Emeritus hoogleraar Meindert Fennema kijkt met lede ogen naar het diversiteitsbeleid van de UvA, dat volgens hem witte vrouwen bevoordeelt. Het moet helemaal anders, betoogt hij.
Vorig jaar kreeg ik een folder toegestuurd waarin de Faculteit der Maatschappij- & Gedragswetenschappen (FMG) haar nieuwe personeelsleden welkom heette. Op de tweede pagina van die folder stond een foto van Leila Abouyaala. Dat trok mijn aandacht, want ik ken haar goed. Toen ik – alweer meer dan tien jaar geleden – voorzitter was van de afdeling politicologie, heb ik haar aangetrokken als afdelingssecretaris. Tot die tijd had de afdelingsvoorzitter een secretaresse in schaal 8.
Leila
Die functie werd meestal vervuld door een vrouw van 40 die, nu haar kinderen op de middelbare school zaten, tijd over had. Meestal hadden die dames culturele antropologie gestudeerd en dat vakgebied verlaten omdat ze met twee kinderen niet steeds konden afreizen naar de Hoorn van Afrika of naar de Salomonseilanden. Leidinggevende ervaring hadden ze niet. ‘Dat moet anders,’ zei ik tegen de personeelsafdeling. ‘Ik heb geen behoefte aan een secretaresse of aan een gezelschapsdame, maar aan een secretaris of directeur. Iemand die de dagelijkse leiding heeft van de afdeling. Maar zo iemand moet niet in een secretaresseschaal, maar in schaal 9, 10 of 11.’
Het hoofd personeelszaken moest lachen en zei dat dat beslist niet kon: veel te duur! In reactie daarop zei ik: ‘Goed, dan neem ik iemand van 18 jaar. Die is nog wel bereid om voor een secretaressesalaris een leidinggevende functie uit te oefenen.’ Dat werd dus Leila. Zij was heel jong, leergierig en geschikt voor een leidinggevende functie. Na een inwerkperiode van een jaar kreeg zij inderdaad de dagelijkse leiding van de afdeling. Maar op promotie naar een passende schaal heeft ze tien jaar moeten wachten.
Uithangbord
Ik belde Leila. ‘Ik heb gezien dat jouw gehoofddoekte gezicht als uithangbord dient voor het warme welkom bij de FMG. Ben jij de nieuwe diversity-officer geworden?’ Maar dat was niet het geval. Nee, voor zo’n functie gaf men de voorkeur aan een witte vrouw zonder hoofddoek. ‘Maar hebben ze jou ook niet gevraagd?’ vroeg ik verwonderd. Nee, ze hadden haar ook niet gevraagd. ‘Helaas, alles bedenken vóór U, maar niets dóór U,’ voegde ze er spottend aan toe.
Aan de UvA is het diversiteitsbeleid helemaal in handen van witte vrouwen die met een bijzonder wollig discours het genderperspectief en de culturele diversiteit opzettelijk met elkaar verbinden tot een onontwarbare kluwen van goede bedoelingen en politieke correctheid. Daardoor wordt onbedoeld de indruk gewekt dat witte vrouwen hun positie proberen te verbeteren over de ruggen van etnische minderheden.
Gratis beleid
Maar er is nog iets: dat diversiteitsbeleid is top-down georganiseerd en het is vooral window dressing (om ook eens wat Engelse termen te gebruiken). Het beleid is er vooral voor het jaarverslag, maar het mag vooral geen geld kosten. De pogingen om met geld van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur & Wetenschap meer vrouwen hoogleraar te maken zijn in veel gevallen gestrand op de onwil of onmogelijkheid om ook van de kant van de faculteiten geld vrij te maken.
Het percentage vrouwelijke hoogleraren is nauwelijks omhoog gegaan (voor de UvA van 22 naar 24 procent). Over de toename van de culturele diversiteit in de staf zijn geen cijfers, maar dat aandeel is verwaarloosbaar klein.
Extra plekken
De combinatie van hooggestemde idealen en een volslagen gebrek aan financiële ruimte om die idealen in praktijk te brengen moet wel tot frustratie leiden. Mijn voorstel is om al die diversiteitsofficieren te ontslaan en daarvoor in de plaats een financiële prikkel in het personeelsbeleid van de UvA op te nemen. Het personeelsbeleid is nog steeds in handen van de afdelingsvoorzitters.
Als het universiteitsbestuur zou besluiten om de afdelingen voor elke drie vrouwen die zij hoogleraar maken één extra formatieplaats te geven en voor elke vacature die wordt opgevuld met een personeelslid afkomstig uit een etnische minderheid óók een extra formatieplaats, dan zou er behalve een verandering in het personeelsbestand ook veel positieve energie vrijkomen. Het rekruteren van vrouwen en leden van etnische minderheden krijgt dan dezelfde status als het binnenhalen van onderzoeksubsidies: degenen die dat goed doen, worden beloond.
Meindert Fennema is emeritus hoogleraar politieke theorie aan de UvA.