De facultaire studentenraad van Acta vraagt zich af hoe het kan dat de tandartsenopleiding van UvA en VU jaarlijks ‘zo slecht’ scoort in de Nationale Studenten Enquête. ‘We hebben een mooie locatie, een prachtig pand, geweldige docenten en
state of the art apparatuur. Waar gaat het dan mis?’
Die vraag houdt de facultaire studentenraad (fsr) van
Acta al tijden bezig. Het is een terugkerend agendapunt tijdens de ‘Onderwijsdialogen’ die de faculteit samen met studenten organiseert om knelpunten en problemen waar studenten mee worden geconfronteerd in kaart te brengen.
Wat gaat er dan allemaal mis bij Acta? Uit een inventarisatie blijkt bijvoorbeeld dat het in 2010 in gebruik genomen gebouw nu al als ‘te klein’ wordt ervaren; de stoelen zijn ‘te hard’ waardoor veel studenten last zouden krijgen van hun rug; er zijn te weinig printers en er wordt door de organisatie ‘te veel gemaild’. ‘Door de bulk aan rotzooi , dubbele of onjuiste e-mails zien we door de bomen het bos niet meer,’ zeggen studenten. Ook zijn er volgens hen ‘te veel communicatiekanalen’. Naast Blackboard is er Studieweb, VUnet, Zorgdashboard, webmail en Axium.
Volgens studenten moet het moet het rooster ‘studeerbaar’ blijven, wat nu vaak niet het geval zou zijn. ‘Studenten zijn best bereid om in de avond onderwijs te volgen, maar willen dan niet van half negen ’s ochtends tot half negen ’s avonds zijn ingeroosterd. Studenten menen ook dat er te veel verschil is tussen de behandelvisies van verschillende docenten en dat het erop lijkt dat studenten elk jaar van hun studie minder onderwijs krijgen. ‘Studenten ervaren dat het zesde studiejaar niets toevoegt. In Nijmegen doe je in de bachelor wat je hier pas in de master doet. Daar hebben studenten gewoon elke dag actief onderwijs van betrokken docenten. Op Acta zijn we meer bezig met behandelplannen dan met behandelingen.’
Beeld
‘Wat dat laatste betreft: dat is maar goed ook,’ zegt Acta-decaan Albert Feilzer. ‘We zijn een academische instelling en juist het leren opstellen van een behandelplan is de academische component waar we veel aandacht aan willen en moeten schenken. De kunst van het behandelen zelf is iets wat je natuurlijk moet leren, maar wat je in de beroepspraktijk ook verder kunt ontwikkelen. De opvatting hierover heeft ook te maken met het beeld wat studenten hebben van de opleiding als ze eraan beginnen.’
Voor een deel zijn de klachten volgens Feilzer lastig oplosbaar. ‘Bij Acta gebruiken we de bedrijfsvoering van de VU. Dat betekent bijvoorbeeld dat wij SAP/SLM gebruiken als studentinformatiesysteem, maar daarvan zijn nog niet alle toepassingen beschikbaar. Daar is niet veel aan te doen momenteel.’
Ook komen de klachten volgens Feilzer voort uit het feit dat Acta ‘een zorginstelling’ is en daaraan worden door de overheid steeds strengere eisen gesteld. ‘Voor behandelingen boven de 150 euro moeten we tegenwoordig een offerte uitbrengen. Dat kost tijd, evenals bijvoorbeeld het voorkomen van infecties. Daaraan worden steeds strengere eisen gesteld. Dat gaat in de lestijd zitten. Ook het AMC is een zorginstelling, maar anders dan bij hen lopen Acta-studenten niet onder begeleiding coschappen, maar moeten ze zelf behandelingen verrichten en moeten ze taken verrichten waar in het AMC een professionele staf voor is. We doen er alles aan om het goed te laten verlopen, maar het is complex. We blijven in constante dialoog met studenten en we investeren daarin, want een deel van de problematiek zat ook in slechte communicatie.’
Zie hier voor de integrale klachtenlijst van Acta-studenten.