatste paar honderd meter mee naar zijn huis, van hinken was geen sprake meer. Daar aangekomen, gaf hij me het flesje water terug. Het zat nog bijna helemaal vol. ‘Bedankt, mevrouw.’

 

Toen ik thuis was, werd ik gebeld door een onbekend nummer. ‘Ah, bent u de moeder van Ibrahim?’, zei ik. ‘Ja, ben jij een klasgenootje?’ ‘Nee’, zei ik, terwijl ik me afvroeg hoe de telefoon blijkbaar vijftien jaar van mijn leeftijd kan aftrekken. ‘Ik ben gewoon een voorbijganger. Is alles okay met hem?’ ‘Oh ja hoor, dank u wel!’, antwoordde zijn moeder. ‘Hij is alweer naar buiten.’

 

Dit is de laatste column van Stella Vrijmoed voor de zomer.

Lees meer over