Niks meer missen?
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief!
Foto: Monique Kooijmans (UvA)
opinie

‘De UvA moet meer aandacht besteden aan de kwetsbare positie van promovendi’

De Senaat,
2 september 2019 - 11:13
Betreft
Deel op

De UvA moet meer aandacht besteden aan de opleiding van promovendi en duidelijker maken wat promoveren aan de UvA betekent, vindtDit opinieartikel is een toelichting op een officieel advies van De Senaat. Dat advies is hier te vinden als pdf. de Senaat van de UvA. Daarin vaardigt elke faculteit een of twee hoogleraren af. ‘Zowel wat betreft de academische inhoud, als wat betreft de te bereiken vaardigheden en de maatschappelijk rol van degenen die aan onze universiteit haar of zijn proefschrift schrijven is meer duidelijkheid geboden.’

Eigenlijk heeft het systeem iets Middeleeuws: het promotiereglement van de Universiteit van Amsterdam stelt (in artikel 9.2) dat wie de doctorsgraad wil behalen zich richt tot de ‘ten aanzien van het wetenschapsgebied meest gerede hoogleraar’ met het verzoek of die bereid is als promotor op te treden. Dat lijkt op het meester-gezelsysteem: een ‘gezel’ (de promovendus) vraagt aan de ‘meester’ (promotor) om opgeleid te worden. Ook de afronding heeft iets van dit meester-gezelsysteem: de gezel (promovendus) levert een proefwerk (proefschrift) af, waarna de meester (promotor) aan andere meesters (de promotiecommissie) vraagt of dit werk de vereiste kwaliteit heeft. Na het succesvol afronden van de ‘meesterproef’ (de verdediging van het proefschrift), treedt de promovendus toe tot het ‘gilde’; hij of zij heeft de horde voor toetreding tot ‘de academie’ genomen.

 

Heel vaak is een promovendus in Nederland een betaalde werknemer, die een project uitvoert dat door de promotor (of soms de promovendus) is bedacht, en waarvoor hij of zij subsidie of universitaire financiering heeft verworven. Ook zijn er promovendi die in deeltijd aan hun proefschrift werken, naast een aanstelling als docent aan de universiteit, of als arts binnen het UMC. Weer andere promovendi bereiden hun proefschrift voor naast hun werk bij andere organisaties of bedrijven, al dan niet in hun eigen tijd. In welke constructie dan ook, promovendi dragen in belangrijke mate bij aan de wetenschappelijke productie van de universiteit.

‘Het promotietraject krijgt meer het karakter van een opleiding: de meeste promovendi zetten hun verdere beroepsleven niet binnen de muren van de universiteit verder, maar daarbuiten’

Promoveren als opleiding

Tegelijk is er een andere ontwikkeling. In 1999 ondertekenden de ministers van 29 Europese landen de Bolognaverklaring. Daarin spraken ze af dat de mobiliteit in Europa voor studenten zou worden vergroot. Onderdeel daarvan was het vergelijkbaar maken van diploma’s door het invoeren van de bachelor-masterstructuur. Maar ook het behalen van het doctoraat, het derde en hoogste niveau binnen de universitaire graden, zou verder gestroomlijnd worden. Onder invloed van het Bolognaproces – de verdere uitwerking van de Bolognaverklaring – krijgt ook in Nederland het promotietraject meer het karakter van een formele opleiding, waarin de promovendus de nodige kennis en vaardigheden verwerft om in haar of zijn verdere leven als professional actief te zijn in de maatschappij. De meeste promovendi zetten hun verdere beroepsleven niet binnen de muren van de universiteit verder, maar daarbuiten.

 

De Senaat van de Universiteit van Amsterdam heeft onlangs een advies uitgebracht aan het College van Bestuur om de promotietrajecten verder te versterken. De Senaat onderstreept het belang van een robuuste en overtuigende visie van het CvB op de opleiding van promovendi, en wat het betekent om te promoveren aan de UvA.

‘Promovendi melden zich nu vaak pas in de loop van een promotietraject bij de universiteit om onderwijs te volgen’

Betere informatievoorziening

De Senaat roept het college op om de informatievoorziening aan studenten die willen promoveren verder te verbeteren, b.v. door het verder uitbouwen van een portal. Hoewel zeer voor de hand liggend, bestaat dit nu niet op centraal niveau, wel vaak bij instituten of faculteiten. Een centrale portal biedt promovendi niet alleen alle informatie over relevante cursussen en andere activiteiten, maar zou het ook veel gemakkelijker moeten maken om elders in de universiteit contacten te leggen en zo bijdragen aan de gewenste interdisciplinaire uitwisseling en kennisopbouw.

 

Waar elke bachelor- of masterstudent zich meteen moet inschrijven om onderwijs te kunnen volgen is dat nog niet meteen het geval voor promovendi. Zij melden zich nu vaak pas in de loop van een promotietraject bij de universiteit. Een vroege inschrijving maakt het makkelijker voor de faculteiten om de promovendi te bereiken en te informeren over het onderwijsaanbod en andere relevante onderwerpen. Een goed functionerende portal zou direct aanmelden kunnen stimuleren omdat dit toegang geeft tot alle informatie en het gehele cursusaanbod voor promovendi aan onze universiteit.

‘Omdat hoogleraren niet standaard worden getraind in het begeleiden van promovendi, en de ene hierin succesvoller is dan anderen, kan de universiteit ook op dit punt de promotietrajecten verder versterken’

Begeleidingsplan

Voor het promotietraject zelf moet elke promovendus in principe met haar of zijn (co-)promotoren een opleidings- en begeleidingsplan (OBP) opstellen, waarin de voorwaarden van de begeleiding (training on-the-job) worden vastgelegd, en ook vermeld staat welke opleidingen de promovendus zal volgen, en wanneer. Opstellen, bijhouden en bewaken van het OBP gebeurt niet overal even zorgvuldig. Ook dat kan worden verbeterd. De Senaat vindt het hierbij van groot belang dat er vanaf het begin af aan expliciete afspraken worden gemaakt over de tijd die de promovendus gaat (en kan) besteden aan het promotieonderzoek en hoeveel tijd de (co-)promotoren besteden aan de daadwerkelijke begeleiding, en dat dit plan ook wordt bijgehouden en bijgesteld als het niet realistisch blijkt.

 

De meester-gezelrelatie die het Nederlandse systeem kenmerkt, houdt soms een grote afhankelijkheid in, waar de meester de gezel kan vragen om allerlei taken uit te voeren, zoals het assisteren bij of overnemen van onderwijstaken of in het academisch ziekenhuis het uitvoeren van patiëntenzorg. Vaak is diezelfde meester ook nog betrokken bij andere beslissingen over de gezel: bijvoorbeeld over aanstellingen of vervolgtrajecten. Hoewel het promotiereglement nu al voorziet in een vier-ogenprincipeDit houdt in dat er altijd minimaal twee personen bij de begeleiding betrokken moeten zijn: twee promotores, of een promotor en een co-promotor. kan ook hier de situatie verder worden verbeterd. En omdat hoogleraren niet standaard worden getraind in het begeleiden van promovendi, en de ene hoogleraar hierin succesvoller is dan anderen, kan de universiteit ook op dit punt de promotietrajecten verder versterken.

 

In de komende jaren zal het promotiestelsel geleidelijk verder veranderen, denkt de Senaat, en verder evolueren, met steeds meer aandacht voor de vorming van de professionals die de maatschappij nodig heeft. Het zou goed zijn om nu al de kwetsbaarheid van promovendi verder te verminderen, de opleiding duidelijker te structureren en tegelijk het bijzondere van de meester-gezelrelatie te behouden – hierin kan de universiteit nog verdere stappen zetten.

 

Dit stuk is geschreven door de Senaat van de UvA. De Senaat bestaat uit elf hoogleraren die het bestuur van de universiteit gevraagd en ongevraagd adviseren. Op dit moment zijn de leden:

Aukje van Hoek, hoogleraar internationaal privaatrecht en burgerlijk procesrecht (voorzitter)

Hans Beentjes, hoogleraar Communication Science

Patrick Bossuyt, hoogleraar klinische epidemiologie

Mark Golden, hoogleraar fysica van gecondenseerde materie

Geert van der Heijden, hoogleraar sociale tandheelkunde

Jeroen de Kloet, hoogleraar globalisering

Ans Kolk, hoogleraar duurzame bedrijfsvoering

Kiki Lombarts, hoogleraar professional performance

Ellen Rutten, hoogleraar letterkunde, in het bijzonder Slavische literatuur en cultuur

Joep Sonnemans, hoogleraar behavioral economics

Jasper Stokman, hoogleraar Lie-theorie

Lees meer over