Hoe verder met de tijdelijke aanstellingen van docenten in het wetenschappelijk onderwijs? Actiegroepen als 0.7, CasualAcademy en WOinactie voeren vandaag actie tegen de flexcontracten. ‘Universiteiten moeten de durf en de wil hebben om docenten een vast contract te geven.’
‘Het is een tragedie die zich afspeelt onder docenten met een tijdelijke aanstelling. Nog steeds hebben die geen onderzoekstijd en geen loopbaanperspectief,’ zegt UvA-hoogleraar Digital Humanities Rens Bod, een van de voortrekkers van WOinActie. ‘Het aannemen van docenten volgens het principe “piek & ziek “is helemaal uit de hand gelopen. Dat moet echt anders, en dat gaan we als WOinActie vandaag in Leiden opnieuw aankaarten. Daarom hebben we ons aangesloten bij actiegroepen 07 en CasualAcademy.’
Gezamenlijk eisen de drie actiegroepen vandaag dat de Nederlandse universiteiten paal en perk stellen aan tijdelijke contracten voor docenten, een kwestie die al lang speelt. Voor de goede orde: het gaat hierbij in veel gevallen om tijdelijke juniordocenten die nog niet de status van universitair docent (UD) of hoofddocent (UHD) hebben, maar wel volop en langdurig worden ingezet voor het verzorgen van onderwijs en dat kan volgens de actiegroepen echt niet langer. Bod: ‘De meeste universiteiten stellen tijdelijke docenten aan waar structurele docenten nodig zijn.’
Gedateerd
Afgelopen december stuurden 0.7 en CasualAcademy een uitgebreide brief aan het bestuur van de UvA waarin zij hun zorgen uitten over de in hun ogen kwetsbare positie van docenten met een tijdelijk dienstverband, weinig carrièreperspectieven en onevenredig hoge werkdruk. Er volgde een gesprek met de nieuwe directeur HRM Robert Grem en bestuursvoorzitter Geert ten Dam die, zo blijkt uit een verslag van de bijeenkomst, aangaven de problemen te herkennen en erkennen.
‘Docenten worden nog te vaak gezien als tijdelijk en aanvullend. Een UvA-breed sociaal en solide personeelsbeleid voor hen ontbreekt,’ zei Ten Dam, die het ‘een essentieel vraagstuk’ zei te vinden. Grem zei zelfs dat het huidige beleid ten aanzien van tijdelijke aanstellingen van docenten heroverweging verdient. ‘Het is gedateerd en doet onvoldoende recht aan de belangrijke functie die docenten in het universitair onderwijs vervullen.’
Een vijfde
Het totale percentage wetenschappers met een onderwijsgevende taak (docenten, universitair docenten, universitair hoofddocenten en hoogleraren) dat op basis van een tijdelijk contract werkzaam bedraagt volgens de UvA momenteel 21,3 procent, een vijfde dus. Deze docenten zijn met name te vinden in wat in het functiewaarderingssysteem van de Nederlandse universiteiten ‘docent 4’ (op een schaal van 1 tot en met 4) wordt genoemd. Dat zijn docenten met tijdelijke contracten zonder onderzoekstaken.
Wat Rens Bod betreft is dit percentage ‘te hoog’, al zegt hij er bij dat op andere universiteiten het percentage nog veel hoger is. ‘Universiteiten moeten de durf en de wil hebben om docenten een vast aanstelling te geven.’
Inmiddels wordt er UvA-breed overlegd over wat een goed personeelsbeleid voor docenten zou moeten zijn. Neerlandica en ‘docent 2’ Marjolein Hogenbirk is voorzitter van de Universitaire Commissie voor Lokaal Overleg (UCLO), waarin vakbondsvertegenwoordigers binnen de UvA overleggen met het bestuur. Zij heeft een vaste parttime-aanstelling en ziet dat de situatie met tijdelijke docenten niet zo slecht is als op sommige andere universiteiten.
Het percentage van 21,3 procent is echter wel hoger dan een paar jaar terug. ‘Het is inmiddels al weer flink opgelopen. Een paar jaar geleden was het percentage nog 16. De problematiek van de tijdelijke docentencontracten behoort tot onze belangrijkste aandachtspunten.’
Uitlegbaar
In de lopende CAO van Universiteiten van Nederland (de nieuwe naam van de VSNU) zijn bepalingen opgenomen die de positie van docenten beter borgen. Hogenbirk: ‘In principe moet een aanstelling vast zijn, tenzij het noodzakelijk of uitlegbaar is dat die aanstelling tijdelijk is. Alleen tussen woord en daad zit soms ook nog wel eens verschil, ook aan de UvA.’
Ook met de doorstroming van docent naar universitair docent gaat het volgens Hogenbirk lang niet altijd goed. ‘Je zou denken dat een zittende docent met een tijdelijke aanstelling een voorrangspositie heeft bij een vacature voor een universitair docent met vaste aanstelling, maar toch wordt er in een open werving vaak gekozen voor de kandidaat die in potentie het meeste onderzoeksgeld kan binnen harken. Als dat iemand van buiten is, geeft men daar toch vaak de voorkeur aan en vist de “gewone” docent weer achter het net.’
HRM-directeur Robert Grem van de UvA houdt zich tegenover Folia nog even op de vlakte als het gaat over het in aanbouw zijnde nieuwe docentenbeleid van de UvA. ‘We zijn over dit onderwerp nog volop in gesprek met de decanen, de vakbonden en de medezeggenschap en ik wil dat proces niet verstoren. Ik verwacht medio maart meer duidelijkheid over de contouren van het nieuwe beleid.’
Geesteswetenschappen
De Faculteit der Geesteswetenschappen heeft inmiddels al het rapport Perspectief en zekerheid naar buiten gebracht waarin aanbevelingen staan van een verkenningscommissie. Die commissie doet aanbevelingen over een nieuw personeelsbeleid voor docenten. Daarin staat onder meer: ‘In docentfuncties zijn tijdelijke dienstverbanden mogelijk met een maximale duur van 12 maanden, die verlengd kunnen worden tot een maximale duur van 36 maanden, mits een tijdelijk dienstverband noodzakelijk is en de tijdelijkheid gemotiveerd is. Indien onderwijsontwikkelingen en/of ontwikkelingen in studentenaantallen dit noodzakelijk maken is een tijdelijk dienstverband tot maximaal 48 maanden mogelijk.’ Korte tijdelijke docentaanstellingen voor ‘piek en ziek’ blijven overigens ook mogelijk.