Niks meer missen?
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief!
Foto: Teska Overbeeke (UvA)
opinie

‘Politisering van wetenschap ondermijnt de academische vrijheid’

22 januari 2020 - 06:09
Betreft
Deel op

In het debat over politieke diversiteit in het onderwijs, wordt veel te veel gefocust op de politieke kleur van academici, schrijven hoogleraren Sarah Bracke, Annelies Moors en Eric Schliesser. ‘Of een docent nu links of rechts is, geen partijpolitiek standpunt inneemt, of er tegenstrijdige opinies op na houdt, is irrelevant.’

Vorige week maandag organiseerde studievereniging Machiavelli een symposium over politieke diversiteit in het onderwijs, met name aan de universiteit. Naast uiteenzettingen over empirisch onderzoek naar het al dan niet links zijn van de wetenschappelijke staf en de oorzaken en gevolgen hiervan, ging het symposium vooral over de vrijheid van meningsuiting in relatie tot politieke diversiteit.

 

Verschil tussen academische vrijheid en vrijheid van meningsuiting

Waar het nauwelijks over ging, was academische vrijheid en het onderscheid tussen politieke diversiteit en diversiteit aan epistemologische perspectieven. Vrijheid van meningsuiting en academische vrijheid zijn immers niet hetzelfde. De vrijheid van meningsuiting is allereerst een recht van burgers ten opzichte van de staat. Staatsorganen mogen burgers niet straffen voor een onwelgevallige mening zolang die niet in tegenstrijd is met andere artikelen uit de grondwet en dus de grenzen van de rechtsstaat niet overschrijdt.

‘Natuurlijk hoort bij de academische vrijheid dat wilde en onuitgewerkte ideeën uitgeprobeerd kunnen worden’

Bij een universiteit daarentegen gaat het om academische vrijheid, dat is de vrijheid van wetenschapsbeoefening – zowel onderwijs als onderzoek – van degenen die zich hiervoor gekwalificeerd hebben. Een aantal cruciale randvoorwaarden maken die vrijheid mogelijk: bestuurders en overheidsorganen dienen zich zo min mogelijk in te laten met de inhoud van wetenschapsbeoefening en wetenschappers niet af rekenen op onwelgevallig onderzoek. En financiële zekerheid laat wetenschappers toe om academische vrijheid in de praktijk te brengen zonder bang te zijn dat een tijdelijk contract niet verlengd wordt.

 

Inhoudelijk wordt die academische vrijheid vormgegeven door een academische gemeenschap die zich buigt over wat het betekent om goed onderzoek te doen en die methodologische en ethische standaarden van kwaliteit vastlegt.

‘Academische vrijheid vergt op een gegeven moment een of andere vorm van beoordeling’

Een andere beoordeling

Bij die vrijheid hoort, zo menen wij, tevens een zorgplicht ten aanzien van studenten om hun te ondersteunen in hun intellectuele ontwikkeling en op basis van feitelijke kennis en solide argumentatie te leren discussiëren over complexe en maatschappelijk gevoelige onderwerpen. De normen hiervoor zijn context-gevoelig; een hoorcollege is anders dan een werkgroep; een gastspreker weer anders dan een publiek debat. Natuurlijk hoort hierbij dat wilde en onuitgewerkte ideeën uitgeprobeerd kunnen worden. Maar academische vrijheid, en hier schuilt een fundamenteel verschil met vrijheid van meningsuiting, vergt op een gegeven moment een of andere vorm van beoordeling.

 

In een collegezaal of in een wetenschappelijk tijdschrift gaat het niet om het uiten van willekeurig welke mening, maar om discussies waarbij de onderlinge afgesproken (en met voortschrijdend inzicht evoluerende) academische standaarden in acht worden genomen. Zo mogen burgers publiekelijk hun overtuiging verkondigen dat de aarde plat is, dat vaccinaties autisme veroorzaken, dat klimaatsverandering een fabeltje is of dat sociale ongelijkheid niet bestaat. Maar in de collegezaal of op wetenschappelijke bijeenkomsten worden dergelijke uitspraken getoetst aan de beschikbare wetenschappelijke kennis, en in het geval van onze voorbeelden leidt het weinig twijfel: het zijn meningen die de door het principe van vrije meningsuiting beschermd worden, maar die binnen een logica van academische vrijheid en onafhankelijk onderzoek verworpen kunnen worden.

‘Het valt niet te ontkennen dat academische vrijheid en onafhankelijkheid regelmatig onder druk komen te staan’

Academische kwaliteit

Wat heeft dit te maken met politieke diversiteit? Eigenlijk niets. Of een docent nu links of rechts is, geen partijpolitiek standpunt inneemt, of er tegenstrijdige opinies op na houdt, is irrelevant. Het gaat erom dat discussies, presentaties, publicaties et cetera gegrond zijn in argumenten die binnen een (of meer) discipline(s) acceptabel worden geacht. Toegegeven, dat kan tot een zekere mate van conservatisme leiden, want de acceptatie van nieuwe inzichten binnen een discipline vraagt tijd en moeite. Er dient altijd ruimte te zijn voor discussie, maar waar het om gaat is dat oordelen gegrond zijn in een academische houding en in academische kwaliteit.

 

Dit is ook de reden dat de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW) in reactie op de motie Duisenberg over een mogelijke beperking van diversiteit van perspectieven zich niet richtte op politieke perspectieven, maar op epistemologische variatie op nationaal niveau. De KNAW kwam tot de conclusie dat er geen sprake is van een structureel gebrek aan epistemologische diversiteit, maar wees wel op het gevaar dat projectfinanciering kan leiden tot ongewenste beïnvloeding door de financier, en dat de nadruk van maatschappelijke relevantie de ruimte voor ongebonden onderzoek inperkt. Het is opvallend hoe makkelijk hier steeds opnieuw aan voorbijgegaan wordt, terwijl dit, volgens de KNAW, het grootste gevaar vormt voor de onafhankelijkheid van wetenschapsbeoefening en dus de academische vrijheid.

 

Onder druk

En het valt niet te ontkennen dat academische vrijheid en onafhankelijkheid regelmatig onder druk komen te staan. Niet alleen door de financiële druk maar eveneens door een zekere ‘politisering’ van de wetenschap, waarbij het uitoefenen van wetenschap in eerste instantie als links of rechts bestempeld wordt en waarbij de nodige epistemologische diversiteit op een misplaatste wijze geconverteerd wordt naar ‘politieke diversiteit’. De academische vrijheid en onafhankelijke wetenschap, die nooit gegarandeerd zijn, worden hiermee, misschien doelbewust, ondermijnd.

 

Sarah Bracke is hoogleraar sociologie, Annelies Moors is emerita hoogleraar antropologie en Eric Schliesser is hoogleraar politicologie.

Lees meer over