Niks meer missen?
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
Hollandsche Schouwburg
Foto: Stadsarchief Amsterdam
actueel

UvA-studenten redden honderden Joodse kinderen in WO II

Toon Meijerink Toon Meijerink ,
28 april 2025 - 10:06

Als eigen baby in hun kinderwagen of simpelweg aan de hand: Amsterdamse studenten smokkelden honderden Joodse kinderen naar onderduikadressen. Onderzoekster Anna Boogaard schrijft een boek over deze verzetsvrouwen.

Enkele seconden heeft de Amsterdamse UvA-student geschiedenis Hanna van Loghem in 1943 om het kindje uit de Joodse kindercrèche te redden. Met een baby tegen haar borst gedrukt sprint ze van de crèche naar tramlijn 8. De stilstaande tram houdt haar dat ene ogenblik uit het zicht van de Duitse bewakers. Als de gevulde tram gaat rijden moet Hannah in de beschutting van het voertuig mee rennen, voor haar leven en dat van het Joodse kindje.
 
Hannah is één van de negen vrouwelijke studenten die in het boek voorkomen dat UvA-onderzoekster en docent moderne geschiedenis Anna Boogaard volgend jaar november zal uitbrengen. De UvA-studenten wisten in de Tweede Wereldoorlog honderden Joodse mensen, hoofdzakelijk kinderen, te laten onderduiken. ‘De Duitsers dachten simpelweg vaak niet aan vrouwen als verzetsleden,’ verklaart Boogaard de bijdrage van de volgens haar onderbelichte verzetsvrouwen.

Hanna van Loghem
Foto: Privéarchief
Hanna van Loghem

Verzetsplan

De vrouwelijke studenten waren nodig om het verzetsplan van de Duits-Joodse Walter Süskind, directrice van de kindercrèche Henriëtte Pimentel en rechtenstudent Piet Meerburg uit te voeren. In 1943 legde verzetslid Meerburg, de verloofde van Hannah, contact met Süskind, directeur van de Hollandsche Schouwburg in Amsterdam. In de schouwburg werden Joodse mensen verzameld voordat ze - onwetend van hun gruwelijke lot - met tramlijn 8 en vervolgens de trein naar concentratiekampen werden gebracht.
 
Het verzetswerk was als volgt: Süskind overtuigde wanhopige ouders om het lot van hun kinderen in de handen van Meerburg en andere studenten te leggen, die hen zouden smokkelen naar onderduikadressen. Süskind en een medewerker zorgden er in het geniep voor dat de persoonsbewijzen van de kinderen verdwenen uit de archieven, zodat hun verdwijning niet op zou vallen in de Duitse administratie. De bewakers van de schouwburg zagen de lawaaierige kinderen graag tijdelijk naar de overgelegen kindercrèche, wiens Joodse personeel meehielp aan de smokkel, vertrekken.

‘De kindjes hoefden maar één keer niet naar hun valse niet-Joodse naam te luisteren en de studenten zouden betrapt worden’
Anna Boogaard
Foto: Privéarchief
Anna Boogaard

Over de heg

Vanaf de kindercrèche begon het benauwende werk van de vrouwelijke studenten. De kinderen werden door de crèchemedewerkers over de heg van de aangrenzende Kweekschool gehesen, in de jutenzakken van de melkboer gestopt en bij wandelingen door de buurt raakte dikwijls ineens een kind ‘kwijt’. ‘De vrouwen deden de kindjes dan in kinderwagens of hielden ze aan hun hand, alsof het hun eigen kinderen waren,’ vertelt Boogaard, ‘Iets wat voor de mannen - die nooit alleen met kinderen op pad gingen in die tijd - niet mogelijk was.’
 
Die kinderen moesten dan zo snel mogelijk naar onderduikadressen die UvA’er Meerburg en zijn studievrienden, maar vaak ook de vrouwen zelf, hadden gevonden. Boogaard: ‘Dat was enorm gevaarlijk werk. De kindjes hoefden maar één keer niet naar hun valse niet-Joodse naam te luisteren of om hun echte mama te gaan roepen en de studenten zouden betrapt worden.’ Daarmee liepen vooral de vrouwelijke studenten het echte ontdekkingsrisico, wat makkelijk zou kunnen leiden tot hun executie door de bezetter. ‘Hannah reisde met verschillende Joodse kinderen bijvoorbeeld helemaal naar Tienray in Limburg.’

Hannah van Loghem (tweede van rechts) met haar dispuut in de winter van 1939, enkele maanden voor de oorlog
Foto: Krijn Meerburg
Hanna van Loghem (tweede van rechts) met haar dispuut in de winter van 1939, enkele maanden voor de oorlog

Eén van die waarschijnlijk uit de crèche gesmokkelde kinderen is de Joodse Rachel Sluijs (82). Ze was nog geen negen maanden oud toen haar moeder haar in 1943 afstond. ‘Er is mij verteld dat ik als baby in een rugzak ben verstopt. Studenten hebben mij vervolgens naar een onderduikadres in Nieuwegein bij Utrecht gebracht,’ vertelt ze. Of dat door bijvoorbeeld Hannah of één van haar vriendinnen gedaan werd, weet niemand.

Rachel Sluijs
Foto: Romain Beker
Rachel Sluijs

Alles weggestopt

Van het Joodse kindje werden de ouders, opa’s, oma’s, tantes, ooms, nichtjes en neefjes in de oorlog allemaal vermoord. Later vond ze nog één oudtante en één oudoom. ‘Het enige dat ik weet, vertelde de vrouw bij wie ik werd geplaatst. Er stond op de dag een student bij haar op de stoep met mij in haar arm, en dat was het.’ De kleine Rachel vond onderdak bij een kinderloze niet-Joodse vrouw die al drie Joodse kinderen in huis had. Haar man was daarom van haar gescheiden, al vertelde hij nooit over de gevaarlijke activiteiten van zijn ex-vrouw. ‘Wij werden voorgesteld als kinderen van fictionele familieleden die bij het Rotterdamse bombardement zouden zijn omgekomen.’ 

 

Herinneringen aan of emoties bij die smokkelactie van de studenten of de periode bij haar pleegmoeder heeft Rachel Sluijs nooit gehad. ‘Ik heb alles weggestopt. Ik ben bijna mijn hele leven depressief geweest. Ik kan alleen nog met afstand praten over die trauma’s.’

‘Niemand van mijn familie kwam terug uit de oorlog’

Na de oorlog wilde niemand meer naar het ongekende verdriet omkijken. ‘Niemand van mijn familie kwam terug uit de oorlog. En ik mocht niet bij mijn pleegmoeder blijven omdat zij een gescheiden vrouw was.’ Toen haar pleegzusje op een dag terugkwam bij hun nieuwe pleegfamilie, was de inmiddels driejarige Rachel er niet meer. ‘Via kindertehuizen werd ik geplaatst bij een Joodse pleegfamilie in Amsterdam. Daar had ik een goede jeugd, maar over de oorlog werd niet gepraat.’ Hoe haar ouders eruitzagen, hoe hun karakters waren of ze op haar opa of oma leek, Rachel Sluijs heeft het nooit kunnen weten.

 

Kriterion

Dankbaar voor haar redding door de studenten is de Joodse dame ook niet per se. ‘Moet je dankbaar zijn als je niet vermoord bent zoals de rest van je familie?’ Zodoende heeft ze ook geen contact gezocht met de studenten die haar als baby naar Nieuwegein brachten, als ze al had geweten wie dat precies waren. Na de oorlog richten die verzetsstudenten gezamenlijk de nog bestaande bioscoop Kriterion op. Boogaard, die in 2020 bestuurder van de bioscoop was: ‘Er werd daar weinig gepraat over het moedige werk van de vrouwelijke studenten. Hannah weigerde elke onderscheiding. Meerburg had het in interviews sporadisch over “de meisjes”.’
 
Hannah, de andere UvA-studenten en de overige verzetsleden rond de Amsterdamse kindersmokkel wisten in de oorlog minstens vijfhonderd kinderen te redden. Overlevende Rachel Sluijs vond haar liefde met wie ze nog steeds haar dagen doorbrengt. ‘En we hebben drie prachtige kinderen en een schat aan lieve kleinkinderen.’ De voormalige onderduikster benadrukt dat de mensen die haar onder lieten duiken ‘ontzettend dapper’ waren. Toch heeft ze nooit écht blij kunnen zijn dat ze, mede door de studenten, gered is van de Holocaust. ‘Och, was al deze ellende me maar bespaard gebleven.’

website loading