Niks meer missen?
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
Achtergrond | Hoogbegaafd op de UvA: ‘Het niveau is voor mij te laag’
Foto: Daniël Rommens
actueel

Achtergrond | Hoogbegaafd op de UvA: ‘Het niveau is voor mij te laag’

Thirza Lont Thirza Lont,
6 maart 2023 - 11:22

Het is de Week van de hoogbegaafdheid. Een gesprek met student sociale geografie & planologie Kevin Santifort (22), die zich verveelde op school en op de universiteit meer uitdaging zocht. Wat betekent het om hoogbegaafd te zijn en wat kan de universiteit hierin betekenen?

‘Ik ben minstens net zo slim als zij,’ dacht Kevin Santifort toen zijn zusje gediagnosticeerd werd met hoogbegaafdheid. Als kind uit groep zes besloot hij dat hij daarom ook getest wilde worden. Hij had gelijk. Daarom ging hij naar een andere basisschool met passend onderwijs. Hij vertelt dat hij dat ‘heel fijn’ vond. ‘Want het reguliere basisonderwijs was verschrikkelijk saai. Ik was te snel klaar met de opdrachten, waardoor ik me stierlijk verveelde.’

‘Ik haal de meeste vakken met een prima cijfer door alleen naar de hoorcolleges te gaan’

Deal

Die verveling kwam terug toen Santifort naar de middelbare school ging. In de tweede klas ging het mis. Toen bleef hij zitten met zes onvoldoendes. ‘Ik had eigenlijk gelijk moeten afstromen naar de havo, maar met mijn school had ik een deal omdat ze doorhadden dat ik onderpresteerde. Ik bleef zitten en na een halfjaar mocht ik geen onvoldoendes meer staan. Dat lukte. Maar het ging me opeens best wel makkelijk af, waardoor ik nooit heb geleerd om te leren, om echt mijn best te doen.’

 

En toen kwam de universiteit op Santiforts pad. ‘Docenten op de middelbare school zeiden altijd dat de universiteit moeilijker is dan de middelbare. Het tegendeel was waar. Voor mij is het niveau bij mijn studie te laag. Ik studeer amper – en haal de meeste vakken met een prima cijfer door alleen naar de hoorcolleges te gaan.’

Pleun van Vliet
Foto: Karl Giesriegl
Pleun van Vliet

Lui en ongemotiveerd 

Hoogbegaafde studenten denken soms dat ze ‘lui zijn’, ‘niet kunnen plannen’ of ‘geen motivatie hebben’, volgens Pleun van Vliet, oud-UvA-docent en gz-psycholoog. Van Vliet heeft een diagnostische praktijk voor hoogbegaafde volwassenen. ‘Hoogbegaafden zijn meestal niet lui, ze zijn juist heel gedreven. Maar vanwege hun hoge intelligentie worden ze vaak onvoldoende uitgedaagd. Dan verliezen ze hun motivatie. Of ze beginnen expres extra laat met studeren voor een toets, zodat ze gewoon geen tijd hebben om zich nog te gaan vervelen omdat ze alles op het laatste moment moeten leren. In het geval van hoogbegaafdheid kan dat een vorm van gezonde coping zijn. Maar als je vaak genoeg hoort dat je lui bent, ga je het geloven.’ 

 

Ferrari 

Er is niet één definitie van hoogbegaafdheid, vertelt Van Vliet. Tot in de jaren vijftig en daarna van de vorige eeuw werd het hoofdzakelijk gedefinieerd als een excellent vermogen om abstract, logisch en academisch na te denken. Naarmate er meer onderzoek werd gedaan naar de groep mensen die hoogbegaafd is, de mensen die binnen of boven het 98ste percentiel vallen op IQ-tests, zijn er ook modellen ontstaan waarbij karaktereigenschappen worden beschreven die veel bij hoogbegaafden worden waargenomen, zoals gedrevenheid, intrinsieke motivatie en creativiteit. Van Vliet: ‘De meeste hoogbegaafden denken als een soort Ferrari (hele snelle auto). Ze zijn snel, hebben scheppingsdrang: ze willen dingen maken en creatief zijn. Het zijn meestal intense mensen, ook emotioneel gezien, die complex denken en voelen.’ 

Jessica Schaaf
Foto: David Lok
Jessica Schaaf

Van Vliet ziet in haar praktijk ook hoogbegaafde studenten. ‘Het gemiddelde IQ van een student psychologie is vermoedelijk ongeveer 120, en het tempo van het curriculum is daar ook op ingesteld. Iemand die hoogbegaafd is, zit minstens op 130. Zo’n student heeft bij wijze van spreken binnen twee weken het vak doorzien, en gaat zich dan vervelen. Die moet dan gas terugnemen en stopt er mee. Van zo’n student wordt vaak gedacht dat die niet kan plannen, terwijl de meeste hoogbegaafden dat prima kunnen, als ze genoeg te doen hebben. Soms is dat wel twee keer zoveel in twee keer zo weinig tijd als de gemiddelde student.’

 

Dat Santifort een klas is blijven zitten is iets dat Van Vliet herkent. ‘Het is een misvatting dat hoogbegaafden altijd goed presteren. Ten eerste moeten ze vaak bovengemiddeld uitgedaagd worden om zich echt ergens voor in te zetten, en dat gebeurt niet overal. Ten tweede lopen sommige kinderen scholing mis om redenen die niets met hun vaardigheden te maken hebben. Ten derde zijn niet alle hoogbegaafden ook academisch geïnteresseerd, ik zie er genoeg die hun hoogbegaafdheid liever uitleven in het “doen” dan in het “denken”, bijvoorbeeld door superingewikkelde logistiek te regelen in de Ziggo Dome, of op de internationale markt.’ 

 

Wie ook zo’n ‘Ferrari’ is, is UvA-promovendus Jessica Schaaf. Zij is gespecialiseerd in de cognitieve ontwikkeling van kinderen tot volwassenen, en expert op het gebied van leerstrategieën. ‘Ik herken me in wat Van Vliet zegt, dat het curriculum is ingericht op de intelligentie van de meeste studenten. Voor sommige studenten, waaronder ikzelf, kwam ‘het’, oftewel de uitdaging, maar niet. Uiteindelijk ben ik de onderzoeksmaster gaan doen en vanaf daar in een promovendustraject gerold. Daar vond ik wel mijn plek. Waar begeleiders kandidaten normaliter niet te veel taken tegelijkertijd geven, liet mijn begeleider mij juist heel veel doen, om me bezig te houden. Alleen, docenten en begeleiders hebben veel aanpassingsvermogen nodig om uitdaging te bieden aan studenten die meer willen. Ik had daar geluk mee.’

‘Het was prachtig om te zien dat ze opbloeiden door elkaar meer uit te dagen, terwijl ze anders misschien teleurgesteld of onder de radar waren gebleven’

‘Dat Schaaf gedesillusioneerd was door het niveau op de universiteit, herkende ik ook bij sommige studenten toen ik nog aan de UvA doceerde,’ vertelt Van Vliet. Daarom heeft zij destijds samen met opvallend veelbelovende studenten ‘De ideale cursus’ samengesteld. Deze cursus werd vijf jaar lang elk jaar gegeven vanaf 2003, en heeft toen de onderwijsprijs gekregen. ‘Als docent moest ik de stof wel telkens aanpassen, want ik kreeg altijd feedback “dat het allemaal veel beter kan”. Maar ik vond het mooi om te zien dat de studenten die uitdaging misten binnen het normale curriculum dat vonden bij mijn vak. Het was prachtig om te zien dat ze opbloeiden door elkaar meer uit te dagen, terwijl ze anders misschien teleurgesteld of onder de radar waren gebleven. Dat opbloeien deden ze overigens helemaal zelf, je hoefde ze alleen maar de gelegenheid te bieden.’

 

Uitdaging

Ook student Santifort heeft inmiddels meer uitdaging gevonden, een beetje zoals de studenten van ‘De ideale cursus’ in 2003. Hij doet nu het UvA-honoursprogramma. Hoewel hij nog maar één vak heeft gevolgd, vindt hij het nu al een leuke uitdaging. Hij mag de vakken kiezen die hem interesseren. ‘En ik zit nu ook met studenten die bijvoorbeeld van de studie geneeskunde komen, waar ik als Roeterseilandcampus-student normaal geen contact mee heb. Daarnaast merk ik nu al dat het niveau van de mensen in de werkgroep hoger is, waardoor de discussies interessant zijn.’

 

Verder begrijpt Santifort dat het niveau van het normale onderwijs is zoals het is, het niveau dat Van Vliet en Schaaf ook al zagen. ‘Of de universiteit meer maatonderwijs kan bieden voor studenten die meer uitdaging nodig hebben behalve het honoursprogramma, weet ik niet. Want docenten moeten natuurlijk ook rekening houden met het gros van de studenten die langer dan ik de tijd nodig hebben om vat te krijgen op de stof.’ En of Santifort verder de academische wereld in wil, zoals promovendus Schaaf, dat weet hij niet. ‘Ik denk er wel over na, en ga waarschijnlijk wel een onderzoeksmaster doen omdat ik onderzoek leuk vind. Maar in deze tijden van neoliberalisme worden PhD-studenten uitgebuit, vooral bij sociale wetenschappen: ze moeten vaak zelf een beurs regelen. Daarom twijfel ik.’

website loading