Niks meer missen?
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief!
Foto: Folia / Sija van den Beukel
actueel

Folia telt af | Hedy d’Ancona over ’het seksistisch vooroordeel’

Redactie Folia,
23 juni 2023 - 12:45

Folia bestaat komend najaar 75 jaar. De redactie blikt dagelijks met een (deel van een) artikel of video letterlijk terug op elk van die jaren en telt zo af naar 13 oktober, de dag dat ‘het mededelingenblad voor de civitas’ precies 75 jaar bestaat. Vandaag deel 25: 16 september 1972.

‘Dat vrouwen zijn achtergehouden en zijn achtergebleven kan een verklaring vormen voor het feit dat ze dat zélf niet in de gaten hebben. Het kleine elite-groepje vrouwelijke ingeschrevenen aan onze universiteiten en hogescholen (kleiner nog dan elders; Nederland kan wat dit punt betreft het achterlijkste land van West-Europa genoemd worden) vormt hierop geen uitzondering. Studerende vrouwen zijn even krachtig geconditioneerd als hun chocolaatjes-inpakkende zusters in de Verkadefabrieken en zich even weinig bewust van hun situatie. 

Meisjes zijn niet minder intelligent of intelligenter dan jongens; zij beantwoorden aan de verwachtingen die men in onze samenleving t.a.v. vrouwelijk gedrag koestert

Of is het geen teken van conditionering dat de pas gekozen, vrouwelijke ASVA-voorzitter, die – zoals haar interviewers, de heren Immink en Sprenger in Folia Civitatis (FC) van 9 september vermeldden toch al een niet geringe staat van dienst had in het studentenorganisatie-wezen – dat leiderschap “niet zo zag zitten”. Is het feministische paranoïde om de tekst van bovengenoemde heren: “de acties in het Maupoleum en de Poort hebben haar een stuk zelfverzekerder gemaakt” onbestaanbaar te achten bij de presentatie van een manlijke voorzitter? 

 

Het seksistisch vooroordeel is voortdurend en overal aanwezig; je hoeft er FC maar voor open te slaan. Of dat lijvige rapport van de hooggeleerde De Groot of de kranten waarin zijn critici aan het woord kwamen. Zijn twee belangrijkste beweringen: intelligentieverschillen worden voor een belangrijk deel door erfelijke factoren bepaald en de aan te boren reserve aan intelligentiepotentieel is nog maar gering, zijn al op diverse plaatsen overtuigend geamendeerd. Maar dat vooral in zijn tweede hypothese een stuk seksistisch vooroordeel besloten ligt, is kennelijk zowél aan De Groot zélf als aan zijn tegenstanders ontgaan. Het is misschien een hypothese die bevestigd zou kunnen worden als het selectieprincipe van ons onderwijs feilloos zou zijn. Dat is het niet, over het algemeen niet en in het bijzonder niet als het om meisjes gaat. 

 

Verhindert het lage aspiratieniveau van meisjes (en hun ouders) enerzijds dat zij opleidingen voltooien, anderzijds is het de reden dat zij in bepaalde gevallen betere studieresultaten behalen dan jongens omdat zij opleidingen volgen die beneden hun niveau liggen. Meisjes zijn niet minder intelligent of intelligenter dan jongens; zij beantwoorden aan de verwachtingen die men in onze samenleving t.a.v. vrouwelijk gedrag koestert.

 

Als De Groot de cijfers m.b.t. het volgen van dagonderwijs voor bijv. 17-jarigen over de laatste 40 jaar bekeken heeft dan is het zeker opgevallen dat tot de jaren zestig vooral jongens hebben gereageerd op de aangeboden mogelijkheden. Als hij de cijfers voor de meisjes ernaast gelegd had, dan zou hem zijn opgevallen dat hier van stagnatie sprake was omdat hun achterstand behouden bleef of zelfs relatief groter werd. En dát zou hem op de gedachte gebracht kunnen hebben dat ten gevolge van de democratiserende tendensen het onderwijs in eerste instantie toegankelijker werd voor de jongens uit andere sociale lagen, pas daarna voor de meisjes. Waarna hij tenslotte tot de conclusie had kunnen komen dat het hoog tijd wordt om tot een bezinning te komen hoe het potentieel aan intelligentie van de helft van onze bevolking, de vrouwelijke, kan worden aangesproken.’

 

Hedy d’Ancona