Niks meer missen?
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief!
Foto: Sija van den Beukel
actueel

Folia telt af | ‘Het is normaal mensengedrag’

Redactie Folia,
21 september 2023 - 12:50

Folia bestaat dit najaar 75 jaar. De redactie blikt dagelijks met een (deel van een) artikel of video letterlijk terug op elk van die jaren en telt zo af naar 13 oktober, de dag dat ‘het mededelingenblad voor de civitas’ precies 75 jaar bestaat. Vandaag deel 59: 16 november 2007.

‘Ik heb best wel een hekel aan Marokkanen’, zei criminoloog Jan Dirk de Jong tijdens zijn eerste gesprek met Nederlands-Marokkaanse jongeren in Amsterdam-West. Acht jaar later is zijn onderzoek naar de straatjeugd afgerond. Op 15 november promoveerde De Jong op het proefschrift Kapot moeilijk: Een etnografisch onderzoek naar opvallend delinquent groepsgedrag van ‘Marokkaanse’ jongens. Daarin schetst hij een beeld van de straatcultuur in Amsterdam-West. ‘Een cultuur die niets met de Marokkaanse te maken heeft’, legt De Jong uit, ‘maar een die ontstaan is in reactie op de bijzondere leefomstandigheden in een achterstandwijk.’ Het is een cultuur waarbinnen jongens in wisselende groepjes samen op zoek gaan naar erkenning, veiligheid en vertier. Meestal op straat, want daar gebeurt het. Een wereldje waarin alles draait om reputaties die gebouwd zijn op lef, hardheid en schijt aan anderen. Een cultuur waarin de jongens door elkaar worden opgevoed.’

 

Om tot dit beeld te komen sleet De Jong van 1999 tot 2005 veel van zijn dagen op en rond het August Allebéplein. In het begin uitsluitend in een formele setting, met een dictafoon en een vragenlijst bij de hand, maar later als een soort ‘hangpromovendus’. De Jong zocht de jongens op in de coffeeshop, het buurthuis en - vooral - op straat. Af en toe organiseerde hij een uitstapje. In 2004 ging hij zelfs met ‘de jongens uit de buurt’ naar Marokko, als onderdeel van een welzijnsproject.

 

De Jong moest veel wantrouwen overwinnen voordat hij in de buurt werd geaccepteerd. Het eerste onderhoud met een groepje straatjongeren ging dan ook niet zonder slag of stoot. De jongens wilden weten wat hij van Marokkanen vond. Zoals gezegd vertelde De Jong dat hij een hekel aan ze had. ‘De jongens moesten lachen en zeiden: hij mag wel terugkomen.’ De Jong ontdekte een harde wereld waar jongens elkaar regelmatig kleineren, bestelen en verrot slaan, maar waar solidariteit tegenover de buitenwacht onvoorwaardelijk is. Ook authenticiteit en provocatie dwingen er respect af. Vandaar dat de jongens onder de indruk waren van de sociaalwetenschapper met zijn grote mond.

 

Beffen

Een oudere jeugdwerker in het buurthuis herinnert zich de komst van De Jong nog maar al te goed: ‘In die tijd zaten we vaak buiten te drinken, hier voor het buurthuis en op het plein. Was daar ineens die ene Hollander.’ Hij vertelt dat De Jong voortdurend werd getest door de jongens. Zoals die keer dat een van hen De Jong probeerde te dissen. ‘Ik hoor van: je balt (neukt) die hoeren en shit. Qui fesj? (hoe zit dat?) Kun je geen normale chikkies regelen, of zo?’ Dit keer overspeelde De Jong zijn hand: ‘Hoe weet je dat? Heeft je moeder weer over me lopen lullen?’ Dat was te veel van het goede, zo bleek. De Jong: ‘Ik kreeg wat op een studentenverenging een officiële waarschuwing zou heten.’ Op straat komt die in de vorm van een symbolische doodsbedreiging. ‘Nog een keer en ik maak je helemaal dèdè! (dood)’, kreeg hij te horen. Het was pijnlijk, maar ook sociologisch interessant. Zo’n element als het uitschelden van elkaars moeder is een mooi markeerpunt voor relaties, legt de jeugdwerker uit. ‘De Jong schold iemands moeder uit en vervolgens was er ruzie. Blijkbaar was de band van De Jong met die jongen niet erg sterk, want de jongens op de hoek van de straat schelden de hele tijd, en dan is het gewoon gezellig.’

 

De jongens namen ook de culturele gewoonten van hun onderzoeker onder de loep. Eén voorkeur van De Jong werkte in het bijzonder op de lachspieren: die voor beffen. Dat is not done in Amsterdam-West, zegt De Jong. ‘Je onderwerpt je aan de vrouw. Je bukt voor haar. Ook zou het de suggestie kunnen wekken dat jouw penis niet groot genoeg is om haar met een paar stevige heupslagen te bevredigen.’ De Jong werd het mikpunt van spot. De grap bleef minstens twee jaar leuk. Dan was het weer: Dirk hoe is het? Waar smaakt het naar?’ Acht jaar na dato moet de jeugdwerker er nog steeds om grinniken als het onderwerp ter sprake komt. ‘Wij waren van: bah smeerlap, weet je hoeveel lullen daar al zijn geweest?’ Toch dwong De Jongs openheid ook respect af, vertelt hij: ‘Dat is een van de redenen dat hij hier zo ver is gekomen.’

 

Diefstal

Soms was de culture clash tussen onderzoeker en onderzochten ronduit pijnlijk. De naarste botsing vond overigens niet plaats in Amsterdam-West, maar voor de poorten van de UvA. Terwijl de promovendus buiten een sigaretje stond te roken, verscheen ineens een kennis uit zijn onderzoeksgebied. De Jong stapte op de jongen af en zei: ‘Hé, hoe is het ermee! Kom, we gaan even chillen en een kopje thee drinken.’ De jongen reageerde nogal zenuwachtig. Luttele seconden later kwamen twee andere jongens het gebouw uitgerend. De Jong: ‘De één met een portemonnee, de ander met een tasje. Die jongen die ik kende, rende met ze weg. Aangifte doen was voor De Jong geen optie: ‘Ik wist: als ik dat doe, ben ik die buurt kwijt.’ Hij besloot de dief op te zoeken in de wijk. ‘Ik vroeg hem of hij mij in de toekomst niet meer in verlegenheid wilde brengen met dit soort acties.’ Dat De Jong geen aangifte deed, kweekte vertrouwen bij zijn respondenten. ‘Heel opportunistisch. Eigenlijk ben ik ten koste van de slachtoffers een beetje vooruitgekomen.’

 

Dit is een fragment uit het artikel ‘Het is normaal mensengedrag’, door Eric van den Berg. Folia, 16-11-2007.