Folia bestaat komend najaar 75 jaar. De redactie blikt dagelijks met een (deel van een) artikel of video letterlijk terug op elk van die jaren en telt zo af naar 13 oktober, de dag dat ‘het mededelingenblad voor de civitas’ precies 75 jaar bestaat. Vandaag deel 38 : 21 november 1986.
Er kan volgens de arts ‘hier en daar’ zeker gesproken worden van een universitaire ‘alcohol-cultuur’. ‘Ik heb zeker het gevoel dat die hier en daar bestaat. Nee, ik zeg niet waar ik dat precies vermoed. Maar, nou ja, ik heb wel het idee dat wetenschappelijk medewerkers bijvoorbeeld meer drinken op de werkplek dan leden van het technisch-administratief personeel.’ De vrijdagmiddag wil door hen nogal eens gebruikt worden om spanningen ‘af te drinken’, aldus Lafeber.
Aanzienlijk moeilijker dan het stellen van een diagnose is uiteraard het vinden van de juiste remedie. Lafeber denkt daarbij aan een aantal stappen om het alcoholgebruik op de werkplek te ontmoedigen, en aan het scheppen van een klimaat waarin personeelsleden sneller hun drankproblemen ter sprake kunnen brengen.
Wat het eerste betreft, zou het volgens de bedrijfsarts goed zijn als er een eind gemaakt werd aan de vele met alcohol besprenkelde recepties en borrels die aan de universiteit binnen werktijd plaatsvinden. ‘Er zijn, dacht ik, bedrijven waar dat al gebeurt. En ik zou het eerlijk gezegd helemaal niet zo abnormaal vinden als het college drankgebruik tijdens werktijd botweg zou verbieden. Maar ja, ik ben bang dat onze universitaire structuur daar niet sterk genoeg voor is.’
Vertrouwenspersoon alcohol
Meer heil dan van allerlei enquêtes en voorlichtingscampagnes verwacht Lafeber in elk geval van het aanstellen van vertrouwenspersonen voor alcoholproblemen op de werkplek. Een dergelijke functie zou niet vervuld moeten worden door nieuw aan te trekken medewerkers van buiten de universiteit, maar bijvoorbeeld door de personeelsconsulenten en de chefs van de diverse diensten en afdelingen.
‘Onze afstand tot de werkplek waar het probleem tenslotte ontstaat is veel te groot, er zou op die plek al iemand moeten zijn die er aandacht aan geeft. De bedrijfsarts lijkt niet al te bevreesd voor het ontstaan van een sociale controle op het doen en laten van de universitaire bevolking, het is volgens hem het belangrijkst dat het probleem nu eens wordt onderkend. Ik weet echt niet op welk niveau dat allemaal zou moeten, maar alcoholmisbruik moet op de werkplek gewoon maar eens geaccepteerd worden als een probleem, en er moet op de werkplek het vertrouwen komen om het te bespreken en er iets aan te doen.’
Als meest verregaande maatregel zou een leverfunctietest bij nieuwe aanstellingen overwogen kunnen worden. Dat onderwerp ligt echter uiterst gevoelig, zoals Lafeber recentelijk ondervond, nadat hij een dergelijke maatregel in een brief aan personeelsconsulenten, personeelsdienst en bedrijfsmaatschappelijk werkers had geopperd. De brief werd door collegelid dr. B. Niemöller, verantwoordelijk voor het personeelsbeleid, in een vergadering van het College van Bestuur op tafel gelegd, en vormde prompt aanleiding voor langdurige, heftige discussie.
Leverfunctietest
De bedrijfsgeneeskundige dienst is in ieder geval voorstander van zo’n leverfunctietest, waarbij een geringe hoeveelheid bloed uit de arm wordt genomen voor nieuwe universitaire medewerkers. Lafeber: ‘Niemand vindt het gek dat wij een bloedproef doen bij mensen die met straling gaan werken, of naar rugklachten kijken bij werknemers die veel staand werk moeten doen. Dus waarom zou het dan zo gek zijn als we naar alcohol keken? Eerlijk: ik zou het belangrijker vinden dan naar het hart te kijken, daar vinden we toch nooit wat.’
Fragment uit het artikel ‘Bedrijfsarts geeft democratisering de schuld: Alcohol is aan de universiteit de ongekroonde koning’. Folia, 21 november 1986.