Niks meer missen?
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief!
Foto: Daniël Rommens
opinie

Stella’s waslijst | ‘Sinds wanneer doen woningdelers niet mee aan sociale cohesie?’

Stella Vrijmoed,
26 november 2019 - 13:59

Faalangst, prestatiedruk en keuzestress: hoe leuk is studeren nog? En dan heb je ook nog eens een waslijst aan praktische dingen te leren op weg naar die verdomde volwassenheid. Stella en Eva schrijven het om en om van zich af. Dit keer: moet Stella op zoek naar een nieuwe woning?

Maandagochtend 7:30 uur. De bel gaat. Niet één keer, maar vijf keer. Dringend, dwingend. We strompelen uit bed, ik en mijn drie huisgenootjes. We weten wie er aan de deur staat. De anticipatie op dit moment doet ons al maanden slecht slapen. Dat wat nu inmiddels al in het trappenhuis is en aan onze binnendeur klopt, is namelijk de mogelijkheid dat we hier misschien niet meer op deze manier mogen wonen.

 

De gemeente Amsterdam is al een aantal maanden met ferme hand de regels voor woningdelen aan het handhaven. Dat weten we. Waarom ze dat doen? Om ‘de woningvoorraad en de leefbaarheid te beschermen’. Met andere woorden: een teveel aan verkamerde appartementen leidt tot woningonttrekking voor gezinnen en een negatief effect op de leefbaarheid vanwege intensievere bewoning. Ook zouden jongeren in losse kamers minder goed zijn voor de sociale cohesie in een buurt: ze verhuizen namelijk heel vaak en hebben allemaal verschillende leefritmes. Daarom die regels voor woningdelen.

‘De buurvrouw geeft mijn planten water als ik op vakantie ben en van de bakker mag ik ook de volgende dag betalen als ik mijn portemonnee ben vergeten’

Nu, als je denkt dat wij in een onrealistisch verkamerd studentenhuis wonen en maandelijks 800 euro betalen voor een kamer van zes vierkante meter, dan heb je het mis. Ik woon al meer dan acht jaar voor een zeer schappelijke prijs in een voor studenten riant huis dat in de hoofdstraat van een zeer gewilde buurt staat. Ik heb dan wel geen eettafel, maar menig leeftijdsgenoot reageert hetzelfde als ik zeg dat ik straks nog even lekker in bad ga: ‘Heb jij een bád?!’ Bovendien heb ik vorige week nog ontbeten in de frisse herfstlucht op mijn zonovergoten balkon van tien vierkante meter.

 

En over sociale cohesie gesproken: de buurvrouw geeft mijn planten water als ik op vakantie ben, van de bakker in de straat mag ik ook de volgende dag betalen als ik mijn portemonnee ben vergeten en de wijkagent belt mij om bij het werkbezoek van wijlen burgemeester Eberhard van der Laan als bewoner van de buurt aanwezig te zijn. Sinds wanneer doen woningdelers niet mee aan sociale cohesie?

Ik hou van mijn buurt en ik hou van mijn huis. In al die jaren dat ik zo heb gezworven van studie naar studie, van scharrel naar scharrel en van baantje naar baantje, en waarin ik me vaak zo verloren en ontkoppeld heb gevoeld, was er altijd deze plek die mij hielp om weer te aarden. Een plek waar ik veilig naar kon terug keren, een plek om bij te komen van mijn paniekaanvallen. En juist nu ik eindelijk wat meer inzicht heb in wat ik wil en wat ik kan, nu ik eindelijk een beetje richting heb gevonden in mijn leven, komt mijn woonsituatie in gevaar. Mijn woonsituatie die al acht jaar onveranderd en bovengemiddeld goed is, maar nu misschien niet meer aan de regels voldoet.

‘Ik ben ook een goede buur. Of ik nou studeer of werk, samenwoon of single ben, ik heb ook een plek nodig om te wonen’

Ik zeg ‘misschien’, want de gemeente maakt het ons moeilijk om zeker te weten welke regels zij gaat handhaven. Lezen we op haar eigen website het ene en zijn we gerust, horen we elders dat zij diezelfde regels anders gaat handhaven en zijn wij weer vol vrees. Ook binnen een en hetzelfde hulporgaan – een instelling die nota bene een initiatief van de gemeente is – oordeelt men verschillend over onze woonsituatie. Hoe moeten wij aan de regels voldoen als ons niet duidelijk is welke er gelden? En ook: zijn wij nog wel veilig bij onze verhuurder als er bij hem straks toch een boete op de mat ligt?

 

We hebben ze binnengelaten die maandagochtend, de gemeentelijke ambtenaren. In onze kamerjasjes. Ze hoefden geen koffie. Ze wilden niet zitten. Ze wilden alleen heel veel van ons weten. Dringend, dwingend.

 

Na afloop dacht dat ik niets anders kon doen dan wachten op de dag des oordeels en met bonzend hart hopen dat we een groene sticker op ons dossier krijgen. Tot ik zag hoeveel mensen zich afgelopen woensdag bij het gemeentehuis hadden verzameld om zich te laten horen over deze regelgeving. Toen realiseerde ik me dat wij met ons huis niet alleen zijn. Dat ook ik mijn mond open kan trekken.

 

Dus bij deze, beste ambtenaren. Ik ben ook een goede buur. Of ik nou studeer of werk, samenwoon of single ben, ik heb ook een plek nodig om te wonen. Dat had ik al toen ik twintig was, dat is niet anders nu ik achtentwintig ben en dat verandert ook niet als ik dertig word. Ik hoop ten zeerste dat jullie onze woonsituatie redelijkerwijs beoordelen, dat jullie ons niet pakken op een vierkante meter en me gewoon laten wonen. En dat ik die maandagochtend waarop ik met trillende handjes de deur voor jullie open deed snel mag vergeten.