Niks meer missen?
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
Foto: Dirk Wolthekker
actueel

UvA-gebouwen | Al 42 jaar in het Allard Pierson: ‘Ik heb hier mijn droombaan gevonden’

Dirk Wolthekker,
28 september 2022 - 15:53

Het Allard Pierson staat vol met stokoude, antieke objecten en levenloze beelden. Maar er werken gewoon levende mensen, zoals conservator René van Beek, die al een heel werkzaam leven aan het UvA-erfgoed is verbonden.

Wie al zijn hele werkzame leven aan het Allard Pierson is verbonden, heeft natuurlijk wel wat meegemaakt. Conservator klassieke wereld René van Beek (64) is zo iemand: hij begon in 1980 als UvA-student met een propedeuse kunstgeschiedenis, ging daarna – ook aan de UvA – door met de studie klassieke archeologie en zal over een paar jaar als pensionado de UvA verlaten. De tussenliggende vijfenveertig jaar is hij steeds blijven werken in het Allard Pierson. ‘Ik heb altijd op deze plek gewerkt, ik ben aan dit pand verknocht,’ zegt Van Beek met zichtbaar genoegen en trots. ‘Ik heb hier mijn droombaan gevonden.’

‘De klassieke oudheid blijkt veel kleuriger te zijn geweest dan tot nu toe werd aangenomen’

De archeologie is een werkveld waarin de banen heus niet voor het opscheppen liggen, zeker niet halverwege de jaren tachtig, toen Van Beek afstudeerde. ‘Het was een buitengewoon moeilijke tijd. Ik had veel opgravingsonderzoek gedaan, toen ik hier voor het eerst een heel klein conservatorbaantje van zeven uur per week kon krijgen, waarmee ik uren overnam van de archeoloog en conservator Robert Lunsingh Scheurleer. Dat heeft er uiteindelijk toe geleid dat ik een bijna volledig conservatorschap van vier dagen per week kon krijgen.’

 

Romeinen en Etrusken

Als je zo lang op dezelfde plek werkt als René van Beek heb je natuurlijk ook gewerkt met belangrijke en beeldbepalende Nederlandse archeologen. Fik Meijer, Joost Crouwel, Herman Brijder, Geralda Jurriaans, Jaap Hemelrijk, Wim Hupperetz en de eerder genoemde Robert Lunsingh Scheurleer.

 

‘Door hen en samen met hen heb ik de collectie hier opgebouwd zien worden. Ik heb als conservator drie aandachtspunten: de Romeinse en Etruskische archeologie en de collectie gipsafgietsels. Ik heb daarnaast mee mogen helpen met het maken van belangrijke publiekstentoonstellingen, bijvoorbeeld over muziek in de Oudheid en over eten en drinken in de Oudheid. Ik mocht de tentoonstelling Kleur! Bij de Grieken en Etrusken maken, waarvoor ik met Herman Brijder de tentoonstellingscatalogus maakte. De klassieke oudheid blijkt veel kleuriger te zijn geweest dan tot nu toe werd aangenomen. Grote marmeren beelden waren bont beschilderd in de kleuren rood, blauw, groen en geel.’

Foto: Folia
René van Beek naast de Dionysus-sarcofaag, een van zijn favoriete objecten.

Dionysus

‘In 2015 ben ik met collega’s begonnen met de herinrichting van de Romeinse afdeling. De Romeinse Dionysus-sarcofaag vind ik zelf echt heel mooi. Die heeft het Allard Pierson in 1984 verworven en is zo zwaar dat hij hier naar binnen moest worden getakeld met een hijskraan. De doodskist stamt uit de derde eeuw na Christus en is waarschijnlijk in Rome gemaakt. Dionysus was de god van de wijn en er zijn veel aan wijn gerelateerde afbeeldingen op de doodskist te zien. Ik ben nog steeds heel blij dat we die sarcofaag konden verwerven: hij versterkt het klassiek-Romeinse verhaal dat we hier willen vertellen.’

 

Glasbak

‘Twintig jaar geleden hebben we een keer een tentoonstelling gemaakt over Romeins glas, waarbij we samenwerkten met Leerdamse glasblazers om het glasblaasproces van nu te kunnen vergelijken met het glasblazen in de romeinse tijd. Bij opgravingen worden heel weinig glasscherven gevonden uit de Oudheid. Dat komt omdat glas steeds opnieuw werd gebruikt: glasbakken bestonden in zekere zin dus al in de Oudheid. Ik ben al een tijdje bezig onze hele collectie Romeins glas te inventariseren en te catalogiseren.’

 

‘Ik geef hier ook colleges en werkgroepen aan studenten die hier ter plekke concreet en tastbaar kennis kunnen maken met primaire archeologische bronnen. Onze collecties worden dus echt gebruikt voor onderzoek én onderwijs en zijn daarnaast ook nog toegankelijk voor het publiek.’