Niks meer missen?
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief!
Foto: Sara Kerklaan
actueel

UvA neemt afscheid van een reizende rector

Dirk Wolthekker,
12 juli 2022 - 09:30

Aan het eind van deze week verlaat rector magnificus Karen Maex Amsterdam om terug te keren naar haar geboorteplaats Leuven. Een afscheidsgesprek met een Vlaams ingenieur over de Vlaamse praatbarak, de Nederlandse poldercultuur en de UvA.

Na bijna tien UvA-jaren gaat rector magnificus Karen Maex terug naar huis, terug naar Vlaanderen. ‘Het was een hele mooie tijd in Amsterdam, maar ook een zware tijd. Ik ga nu terug naar Leuven. Nee, niet naar de universiteit van Leuven, maar terug naar mijn familie in Leuven. Ik heb kinderen, ik heb inmiddels ook kleinkinderen, die wil ik zien opgroeien. Ik heb bovendien langzamerhand de leeftijd om ermee op te houden.’ Karen Maex (Leuven, 1959) licht ontspannen haar besluit nog eens toe om de UvA te verlaten.

 

De afgelopen zes jaar zetelde ze afwisselend in het Maagdenhuis en op de zesde verdieping van het D-gebouw van de Roeterseilandcampus. Daarvoor reisde ze ook al heen en weer: meer dan drie jaar was ze decaan van beide bètafaculteiten van UvA en VU. Het gevolg van een voorgenomen, maar mislukte fusie van beide faculteiten in de Amsterdam Faculty of Science (AFS), met als gevolg dat de decaan jarenlang heen en weer moest pendelen tussen Science Park (UvA) en de Zuidas (VU). Tel daarbij op dat ze in de weekenden veelal naar haar gezin in Leuven verkaste en het beeld rijst op van een reizend bestuurder.

 

Karen, maakte het reizen tussen faculteiten, bestuurscentra en Amsterdam-Leuven je functies als decaan en rector magnificus niet erg zwaar of was het juist een extra uitdaging? Heeft al dat gereis niet veel te veel tijd genomen?

‘Dat valt mee, de reistijd is ook nuttig te besteden. In de trein is het goed werken en omdat ik alleen was in Amsterdam kon ik lange dagen maken. De afstand tot mijn familie begon na al die jaren wel te knellen.’

 

Ik herinner me nog goed ons eerste contact in december 2013: de gezamenlijke UvA-VU bètafaculteit (AFS) was net weggestemd door de medezeggenschap van de UvA  en jij was al aangenomen als AFS-decaan. Wat dacht je toen?

‘Ik dacht: ik ga kijken hoever ik kom. Ik had de opdracht om decaan te zijn van de beide bètafaculteiten van UvA en VU. Die opdracht was op zich niet geschrapt, dus ik wilde eerst kijken en voelen wat er precies op die faculteiten speelde. Inventariseren of er op de faculteiten zelf draagvlak voor bestond. Je moet als bestuurder nooit iets doorduwen als er geen draagvlak voor is. Het bleek dat op sommige punten meerwaarde bestond voor zo’n fusie, op andere punten niet. Het werd me snel duidelijk dat de organisatiestructuren van UvA en VU heel verschillend zijn, dus zo’n gezamenlijk faculteit had dan misschien uit de moederstructuren van UvA en VU gehaald moeten worden. Dat was echt onmogelijk. Vergeet niet: de meeste grote steden in Europa hebben twee universiteiten, die niet zomaar in elkaar passen, maar wel samenwerken. Dat laatste zijn we dus gaan doen.’

 

 

Foto: Sara Kerklaan
Karen Maex

Je staat bekend als ‘een harde werker en iemand die rustig toewerkt naar het beoogde resultaat’. Als het gaat om de fusiefaculteit is dat resultaat er nooit gekomen. Niet jammer dus?

‘Ik heb toentertijd gekeken wat mogelijk was en kwam tot de conclusie dat het niet mogelijk en ook niet nodig was. Je moet in dit soort functies ook rationeel blijven. Daar waar het zinvol en inhoudelijk bijdraagt aan onderwijs en onderzoek moet je samenwerken. Het was veel erger geweest als we waren blijven doorduwen in de richting van een fusie.’

 

Wat in mei 2013 aan de KU Leuven niet lukte – verkozen worden tot rector – lukte na het bètadecanaat aan UvA en VU, wel: benoemd worden tot rector van de UvA. Waarom wilde je zo graag rector worden?

‘Het was niet mijn plan. Ik was blij met mijn baan als decaan van de FNWI en had op dat moment geen andere ambities. Het was in de turbulente tijd na de Maagdenhuisbezetting van 2015. De UvA was gelijktijdig op zoek naar een collegevoorzitter en een rector magnificus. In dat proces werd ik door leden van de sollicitatiecommissie gevraagd om me kandidaat te stellen. De UvA is een mooie en brede universiteit, dus dat heb ik heel graag gedaan.’

 

Je trad in juni 2016 aan als rector magnificus in een uiterst turbulente tijd. Hoe keek je als relatieve (Vlaamse) buitenstaander naar die – ook bestuurlijk – lastige periode?

‘Het mooie van die periode was het engagement en de betrokkenheid van veel studenten en medewerkers. Hen serieus nemen, met hen praten en proberen begrip te hebben voor hun standpunten heb ik juist als zeer inspirerend ervaren. Een universiteit bestaat alleen maar als studenten en medewerkers zich er ook betrokken bij voelen. Die betrokkenheid moet je echt koesteren.’

 

Je Leuvense collega Conny Aerts omschreef je in 2013 als ‘een ingenieur in hart en nieren, to the point en direct’. Heb je aan de UvA veel gehad aan die eigenschappen?

‘In de Vlaamse beleving ben ik redelijk direct en dat klopt denk ik ook wel. Ik ben van huis uit ingenieur en die willen in het algemeen niet alleen voortbouwen op kennis en feiten, maar ook tot oplossingen zien te komen. Dat is wel iets dat past bij de UvA en bij de Nederlandse cultuur. Als de ene oplossing niet werkt op zoek gaan naar een andere oplossing.’

 

Niet eerder hadden we aan de UvA een ingenieur als rector magnificus. Je was in het begin toch een beetje een vreemde eend in de UvA-bijt. Zag je dat zelf ook zo?

‘Nee, helemaal niet. Ik koos in Leuven voor een opleiding aan de Faculteit Ingenieurswetenschappen omdat het bij mij paste en ik een wiskundige, wetenschappelijke manier van denken heb als basis voor het zoeken naar oplossingen, ook als bestuurder. Zo zit ik in elkaar. Om die reden heb ik mij nooit afgewezen gevoeld aan de UvA.’

 

Je staat bekend als een goede overlegpartner. ‘Maar overleg met haar wordt geen praatbarak. Wie te langdradig wordt zal merken dat ze van onderwerp verandert,’ zei een Vlaamse collega van je eens. Hoe vond je het om te werken in de Nederlandse poldercultuur? Ben je op den duur gewend aan de Nederlandse praatbarak?

‘De praatbarak is in Vlaanderen iets anders dan in Nederland misschien wordt verondersteld. In Vlaanderen betekent een praatbarak een overleg of gesprek zonder doel of basis. Zoiets is in mijn ervaring in Nederland niet gebruikelijk. In Nederland is een overleg pas afgerond als ook de implementatie van ideeën is verkend of afgerond. In Vlaanderen denkt men eerder: we beginnen gewoon met een plan en zien wel waar en of het schip strandt. Beide visies hebben een voordeel: in de Nederlandse benadering sta je nooit voor verrassingen, want alles is uitgedacht, maar in de Vlaamse benadering kun je soms flexibeler opereren.’

 

Onder jouw rectoraat is het bètaonderwijs en -onderzoek flink uitgebreid: artificial intelligence (AI) is zeer belangrijk geworden. Hoe belangrijk is AI voor de toekomst van de wetenschap?

‘AI zal zijn en is al een enorme gamechanger in de volle breedte van het wetenschappelijk onderzoek. Dat is echt niet een verdienste van mij, maar van iedereen die hiermee al jaren bezig is geweest. We hadden hier als UvA niet vijf later in moeten gaan investeren, want dan hadden andere universiteiten tot de voorhoede behoort en de UvA tot de achterhoede. Nu staan we gelukkig vooraan in de ontwikkeling van het AI-onderwijs en -onderzoek. Samen met de gemeente, de VU en de HvA willen we koploper zijn in de kennis over en de ontwikkeling van AI-technologieën. Met het programma AI Technology for People, willen we gezamenlijk in een periode van tien jaar één miljard euro investeren in baanbrekende onderzoeksprogramma’s, in onderwijs en medische technologie, en er tegelijk voor zorgen dat de maatschappelijke gevolgen van artificiele intelligentie beheersbaar blijven.’

 

“Als je een kans hebt om buiten de gebaande paden je weg te kiezen, pak dan die kans”

De internationalisering van de UvA heeft de afgelopen jaren een hoge vlucht genomen. Jij bent een groot voorstander van de international classroom, maar hoe moet het straks verder met de uitpuilende universiteit?

‘Dat is vooral een probleem omdat er geen goede wetgeving is om de steeds verder oplopende studentenaantallen een halt toe te roepen. Internationalisering van de studenten- en medewerkerspopulatie is heel goed, maar we moeten paal en perk kunnen stellen aan een ongebreidelde groei van het aantal internationale studenten. Vlaanderen is daar bijvoorbeeld in het voordeel omdat in België taalwettenzijn(uit het verleden), waardoor het Nederlands ook op de universiteiten geborgd is. Het kan niet zo zijn dat er op den duur geen ruimte meer is voor Nederlandse studenten. Veertigduizend studenten is nog te doen, maar 55.000 of zelfs nog meer kan echt niet.’

 

Ondertussen wil de UvA ook meer vrouwelijke hoogleraren aantrekken, maar we zijn er nog niet? Wat moet er nog gebeuren?

‘We proberen hier iets te doen en we hebben ook al vooruitgang geboekt, maar vooral op het niveau van de promovendi en universitair(hoofd) docenten. Op hoogleraar-niveau blijft het lastig, in het bijzonder wanneer je vrouwelijke hoogleraren uit het buitenland wilt halen. Dan blijkt soms dat de wederhelft een goede baan zou moeten achterlaten, dat niet altijd wil en dus moet er dan nog een goede (wetenschappelijke) baan worden gevonden. Dat moet passend zijn. Als er kinderen zijn kijken stellen ook vaak naar de gezinspositie, de kinderopvang et cetera. Ook daar kunnen we  helpen bij de “bewegwijzering” voor de privésituatie, maar lastig is het wel.’

 

Wat is je belangrijkste wapenfeit aan de UvA geweest?

‘Dan zeg ik: de samenwerking tussen het college van bestuur en de decanen van de faculteiten, maar dat is niet alleen mijn verdienste. Die samenwerking is echt heel sterk verbeterd na het aantreden van Geert en mij, en daarna Jan. We voeren meer en diepgaande gesprekken over hoe de dingen moeten gaan. Waar ze tegenaan lopen en hoe we kunnen helpen bij problemen die ze tegenkomen.’

 

De studentenmedezeggenschap is inmiddels op een laag niveau beland: de opkomst bij de studentenraadsverkiezingen schommelt rond de vijftien procent.

‘Dat vind ik heel erg jammer, want studenten spelen een heel belangrijke rol in onze beleidsbeslissingen. We hebben dit jaar veel geïnvesteerd in een campagne om de opkomst te verhogen, maar het heeft niet geleid tot een stijging. Corona heeft de zaak bepaald niet gemakkelijker gemaakt. Iets vergelijkbaars zien we trouwens ook aan andere universiteiten. We gaan binnenkort een onderzoek doen naar de redenen achter dat lage opkomstpercentage.’

 

Hoe kijk je terug op je jaren aan de UvA, in Amsterdam en in Nederland?

‘Het waren fantastische jaren, met moeilijke momenten soms, maar met hele goede en fijne collega’s. Ik ben hier echt heel graag geweest en ik zie het bovendien als een overwinning op mezelf om een ander pad in te slaan dan ik had gedacht. Ik kreeg de kans rector te worden en die heb ik gegrepen. Daar ben ik blij mee. Tegen studenten zou ik willen zeggen: “Als je een kans hebt om buiten de gebaande paden je weg te kiezen, pak dan die kans.”.’