Turnitin is een bedrijf dat slecht is voor studenten en voor de universiteit, betoogt docent Niels Niessen. ‘Studenten hebben het morele recht om niet akkoord te gaan met de gebruikersvoorwaarden van Turnitin,’ vindt hij.
Met instemming las ik het artikel ‘Als je Turnitin gebruikt ben je alle controle over je werk kwijt’ op Folia.nl. Dit artikel bericht over een blogpost van Hans de Zwart, student filosofie aan de Universiteit van Amsterdam die in zijn post uitlegt waarom hij weigert zijn scriptievoorstel in te dienen via de Turnitin-plagiaatdetectiesoftware op Blackboard. Als docent aan de Universiteit van Amsterdam en het Amsterdam University College ben ik het eens met De Zwarts bezwaren en net als hij zet ik vraagtekens bij de ethiek van dit platform en het gebruik ervan.
De voornaamste reden die De Zwart aanvoert voor zijn weigering is dat studenten bij het uploaden van een paper via Turnitin akkoord dienen te gaan met een gebruikersovereenkomst. Die stelt dat: ‘You hereby grant to Turnitin, its affiliates, vendors, service providers, and licensors a non-exclusive, royalty-free, perpetual, worldwide, irrevocable license to use such papers, as well as feedback and results, for the limited purpose of a) providing the Services, and b) for improving the quality of the Services generally.’ Met andere woorden, Turnitin – een bedrijf met een hoofdkantoor in Oakland dat in 2017 bijna 30 miljoen studentengebruikers bij meer dan 15.000 onderwijsinstellingen had – controleert het werk van studenten niet enkel op niet-originele tekstpassages, het voegt dat werk ook toe aan haar database waarmee het dan weer toekomstige studentenpapers kan controleren. In essentie is dat, zoals De Zwart ook schrijft, een bedrijfsmodel voor een monopoliegericht bedrijf.
Intellectueel eigendom
Het gevolg van deze praktijk is dat de status van studentenwerk verandert. Een essay dat geüpload wordt via Turnitin is niet zomaar meer een tekst die van student naar docent gaat binnen de context van een academisch programma en curriculum, dat essay vertegenwoordigt nu ook een economische waarde in het belang van een winstgericht bedrijf. Wat betreft Turnitins overige ‘services’, deze bestaan onder meer uit WriteCheck, een app powered by Turnitin die studenten, tegen betaling, in staat stelt om hun plagiaatscore te verifiëren alvorens hun paper in te dienen via Turnitin. Zoals Alex Tabarrok, hoogleraar economie aan George Mason University, het gevat verwoordt: ‘Turnitin bedient beide fronten in deze plagiaatoorlog’.
De vraag is derhalve of Turnitin het intellectueel copyright van studenten schendt (zoals bijvoorbeeld beargumenteerd door Horovitz in de Florida Law Review), en of het platform dus in feite de academische integriteit schendt die het beweert te waarborgen. Mijn antwoord op deze vragen is ‘ja’ (ook al beoordeelde een Amerikaanse rechtbank in 2008 de handelswijze van iParadigms als ‘fair use’).
Zoals de schrijfdocenten Sean Michael Morris en Jesse Stommel recent beargumenteerden in een essay waarover ook werd bericht in Inside Higher Ed: ‘Er is iets merkwaardigs gebeurd in het streven naar academische integriteit. Plagiaatdetectiesoftware zoals Turnitin heeft de controle gegrepen over het intellectuele eigendomsrecht van studenten. Terwijl studenten die Turnitin gebruiken ontmoedigd worden om het werk van anderen te kopiëren, kan het bedrijf zelf het werk van studenten exploiteren.’
Gerelateerd aan de centrale vraag of we het wenselijk vinden dat de student-docent-universiteit-relatie gemedieerd wordt door een bedrijf dat geld verdient aan het werk van studenten, is de hopelijk hypothetische vraag: Onder welke voorwaarden kan de Amerikaanse overheid Turnitin verplichten om data te openbaren op basis van de Patriot Act, een zorg die deel is van de reden dat verscheidene Canadese universiteiten niet met Turnitin in zee willen? Ook in de Verenigde Staten zelf zijn er instellingen die zich nadrukkelijk hebben uitgesproken tegen Turnitin en in plaats daarvan vertrouwen op hun Honor Code. Dat zijn onder meer Stanford, Yale, Princeton en Harvard, toch een instelling waaraan de UvA zich op gezette tijden spiegelt.
Zoals de vice-decaan bacheloronderwijs van Princeton al in 2006 stelde: ‘We kijken actief naar manieren om onze onderwijsstaf te assisteren bij het opsporen van plagiaat en dat is iets wat we willen doen op een manier die in lijn is met de universiteitsfilosofie en het proces van academische integriteit,’ maar met de ‘praktijk [van Turnitin] voelt Princeton zich niet comfortabel’. Recenter en dichter bij huis: zoals Linda Duits afgelopen week schreef op Folia.nl besloot de Universiteit Utrecht om na een pilot te stoppen met Turnitin, omdat het bedrijf de zorgen die de universiteit had over privacy niet kon wegnemenHier dient overigens opgemerkt te worden dat de Universiteit Utrecht met Ephorus werkt, een platform dat in 2004 is aangekocht door iParadigms en dat geleidelijk wordt uitgefaseerd om opgenomen te worden in Turnitin..
Redenen voor plagiaat
In zijn blogpost schrijft De Zwart dat hij de vraag of de universiteit überhaupt wel gebruik zou moeten maken van plagiaatdetectiesoftware buiten beschouwing te willen laten, net als de vraag ‘Wat verstaan we eigenlijk onder plagiaat?’. Maar zijn post raakt wel degelijk aan dit soort vragen. De vraag, ‘Wat is plagiaat?’ – volgens Turnitin de ‘academische hoofdzonde’ – is er een om bovenal met studenten te bespreken. Ik ben er namelijk van overtuigd dat een deel van de reden dat sommige studenten in de verleiding komen de ideeën van anderen te kopiëren zonder deze te citeren voortkomt uit onduidelijkheid over wat plagiaat nu precies inhoudt.
Een andere mogelijke oorzaak voor plagiaat is onzekerheid over het schrijfproces, de reden dat het cruciaal is dat docenten hun studenten in dat proces begeleiden en hen helpen om originele ideeën te bedenken en te verwoorden, correct te citeren, en hoe te editen. Tegelijkertijd is het van belang originele opdrachten te creëren die het lastiger maken te plagiëren, en om bijvoorbeeld geen essayopdrachten van jaar tot jaar te recyclen in cursussen die door verschillende docenten worden onderwezen.
Zoals de eerder geciteerde Morris zegt tegen Inside Higher Ed: ‘In plaats van prioriteit te geven aan het achteraf opsporen van plagiaat kunnen docenten beter relaties opbouwen die bij studenten het verantwoordelijkheidsgevoel ten opzichte van hun werk bevordert.’
En natuurlijk, zelfs als de preventieve en pedagogische mogelijkheden worden benut blijft er het risico dat studenten toch plagiëren, en dat als ze dat doen dit plagiaat onopgemerkt blijft. Uiteindelijk hecht ik er echter meer waarde aan om studenten te vertrouwen dat ze niet plagiëren dan aan het risico dat ze het wel doen. De reden is dat academische integriteit rust op dat vertrouwen.
Recht om te weigeren
Het is goed in het Folia-artikel te lezen dat de UvA momenteel haar overeenkomst met Turnitin tegen het licht houdt, onder meer in het kader van de nieuwe privacywetgeving die in mei van kracht zal gaan. In de tussentijd zou ik willen beargumenteren dat studenten het morele recht hebben om, net als De Zwart, niet akkoord te gaan met de gebruikersvoorwaarden van Turnitin en om dus, mocht hun docent dit platform gebruiken, hun werk niet via dit platform in te dienen. Ook in de platformsamenleving blijft immers gelukkig de mogelijkheid bestaan geen gebruik te maken van de diensten van bijvoorbeeld Airbnb, Uber en Facebook - bedrijven die net als Turnitin verdienen aan data aangeleverd door gebruikers.
Zoals mediawetenschapper José van Dijck stelt in een recente lezing: Amerikaanse waarden van bedrijfsvoering (corporate values) drukken meer en meer hun stempel op de normen en waarden van de nieuwe online infrastructuren die met rasse schreden ook offline sectoren infiltreren. Van Dijck roept mensen op om ‘voor elk platform eenvoudige maar relevante vragen te stellen: Hoe werkt het? Wat gebeurt er met de data?’ Laten we dat soort vragen inderdaad aan Turnitin blijven stellen, een platform dat zich in het afgelopen decennia heeft ontwikkeld tot een prominente aanwezigheid in het academische landschap, maar dat tot op heden het onderwerp van relatief weinig academisch debat is geweest, ook al schenden haar diensten de integriteit die ten grondslag ligt aan dat debat.
Niels Niessen is docent Literary & Cultural Analysis aan de Universiteit van Amsterdam alsmede docent in het Humanities-programma van het Amsterdam University College.