Niks meer missen?
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief!
Foto: Privéarchief
actueel

‘De Duitse bezetter kreeg meteen een lijst van personen die homoseksueel overkwamen’

Wessel Wierda,
6 juli 2023 - 09:40

Journalist Monique Doppert schreef een boek over de ‘roze geschiedenis’ van de homogemeenschap in Amsterdam. Van stiekem afspreken onder het Paleis op de Dam tot het varen over de grachten met Pride Amsterdam. ‘De verdeeldheid die we nu zien binnen de lhbtqi+-beweging is jammer, je zou beter kunnen samenwerken.’

Gay Capital of the World. Een bijnaam die Amsterdam sinds de jaren ’90 onder meer te danken heeft aan de groei van homohoreca, het begin van de Pride en het eerste homohuwelijk. De tijd van stiekem, buiten het zicht van de bewindslieden, in de buitenlucht of onder het Paleis op de Dam liefde of lust zoeken - het zogeten ‘cruisen’ - is voorbij. Het hoeft niet meer. Het gemeentebestuur is trots geworden op het roze karakter van de stad. In haar boek Amsterdam. De roze geschiedenis beschrijft oud-Folia redacteur en journalist Monique Doppert hoe die veranderingen zich over een tijdspanne van zo'n 200 jaar hebben kunnen voltrekken.

 

Conformeren aan de heteronorm of juist de eigen ‘rebelsheid’ behouden binnen de homobeweging: dat voelt als een doorlopende tegenstelling in het boek. Is het bewust een centraal thema geworden?

‘Wat leuk dat je dat uit het boek haalt. Dat is niet zo bedacht, eerder vanzelf zo gegroeid tijdens het onderzoek doen en schrijven. Het klopt namelijk wel helemaal. Het COC – de eerste officiële belangenbehartiger van de homobeweging – koos nadrukkelijk voor conformeren, en de Rooie Flikkers - een Nederlandse homobeweging uit de jaren ’70 - wilden juist de eigen identiteit beschermen.’ 

 

Was je voordat je begon aan dit boek al enigszins bekend met de Amsterdamse ‘roze geschiedenis’?

‘Ik wist evenveel van de homo- en lesbogeschiedenis als een goede krantenlezer. Voor Folia heb ik in de jaren ’90 wel een paar interviews over het onderwerp afgenomen, waarin ik alle hoeken en gaten van (de homoscene in) Amsterdam heb leren kennen. Maar daarna heb ik het onderwerp weer even laten varen.’

 

Wat gaf dan de doorslag om er een boek over te schrijven?

‘Vanuit de Gemeente Amsterdam en Homomonument kreeg ik een opdracht om ter ere van het twintigjarige bestaan van het homohuwelijk een wandeling langs historisch relevante plekken voor de homogeschiedenis in Amsterdam uit te werken.’

 

‘Tijdens het onderzoek daarvoor kwam ik erachter dat er helemaal geen overzicht van de Amsterdamse homogeschiedenis was. Dat vond ik heel vreemd. Er is veel informatie, maar ik moest het van overal en nergens vandaan zien te halen. Toen kwam ik erachter: dit is een mooi verhaal, dit moet gemaakt worden.’

 

‘Vervolgens ben ik verschillende boeken, documentaires, en wetenschappelijke onderzoeken gaan doornemen. Van wijlen Gert Hekma, oud-UvA docent homo- en lesbische studies, onder anderen. Maar vooral uit de periode van vóór 1900 was het moeilijk om dingen te vinden. Want je vindt alleen maar de misdrijven: homoseksuelen die zijn opgepakt omdat ze illegaal trouwden of iets anders ‘onzedelijks’ deden. Daardoor weet je dus ook niet wat er toentertijd wél goed is gegaan, want die mensen zijn niet betrapt…’

 

Opvallend om te lezen was ook de rol van de Amsterdamse beoordelingscommissie Goede Zeden kort daarna, aan het begin van de 20e eeuw. Zij toetsten voor de gemeente of een aspirant-ambtenaar een verklaring van goed gedrag verdiende. Iemands seksuele voorkeur kon daarbij doorslaggevend zijn. 

‘Ja, ik had dat verhaal bijvoorbeeld alleen als krantenlezer meegekregen. Maar toen ik er dieper indook dacht ik: wauw dit is heftig. Het was namelijk niet alleen de gemeente die gebruik maakte van dergelijke verklaringen; ook de NS, Fokker, de PTT en het Havenbedrijf.’

 

‘Je moest oppassen dat de politie je niet in het vizier had. De politie controleerde regelmatig bij café’s die erom bekend stonden veel homo’s tot hun clientèle te hebben. Ze keken dan simpelweg wie er rondliepen en speelden die informatie vervolgens door naar de beoordelingscommissie. Bijna een soort geheime dienst-praktijken. Terwijl homoseksualiteit niet eens strafbaar was toen!’

 

‘Overigens vond ik zelf ook het voorbeeld van de politiecommissaris met een lijst van 4500 namen van personen die ‘als homoseksueel overkomen’ veelzeggend. Die overhandigde hij direct aan de Duitse bezetter toen ze er in 1941 om vroegen. Dat zegt wel iets over de registratie-woede van dit land. Waarom moet je dit allemaal zo nauwkeurig bijhouden? Griezelig gewoon. Het was puur en alleen gebaseerd op sociaal taboe.’

Foto: Wessel Wierda
Het boek

Op welke manier zie je dat sociale taboe in latere jaren verder nog terugkomen in de stad?

‘Vóór de jaren ‘60 waren er in Nederland nog nauwelijks ontmoetingsplekken voor homoseksuelen, behalve op illegale cruise-plekken, zoals onder de bogengalerij van het Paleis op de Dam. Dat lijkt me een hele nare situatie om in te verkeren. De donkerte en eenzaamheid, het gevoel dat je de enige bent.’

 

‘Overigens is deze situatie in andere delen van de wereld nog steeds hetzelfde. In het Midden-Oosten kun je niet openlijk over je homoseksualiteit praten. Het is daar een geheim wat je bij je draagt. Ondanks dat er hier in Nederland nog veel te verbeteren valt, is het hier echt niet slecht.’

 

‘Wat mij ook opviel was het verschil tussen de coming-out van Amsterdammers die hier geboren en getogen zijn en die van nieuwkomers, zoals ik. Iemand die in de jaren ‘60 of ‘70 zijn coming-out had, ging bijvoorbeeld vanuit Amsterdam-Noord naar een homocafé in het centrum. Maar dan kon hij zomaar zijn buurvrouw tegenkomen op de pont die zou vragen: “Zo, waar ga jij heen?”’

 

‘Hij kon natuurlijk niet zeggen dat hij naar ’t Mandje (bekend homocafé, red.) ging. Dus moest hij continu leugens bedenken en onthouden. Als nieuwkomer kom je minder snel bekenden tegen, hoogstens je vrienden of medestudenten. Voor hen is er minder sociale controle.’

 

Gelukkig is ‘homoseksualiteit inmiddels mainstream geworden in Amsterdam,’ schrijf je. Nieuw is de diversiteit in de emancipatiebeweging. Zo zijn er bijvoorbeeld transgender-, maar ook ‘Black trans’-bewegingen. Zorgt dat volgens jou voor meer bewustwording in de maatschappij of ondermijnt die fragmentatie juist de boodschap van emancipatiebewegingen?

‘De versplintering is in zekere zin jammer. Je zou beter kunnen samenwerken in de emancipatiestrijd. Die verdeeldheid is immers niet constructief: je bent dan zo hard bezig voor je eigen groep, terwijl je belangen misschien wel voor zo’n 80 procent overlappen met die van andere groepen. De gemeente probeert dat nu te ondervangen door naast de stichting Pride Amsterdam subsidie te geven aan de stichting Queer Amsterdam – waarin idealiter elke belangengroep binnen de lhbtqi+-beweging verenigd is.’

 

‘Maar de versplintering is ook wel te verklaren. Sociologen hebben aangetoond dat emancipatiebewegingen in de beginfase sterk de nadruk leggen op zichtbaarheid, je eigen ruimte claimen en soms zelfs provoceren. Zoals in het verleden de Rooie Flikkers en de lesbisch-feministische actiegroep Paarse September duidelijk hebben gedaan. Dat zie je nu met andere groepen. Die zitten nog in een andere fase: manifesteren, hun plek veroveren.’

 

Je eindigt met een kort pleidooi voor meer onderzoek naar geweld tegen homoseksuelen, omdat er sprake is van ‘aanhoudende intimidatie en geweld tegen lhbtiq+-personen’. Het laatste, grote onderzoek hiernaar dateert alweer van 2008. Waarom blijft nader onderzoek volgens jou achterwege?

‘Eerlijk gezegd wilde ik niet met zo’n cliché eindigen in het boek. Maar in dít geval vond ik het gewoon heel opvallend: waarom wordt er geen nader onderzoek gedaan? Ik zou het werkelijk niet weten wat de reden hiervoor is. We hebben nu geen actuele feiten of cijfers meer.’

 

Zou het kunnen dat men bang is voor (politiek) gevoelige uitkomsten? In het boek schrijf je dat uit het onderzoek van 2008 bleek dat relatief veel mensen met een Nederlands-Marokkaanse afkomst betrokken waren bij geweldpleging tegen homoseksuelen.

‘Als dat nog steeds het geval is, dan moeten we dat ook weten, vind je niet? Dan kun je er eventueel daarna nog iets aan gaan doen. Uiteraard moet je zo’n onderzoek heel grondig en voorzichtig uitvoeren. Maar als je de uitkomsten van een bepaald onderzoek met angst tegemoetziet, moet je dat onderzoek wat mij betreft juíst doen.’

 

Dat onderzoek uit 2008 is overigens uitgevoerd door UvA-docent Laurens Buijs. In het boek geef je aan dat je hem hebt gesproken ‘voordat hij in opspraak kwam’. Vond je het belangrijk om dat in een voetnoot nog toe te voegen?

‘Ik vind het nog steeds een goed onderzoek van hem. Maar de uitgever (Boom, red.) vond het beter om zo’n zinnetje er in het boek bij te zetten, om misverstanden te voorkomen. Het gesprek met Buijs stond namelijk volledig los van de discussie die hij nu opgerakeld heeft. Een discussie die trouwens wel het bespreken waard is.’

Lees meer over