Niks meer missen?
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief!
actueel

ILO-studenten nog steeds ontevreden over opleiding

Dirk Wolthekker,
12 februari 2013 - 14:29
Een jaar na verschijning van een kritisch artikel in Folia Magazine is de kwaliteit van de Interfacultaire Lerarenopleidingen (ILO) volgens studenten nog steeds bedroevend laag. ‘Het wetenschappelijk niveau is erbarmelijk,’ zegt ILO-student Frank van As. Medestudenten laten zich in vergelijkbare bewoordingen uit.

Van As, afgestudeerd antropoloog, was bezig met een promotieonderzoek toen hij besloot dat zijn toekomst niet in het onderzoek zou liggen maar in het voortgezet onderwijs. Hij schreef zich in bij de ILO voor een opleiding tot docent geschiedenis in de bovenbouw van het voortgezet onderwijs, maar is niet blij. ‘De opleiding kent weinig structuur, het is vaak onduidelijk voor welk vak je je wel en voor welk vak je je niet in hoeft te schrijven. Wat vooral stoort is dat er in de colleges een visie ontbreekt over wat onderwijs is, wat een leerproces is en wat een groepsproces is of zou moeten zijn.

Ook mist Van As het wetenschappelijk aspect. 'De literatuur die we moeten bestuderen heeft de aard van een handboekje waarin de auteurs wat nadenken over onderwijs en waarin wat richtlijnen staan over hoe je je als docent moet gedragen in de klas. Verder komen die boekjes niet. Ik ben nu een half jaar bezig met de opleiding, maar het gaat vooral om het maken en inleveren van wat opdrachtjes, maar niet om nadenken.’

Heterogeen
Student Bernice Tjien A Fat, lid van de opleidingscommissie van de ILO, denkt er eender over. Volgens haar schuilt het probleem in het feit dat de studentenpopulatie nogal heterogeen is. ‘Studenten hebben allemaal verschillende (werk)ervaringen, achtergronden, opleidingen, sommigen hebben al docentervaring, anderen niet. Tegelijkertijd wil de ILO zowel academisch als ambachtelijk zijn. Dat is misschien wat veel. De heterogene samenstelling van de studenten creëert diverse, ook tegenstrijdige belangen en verwachtingen ten aanzien van de opleiding. De ILO kan dat niet behappen. Daardoor zal er altijd wel een groep niet bediend worden. Ik heb sterk het vermoeden dat er een visie is, maar dat die niet duidelijk wordt gecommuniceerd. Zo wordt wel affiniteit getoond met bijvoorbeeld directe instructie, activerende werkvormen, observerend leren, samenwerkend leren, maar niet op reflectieniveau.’

Het probleem van het heterogene karakter van de ILO wordt ook binnen de UvA erkend. Momenteel wordt er dan ook nagedacht over het onderbrengen van de lerarenopleiding bij de afzonderlijke faculteiten, vertelde FGw-decaan Frank van Vree laatst tijdens de Nieuwjaarsbijeenkomst van zijn faculteit. Er zou dan niet langer één interfacultaire opleiding bestaan, maar studenten die na afronding van hun studie leraar willen worden zouden binnen de faculteit van afstuderen een opleiding tot leraar moeten volgen. Van Vree: ‘Het zou didactiek en discipline dichter bij elkaar brengen.’

Vlees noch vis
Ook historicus en mediëvist Ivor Faverey vindt de ILO ‘een tegenvaller’. Vooralsnog geeft hij zonder onderwijsbevoegdheid les op een middelbare school. Hij ging naar de ILO om die bevoegdheid te halen, maar zegt dat de opleiding ‘vlees noch vis’ is. Hij vindt dat er ‘weinig kennis en ambitie’ spreekt uit de ILO. ‘Aan een deel van de literatuur heb ik zeker veel. Op dat vlak krijg ik wel veel didactische en pedagogische kennis aangeboden. Ook hebben er mensen college gegeven die zeker over veel kennis beschikken en veel te bieden hebben. Maar te veel colleges ontbeerden mijns inziens inhoud. De colleges kennen weinig structuur, we gaan hapsnap door de boeken en als academicus voel ik me niet echt bediend. Ten aanzien van reflectie krijg ik weinig aangeboden.’

ILO-directeur Ineke Schaveling zegt dat ze blij is dat studenten uiting geven aan hun ongenoegen. ‘Dat houdt ons allemaal bij de les. Mijn deur staat open en ik wil praten, want de ILO wil een hele goede opleiding worden.’ Ze benadrukt echter dat studenten eerst moeten leren lesgeven en een klas organiseren. ‘Daarna komt het wetenschappelijk deel aan de orde.’ Over de klacht dat de instroom te heterogeen zou zijn zegt ze dat dit ‘alleen tijdens de hoorcolleges’ het geval is. ‘Bij werkgroepen zitten alfa’s bij alfa’s en bèta’s bij bèta’s.’

Over het eventueel onderbrengen van de lerarenopleiding bij de faculteiten zegt Schaveling: ‘De samenwerking tussen de ILO en de faculteiten is inmiddels bekrachtigd. Hoe we die samenwerking gaan organiseren is onderwerp van constructief overleg.’ Dat de ILO zou worden uitgehold bij overbrenging van de lerarenopleiding naar de faculteiten is volgens haar ‘absoluut niet aan de orde’. ‘De vraag is niet wat er dan over zou blijven van de ILO, maar wat er dan over zou blijven van de expertise die het ILO in huis heeft. Daaraan is zeker behoefte.’