Overprikkeling, onduidelijke deadlines en professoren met te weinig didactische vaardigheden: de universiteit is voor veel studenten met autisme een bron van frustratie. Wat kun je als docent doen om het leven voor deze studenten aangenamer te maken? Folia volgde de UvA-cursus Autisme in het Onderwijs.
Verandering is het allermoeilijkste, vertelt UvA-student Hanna* die op haar 14de werd gediagnosticeerd met autisme. ‘De overgang van de basisschool naar de middelbare school was lastig, maar studeren aan de universiteit was, ondanks mijn voorbereiding, best wel een shock.’
Het tempo lag namelijk veel hoger dan op de middelbare school. Hanna: ‘Als iemand mij iets vertelt heb ik vaak gelijk vijftien vervolgvragen. Daar is vaak geen tijd en ruimte voor. Soms wordt iets heel beknopt of incompleet uitgelegd en dan wordt daar gelijk op voortgebouwd, terwijl ik nog met onduidelijkheid zit. Door die onduidelijkheid verlies ik het overzicht en dan raak ik in paniek.’
Geen filter
Duidelijkheid is het kernwoord voor studenten met autisme, blijkt ook uit de workshop Autisme in het Onderwijs die twee keer per jaar wordt georganiseerd op FNWI door de studentenpsychologen van de UvA en het Teaching & Learning Centre (TLC) Science. Tien docenten zijn aanwezig begin februari omdat ze vragen hebben over scriptiebegeleiding van studenten met autisme, of meer handvaten willen om studenten te kunnen helpen in het onderwijs.
‘Er is geen one size fits all,’ geeft studentenpsycholoog Joline Peters gelijk mee als disclaimer. ‘Autisme is een spectrum: iedereen is anders. Mensen met autisme verwerken informatie anders dan de meeste mensen. Simpel gezegd verwerken ze heel veel informatie tegelijkertijd omdat ze geen filter hebben. Alle prikkels van buitenaf komen dus binnen.’
Autisme valt onder het begrip ‘neurodiversiteit’Neurodiversiteit is breder dan alleen autisme, ook ADHD, dyslexie en dyscalculie vallen eronder., dat verwijst naar de diversiteit van breinen in het algemeen. Volgens sommige onderzoekers zou de term neurodiversiteit de lading beter dekken omdat het benadrukt dat hersenen van mensen verschillen en mensen met autisme niet ‘ziek’ zijn of een ‘stoornis’ zouden hebben, maar enkel een andere bedrading. Ook Peters kan zich in die benadering vinden. ‘Ik heb namelijk gemerkt dat als je de omgeving aanpast, mensen met autisme heel goed functioneren. Het is dus maar net een kwestie van hoe we het systeem hebben ingericht.’
Hoe kun je de studieomgeving zo goed mogelijk aanpassen voor mensen met autisme? Dat begint al met de syllabus, zegt Peters. ‘Zorg dat die helder en volledig is. En dat geldt ook voor het kiezen van groepjes: maak duidelijk welke groepjes studenten zelf kunnen kiezen en welke je als docent kiest. Welke vorm je kiest maakt niet uit, maar zorg dat studenten weten wat ze kunnen verwachten.’
Dan de opdrachten, die zijn soms zo vaag omschreven dat studenten zelf aannames moeten maken om van start te kunnen gaan. Peters: ‘Dat is heel lastig voor studenten met autisme, omdat “zomaar” iets verzinnen niet in hun woordenboek voorkomt.’ Ook plotseling verschuivende deadlines kunnen veel stress opleveren, zeker als daarna niet duidelijk is hoe het nieuwe plan eruitziet. Peters: ‘Duidelijkheid, voorspelbaarheid en structuur zijn belangrijk. En daar hebben uiteindelijk alle studenten baat bij.’
Spanningsveld
Soms ontstaat er een spanningsveld tussen begeleiding voor studenten met autisme en het zelfstandige karakter van de universiteit. Zoals bij de scriptie, daar hebben studenten met autisme vaak veel vragen over waardoor een docent het idee krijgt dat ze te veel voorkauwen.
Hoever ga je daarin? Daarin geldt de stelregel: een docent dient in zoverre te helpen dat een student zelfstandig aan de eindtermen kan voldoen. Een docent, die een student met autisme begeleidt met de scriptie, vraagt aan de groep wat je kunt doen als je vermoed dat een student meer hulp kan gebruiken dan je zelf kunt bieden. Dan is het altijd goed om te verwijzen naar de studieadviseur, die kan de student namelijk verder helpen.
Schaamte
Als student met autisme kun je namelijk niet alleen aanspraak maken op psychologische ondersteuning en extra tijd voor tentamens, sinds 2006 is er ook praktische studiebegeleiding voor studenten met autisme, georganiseerd door studentenpsychologen van de UvA. Het opzoeken van een tentamenzaal of het maken van een planning kan voor studenten met autisme namelijk een opgave zijn. Momenteel heeft de UvA negen student-assistenten en een stagiaire in dienst die studenten met autisme wekelijks helpen met studiebegeleiding. Tachtig studenten aan de UvA met de diagnose autisme maken daar gebruik van.
Het aantal studenten met autisme op de UvA is waarschijnlijk vele malen hoger. Van alle Nederlanders heeft 1 à 2 procent namelijk autisme, wat zou betekenen dat er op de UvA met ruim veertigduizend studenten zo’n vierhonderd à achthonderd studenten met autisme zouden studeren.
Masterstudent journalistiek Koen Bruning (25) is een van hen. Vorig jaar schreef hij het boek Op het spectrum over zijn leven met autisme. Hij heeft nooit extra begeleiding gevraagd van de universiteit omdat hij niet wist dat mensen met autisme ook in aanmerking kwamen voor extra tijd voor tentamens. Hij noemt het een geluk dat hij altijd deel uitmaakte van een kleinschalige opleiding waardoor er genoeg ruimte was voor vragen en er ook altijd klaslokalen beschikbaar waren waar je met minder prikkels kon werken.
‘Ik heb altijd aan studiegenoten verteld dat ik autisme had, maar als het om institutionele dingen ging, dan voelde ik schaamte. Dan had ik het idee dat ik privileges zou krijgen boven andere mensen. Terwijl ik gewoon die jongen wil zijn die op gelijke voet zijn vakken haalt. Dat is uiteindelijk ook gelukt, alleen statistiek heb ik tijdens mijn bachelor zes keer moeten herkansen. Op de een of andere manier klikte het niet bij mij. Maar daar hebben meer studenten last van en de link met autisme heb ik toen niet gelegd.’
In de eerste plaats onderzoeker
Als de universiteit bij zou houden wie er autisme heeft, zouden ze de helpende hand uit kunnen steken naar studenten zoals Koen. Informatie over welke studenten autisme hebben zou ook docenten helpen, klinkt het bij de workshop. Maar die informatie is niet openbaar, een student hoeft niet aan te geven dat hij of zij autisme heeft, zegt Peters.
Hanna heeft er een gewoonte van gemaakt om docenten voorafgaand aan het vak te e-mailen met de vraag of ze vijf minuten langs mag komen. ‘Dan leg ik uit dat ik moeite heb met onduidelijkheid en vraag ik wat ik van het vak kan verwachten. Op die manier kan ik inschatten welke instelling de docent heeft. Vanwege het stigma gebruik ik alleen het woord “autisme” als ik echt vastloop tijdens een vak en ik de docent al een beetje beter ken.’
Een goede docent is voor Hanna namelijk van invloed of ze een vak wel wil volgen. ‘Idealiter wil je vakken kiezen op basis van de inhoud, maar ik heb wel gemerkt dat de docent die de informatie overbrengt even belangrijk is. Op de universiteit zijn docenten vaak in de eerste plaats onderzoeker, geen onderwijzer.’
Wiskunde op powerpointslides
Goede docenten zijn er zeker, verzekert Hanna. Het zijn de docenten die het tempo van de les afstemmen op de ontvangst van de studenten en lesstof vervangen door vragenuren als het nodig is. Echt mis gaat het bij haar als docenten alle informatie op powerpointslides delen. ‘Er zijn docenten bij die hele wiskundige afleidingen presenteren op een powerpointslide en dan gelijk hun verhaal afsteken. Ik weet dan al niet waar ik me op moet concentreren en zo’n enorme lap wiskunde kun je niet opnemen. Een krijtbord waarbij je met de docent meeschrijft met de berekening werkt veel beter.’
Hanna koos er uiteindelijk – zoals meer studenten met autisme – ‘noodgedwongen’ voor om haar bachelor over vier jaar te verspreiden. ‘Dat heeft geholpen, maar daarmee is nog niet alles opgelost. Ik heb nog steeds het gevoel dat ik niet volledig kan functioneren aan de universiteit. Ik heb een hoog gemiddelde, dat is vaak wat mensen zien. Maar ik ben de tel kwijtgeraakt hoe vaak ik in toilethokjes aan het huilen ben geweest. En dit geldt vast niet voor alle studenten met autisme, maar ik denk wel dat er een paar andere mensen zijn die zich voelen zoals ik.’
Volgens Hanna is dat te wijten aan het onderwijssysteem. ‘Dat is te rigide. We zijn allemaal compleet verschillende mensen, maar worden uiteindelijk op precies dezelfde manier getoetst. Dat is toch niet logisch? Dat gebeurt uit noodzaak, als gevolg van schaal.’ Als ze iets zou vragen aan de UvA is het om docenten beter op te leiden in lesgeven. ‘En kwaliteit van onderwijs te verkiezen boven kwantiteit van lesstof.’ En dan verzucht ze: ‘En geen wiskunde meer geven met powerpoint jongens, dat kan echt niet meer.’
Hanna* is om privacyredenen een gefingeerde naam. Haar echte naam is bekend bij de redactie.