Niks meer missen?
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief!
Foto: Corne Bastiaansen (Rijksvastgoedbedrijf)
opinie

‘Hoogleraren moeten geen politieke functies bekleden’

Eric Schliesser,
9 december 2020 - 14:44
Betreft
Deel op

Het onderzoek naar Paul Cliteur legt de spanning tussen wetenschap en politiek bloot, vindt hoogleraar politieke theorie Eric Schliesser. Volgens hem is er in de politiek geen plaats voor wetenschappers. ‘De wetenschapper moet voor de waarheid gaan, terwijl de politicus inconsequent moet kunnen zijn, vuile handen moet maken, en dikwijls het compromis moet verkiezen boven de waarheid.’

Wetenschap is, net als rechtspraak, gericht op waarheidsvinding. Dit staat zoals Hannah Arendt scherp formuleerde, op gespannen voet met politicus zijn. Want de politicus moet inconsequent kunnen zijn, vuile handen maken, en moet in naam van landsbelang of fractiediscipline, dikwijls het compromis verkiezen boven de waarheid.

 

Daarom is het niet gek, om de schijn van partijdigheid te voorkomen en de zogenaamde trias politica goed te laten functioneren, dat in veel democratische landen rechters naast hun ambt geen politieke functies uitoefenen. In Nederland beperken we deze dubbele petten slechts ten dele en ontstaat er wat de rechters betreft terecht regelmatig discussie over.  

 

Zo’n beperking zou naast de rechtspraak ook voor academici moeten gelden. Dit past in de tendens om binnen de wetenschappelijke praktijk belangenverstrengeling te voorkomen. En het vloeit, misschien onverwachts, voort uit de aard van academische vrijheid. Ik zal dit toelichten zonder confrontatie met de actualiteit te schuwen.

Wetenschap gaat over het toetsen en aanscherpen van kennis, politiek over het creëren van een (wenselijke) realiteit

Waarheid versus wenselijkheid

Het contrast tussen wetenschappelijke praktijk en politieke verantwoordelijkheid kan nog scherper gezet worden: het toetsen en aanscherpen van kennis tegenover het creëren van een (wenselijke) realiteit; de georganiseerde scepsis versus de georganiseerde loyaliteit. Terwijl in de politiek retorica heerst, is wetenschappelijk spreken aan heel veel regels gebonden. (Zie ook mijn opiniestuk in Folia met professoren Annelies Moors en Sarah Bracke.) Die regels zijn per discipline en context ook weer verschillend, en ten dele het resultaat van voortschrijdend methodologisch inzicht en nieuwe opvattingen over hoe je op ethische manier onderzoek kan bedrijven. Het idee dat in de wetenschappen alles zomaar gezegd kan worden is dus een gevaarlijk misverstand.

 

In de praktijk moeten we ons als academici aan de grondwet houden (ik kom hier zo op terug), disciplinaire methodes en kennis naleven, zorgplicht naar studenten nastreven, en ons naar het afgesproken curriculum voegen. Zoals de meeste lezers van Folia vermoedelijk weten heeft de UvA op dit laatste punt onlangs ook in hoger beroep een rechtszaak tegen een inmiddels ex-collega gewonnen. Daarnaast moeten we ook rekening houden met gevoeligheden in de maatschappij (die soms wettelijk verankerd zijn); de UvA bood onlangs snel excuses aan na media-aandacht voor het uitnodigen van een gastdocent die een ‘activistische houding’ pro-pedofilie had.

De academische vrijheid wordt door het spreekverbod voor alle medewerkers van de rechtenfaculteit aan de Leidse universiteit ernstig geschonden

Academische vrijheid versus vrijheid van meningsuiting

De kern van academische vrijheid, zoals die ook in internationale verdragen is vastgelegd, is niet dat je als wetenschapper alles maar kunt beweren; maar juist dat je naar eigen inzicht en expertise vrij bent in wat je onderzoekt. En dat je op die basis, je inhoudelijke en onwelgevallige kritiek naar meerderen en de maatschappij toe kunt leveren.

 

Die academische vrijheid wordt nu door het spreekverbod voor alle medewerkers van de rechtenfaculteit aan de Leidse universiteit ernstig geschonden. In de kwestie rond professor Paul Cliteur komen juridische, staatsrechtelijke, en academische thema's samen. Academische juristen hebben hier juist expertise. Daarnaast is de rector van de Leidse universiteit zelf ex-decaan van die rechtenfaculteit. Dus maakt hij het met dit spreekverbod het onmogelijk om bekritiseerd te worden juist door de mensen met het meest verstand van zaken en kennis van de situatie.

 

Beperkte definitie van vrijheid

Dit laatste is met name frappant, want de Leidse Universiteit heeft de laatste paar jaren herhaaldelijk kritiek op politieke en mogelijk discriminerend gedrag van haar medewerkers – waaronder collega professor Cliteur -- weggewoven met verwijzing naar haar motto, Praesidium Libertatis – Bolwerk van Vrijheid. En het heeft de laatste jaren ‘vrijheid’ stelselmatig en eenzijdig als ‘vrijheid van meningsuiting’ geïnterpreteerd. De Leidse universiteit staat hier niet alleen, ook het CvB van de UvA heeft de gewoonte om academische vrijheid en vrijheid van meningsuiting te verwarren.

De vrijheid van meningsuiting staat soms op gespannen voet met de academische vrijheid

Maar de vrijheid van meningsuiting staat in werkelijkheid soms op gespannen voet met de door de grondwet gegarandeerde geloofsvrijheid en anti-discriminatie, en met de academische vrijheid. In de wet die de academische vrijheid regelt heeft de overheid ook laten opnemen dat de academische vrijheid niet geldt ‘wanneer wordt opgeroepen tot discriminatie’. Nu ben ik geen jurist, en is het wellicht mogelijk dat deze beperking alleen voor de universiteit als organisatie geldt, maar dat zulke oproepen wettelijk wel gedaan mogen worden door actieve academici. Maar alle universiteiten horen zich aan de cao te houden waarin ook alle werknemers verboden wordt te discrimineren.

 

Professor Cleveringa

Idealiter zou het openbaar ministerie de anti-discriminatiewetgeving handhaven. We kunnen alleen maar constateren dat sinds de processen tegen Geert Wilders justitie dit niet meer aandurft. Daarom is het des te bewonderenswaardiger dat de Leidse universiteit met regelmaat, en terecht, de herinnering aan de befaamde Cleveringa-toespraak uit november 1940 levendig houdt en die op verschillende manieren jaarlijks eert. In die lezing benadrukte professor Cleveringa juist dat ‘in overeenstemming Nederlandsche tradities verklaart de Grondwet iederen Nederlander tot elke landsbediening en tot de bekleeding van elke waardigheid en elk ambt benoembaar, en stelt zij hem, onafhankelijk van zijn godsdienst, in het genot van dezelfde burgerlijke en burgerschapsrechten‘.

 

Het wrange is nu juist dat, ik citeer professor Cleveringa nogmaals, ‘in de faculteit, die blijkens haar doelstelling gewijd is aan de betrachting van de rechtvaardigheid’ er heden ten dage juristen rondlopen die er niet voor terugdeinzen om verregaande beperkingen op medeburgers te bepleiten. Sinds het beruchte debat in De BalieTijdens dat debat werd besproken hoe en hoeveel moslims het land uitgezet konden of moesten worden. drie jaar geleden is dat evident. Sindsdien heeft professor Cliteur ook politiek kleur bekend door zich te verbinden aan een partij, waarvan de partijleider en lijsttrekker (en zijn oud-promovendus) duidelijk raciale theorieën aanhangt, antisemitische complottheorieën verspreidt, en politiek geweld niet uitsluit.

Juist in een maatschappij, waarin het vertrouwen in de wetenschap structureel verdacht wordt gemaakt, is het verstandig om politieke en wetenschappelijke functies niet tegelijk uit te oefenen

Dat het voor professor Cliteur soms ingewikkeld is om die laatste feiten onder ogen te zien, is een ding. Het is echter opmerkelijk dat zelfs toen hij in een inmiddels gepolitiseerde Eerste Kamer zat, en dus publiek figuur, de Universiteit Leiden het onnodig vond om zich publiekelijk te distantiëren van zijn discriminerende standpunten. (Vergelijk dit met hoe snel de UvA zich terecht distantieerde van een emeritus hoogleraar die desinformatie hielp verspreiden.) En nu heeft de Leidse universiteit een commissie ingesteld die juist de ernstigste en ook meest voor de hand liggende beschuldigingen niet in haar onderzoeksopdracht heeft meegekregen.

 

Vertrouwen in de wetenschap

Juist in een gepolariseerde maatschappij, waarin politieke krachten het vertrouwen in onder meer de wetenschap en rechtspraak structureel verdacht proberen te maken, is het verstandig en voor de hand liggend om gezag dragende politieke en wetenschappelijke functies niet tegelijk uit te oefenen. Dat ik deze argumentatie nu toevallig aan het geval van professor Cliteur heb opgehangen, en dat het vaak niet tot problemen leidt, betekent niet dat er niet ook prangende vragen gesteld kunnen worden over gevallen met een hele andere politieke kleur.

 

Ten slotte, en voor alle duidelijkheid er is niks mis met geëngageerde wetenschap. Wetenschappers worden door waarden gedreven, en kunnen, met goede gedragsregels, op integere wijze wetenschap en verschillende vormen van politiek activisme, partijlidmaatschap en advies aan overheid en samenleving, waaronder politieke partijen, combineren.

 

Ik geef onmiddellijk toe dat er grensgevallen zullen zijn waar anderen zullen zeggen, dat moet wel kunnen. De universitaire docent wiskundige topologie, die een dag per week, met toestemming van leidinggevende, wethouder recreatie en toerisme is, zal weinig wenkbrauwen doen fronzen.  

 

Natuurlijk moet er op een universiteit ruimte zijn voor vergaande politieke meningsverschillen, maar hoe dat te rijmen valt met andere randvoorwaarden (zoals de grondwet, zorgplicht naar studenten, ethisch verantwoord onderzoek) is niet simpel. Door academische vrijheid en vrijheid van meningsuiting structureel te verwarren maken universiteiten het zichzelf onmogelijk om hierin helderheid naar de maatschappij en de academische gemeenschap te scheppen.

 

Met dank aan hoogleraren Sarah de Lange, Sarah Bracke, en Tom van der Meer voor kritisch advies.

 

Eric Schliesser is hoogleraar politieke theorie aan de UvA.

Lees meer over