Dierproeven: het blijft een gevoelig thema binnen de academische wereld. Deze week ondertekende de UvA een transparantieovereenkomst, een landelijk initiatief om openheid over dierproeven te bevorderen. Hoe staat de UvA in de voortdurende proefdierendiscussie? En: kan de universiteit ooit zonder?
Het publieke debat over de noodzaak van dierproeven laaide de afgelopen weken weer wat op. Want is het nou wel of geen goed idee om het aantal proefdieren de komende jaren drastisch te verminderen, of zelfs helemaal met het gebruik ervan te stoppen? De meningen hierover lopen nogal uiteen. Twee weken geleden werd er in de Tweede Kamer over het onderwerp gedebatteerd, nadat uit een rapport was gebleken dat het aantal gebruikte proefdieren in Nederland in 2023 voor het eerst in vijf jaar was gedaald. Wat zegt deze ontwikkeling over de toekomst van dierproeven, en hoe denkt de UvA hierover? Folia zocht het uit.
1. Wat voor dierproeven worden er eigenlijk gedaan op de UvA?
Dierproeven bij de UvA worden uitgevoerd door het Swammerdam Insitute of Life Sciences (SILS) van de faculteit der Natuurwetenschappen, Wiskunde en Informatica. Met deze onderzoeken probeert de universiteit het ontstaan van kanker en hersenziektes als dementie, epilepsie, depressie, verslaving en angst bij mensen beter te begrijpen, om zo preventie of behandeling mogelijk te maken. Er wordt inmiddels veel met alternatieven gewerkt, maar volgens de UvA zijn proefdieren voor een groot deel van deze onderzoeken nog altijd onmisbaar.
2. Toch nam het aantal proefdieren landelijk af in 2023, hoe verhoudt de UvA zich tot die ontwikkeling?
‘Bij de UvA werken we volgens de drie V’s: vervangen, verminderen en verfijnen,’ vertelt een woordvoerder van de universiteit. In de praktijk betekent dit dat er in eerste instantie wordt gekeken naar alternatieve onderzoeksmogelijkheden, zonder dieren dus. Als die er niet blijken te zijn streeft de UvA ernaar zo min mogelijk dieren in te zetten, en de proefdieren die wél worden gebruikt optimaal te verzorgen.
Aan die alternatieve onderzoeksmethoden, wordt bij het SILS hard gewerkt. Denk bijvoorbeeld aan computersimulaties of het gebruik van menselijk hersenweefsel uit de Nederlandse Hersenbank. Een treffend voorbeeld hiervan is dat van een onderzoek binnen het Jacobs Lab, waar UvA-wetenschappers onderzoek doen naar ziektes als Alzheimer en Parkinson. Een deel van het dieronderzoek dat hiervoor nodig was, is tegenwoordig grotendeels vervangen door de ontwikkeling van gekweekte driedimensionale cel-modellen, zogenaamde ‘mini-breinen.’
3. Maar helemaal stoppen met dierproeven zit er dus niet in?
Vooralsnog niet. Het gebruik van proefdieren is vaak ook nog wettelijk verplicht, bijvoorbeeld bij het testen van de veiligheid van nieuwe medicijnen of vaccins. Ook onderzoek naar de werking van de hersenen, zoals het geheugen of depressies, is volgens de UvA op de korte en middellange termijn niet aan de orde zonder proefdieren. ‘De hersenen zijn een zeer complex systeem met veel verschillende onderdelen en enorm veel onderlinge verbindingen. Daar is nog geen goede vervanging voor beschikbaar. Als we zouden stoppen met de inzet van dieren, kan er nog maar heel beperkt onderzoek gedaan worden naar dit soort hersensystemen en zou het ontwikkelen van medicatie voor hersenziektes stil komen te vallen,’ aldus een woordvoerder.
4. Hoeveel proefdieren worden er op de UvA gebruikt?
Net als alle andere instellingen die aan dierproeven doen, rapporteert de UvA jaarlijks aan het ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur. Uit het laatste beschikbare rapport blijkt dat de universiteit in 2023 in totaal 1306 dierproeven uitvoerde. In 2022 waren dat er minder (1081) en 2021 waren het er meer (1979). Deze variatie hangt samen met het aantal beschikbare vergunningen, maar ook met de onderzoeken die in een bepaald jaar plaatsvinden. Het gaat hierbij vooral om muizen en ratten. Het is goed om hierbij te benoemen dat deze cijfers alleen gelden voor het proefdieronderzoek dat wordt gedaan aan de UvA zelf, niet aan het Amsterdam UMC.
5. Gebeurt het inzetten van proefdieren wel ethisch?
Die vraag moet iedereen persoonlijk beantwoorden. Wel laat de UvA weten zich bewust te zijn van de morele verplichtingen die bij het werken met proefdieren komen kijken, en strikte maatregelen te nemen om hieraan te voldoen. Zo wordt ieder onderzoek eerst beoordeeld door een interne instantie voor dierenwelzijn (IVD), daarna door een externe dierexperimentencommissie (DEC) door middel van een ethische toetsing, en tenslotte door de Centrale Commissie Dierproeven (CCD). Zij wegen af of het belang van de proef opweegt tegen het aantal gebruikte dieren, en het ongemak voor het dier.
Daarnaast worden de lopende onderzoeken begeleid en gecontroleerd door de IVD, en wordt het welzijn van de dieren dagelijks gecontroleerd. De proefdieren leven samen en hebben verschillende speelelementen in hun kooi, die regelmatig wordt verschoond. ‘Deze stappen zorgen ervoor dat dieren niet lichtzinnig ingezet worden,’ aldus een woordvoerder.