Niks meer missen?
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief!
Al tien jaar lang komt een groep (inmiddels oud-)UvA-studenten iedere week samen om eeuwenoude handschriften te ontcijferen. Deze week vierde het Nederlands Genootschap voor Paleografie haar lustrum. 'De laatste jaren worden veel hulpvakken op de geschiedkundige vuilnishoop gegooid. Paleografie is daar een voorbeeld van.'

Tien jaar geleden vroeg Aviva Boissevain, toen nog studente neolatijn, bij haar studieadviseur naar de mogelijkheid om paleografie, ‘handschriftkunde’ te leren. Het vak was afgeschaft en dat vond ze jammer. Ze kreeg een dooddoener als antwoord: ‘Ga maar naar Groningen. Daar geven ze het nog wel.’ Ze zocht verder en kwam bij de opleiding Geschiedenis terecht. Ook daar ving ze in eerste instantie bot, totdat een welwillende docent haar doorverwees naar een gepensioneerde collega: ‘Mijn hobby is het niet, het ontcijferen van andermans handschrift, maar misschien wil hij het je nog leren,' herinnert Boissevain zich het gesprek met de geschiedenisdocent. 'Hij is al met pensioen, maar je kunt het altijd proberen.’

Letter voor letter
De oud-docent, Cornelis Verkerk, was enthousiast en sindsdien komt een groep van rond de tien studenten en oud-studenten iedere week samen om zich over oude teksten te buigen. Deze week staat een oud testament staat op het programma. De deelnemers hebben gekopieerde versies van de zeventiende eeuwse tekst voor zich liggen, waarvan de pagina’s zijn volgeschreven in een priegelig handschrift. In de eerste instantie lijkt het schrift in de verste verte niet op Nederlands. Gezamenlijk ontcijferen de paleografen de tekst woord voor woord, en soms zelfs letter voor letter.

‘Het begin van de letter weet ik niet. Hoort dat krulletje wel bij de letter?' vraagt een van de deelnemers. 'En die stipjes? Is het soms een x?' ‘Ik zie een soort "h",’ zegt een ander. ‘Nee,' verbetert Verkerk haar. ‘En herinneren jullie wat ik gezegd heb? Als de “h” de “h” niet is, wat is het dan? Dan is het een “s”.’ Instemmend gemompel klinkt vanuit de groep. Er blijkt ‘soon’ te staan ‘zoon’ in oude spelling. Weer een woord vertaald.

Originele bronnen
‘Het is belangrijk dat we in staat blijven de originele bronnen te lezen,' zegt Boissevain. ‘Vaak worden er bij het overschrijven fouten gemaakt. Ook is het zo dat er meer originele bronnen niet-ontsloten dan wel-ontsloten zijn.’ Verkerk sluit zich bij haar aan. ‘Zonder hulpvakken is er geen zelfstandig onderzoek mogelijk,' zegt hij. ‘Maar de laatste jaren worden juist veel hulpvakken op de geschiedkundige vuilnishoop gegooid. Paleografie is daar een voorbeeld van.’

Foto: Joost Knaap Foto: Joost KnaapToch blijkt er nog vraag te zijn naar paleografen. De groep heeft zich ingeschreven als 'Paleografisch genootschap' bij de Kamer van Koophandel en krijgt regelmatig opdrachten. Van het ontcijferen van zeventiende eeuwse testamenten over het Brandts Rushofje aan de Keizersgracht tot en met boeken vol Latijnse handschriften over de Kerkgeschiedenis van de gemeente Gouda, maar ook kleinere opdrachten, zoals het ontcijferen van brieven van Deense geleerden aan de filosoof Spinoza. 'De zeventiende eeuwse testamenten waren bijna niet te lezen,' vertelt Boissevain. 'Die had iemand in grote hanenpoten in op papier gezet.'

De hand zien
‘Het is belangrijk heel veel te weten van de periode waarin de tekst geschreven is, bijvoorbeeld afkortingen en wijze van formuleren’, zegt Verkerk. 'Ik vind het vooral leuk dat je iets aan het lezen bent dat iemand honderden jaren heeft opgeschreven,' vult Steven Leefers, al lang lid en docent Grieks en Latijn op middelbare scholen in Amsterdam, aan. 'Je ziet de hand die dat gedaan heeft, het is heel direct'

Frans Camphuijsen is lid van het eerste uur en inmiddels zelf docent Middeleeuwse geschiedenis aan de UvA. ‘Het is een kwestie van veel oefenen,' zo relativeert hij het soms ondoenlijk lijkende ontcijferen van de oude geschriften. ‘Soms is het bij het nakijken van een tentamen moeilijker het handschrift van studenten te lezen, haha.’