Niks meer missen?
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
Foto: iStock / wildpixel
actueel

Een ‘links bolwerk’ vol ‘wokies’ – hoe wakker is de UvA nu echt?

Irene Schoenmacker,
17 december 2021 - 09:25

De UvA wordt vaak verweten een ‘links bolwerk’ te zijn en hoeder van het woke-gedachtegoed. In hoeverre klopt dat beeld? Wat merken UvA-medewerkers ervan? Folia sprak met verschillende wetenschappers over woke. ‘Ik vind het lastig te verteren dat pijnlijke kwesties ogenschijnlijk niet meer open besproken kunnen worden.’

Een kleine storm van protest rolde over de Universiteit van Amsterdam begin oktober, toen er een speciale ‘toolkit’ werd gelanceerd om de universiteit te ‘dekoloniseren’. ‘Dit keer in woke, woker, wokest op de UvA’, schreef het rechtse medium GeenStijl over het nieuws.

Wat is woke?

Waar woke nu precies voor staat, blijft onduidelijk. Critici vrezen dat door het woke-gedachtegoed bepaalde woorden of termen niet meer mogen worden gebruikt. Volgens het Cambridge woordenboek staat woke voor een verhoogd bewustzijn van sociale problemen als racisme en ongelijkheid. Over het algemeen kan gesteld worden dat mensen die ‘wakker zijn’ staan voor zaken als meer diversiteit en inclusie en dat zij alert zijn op zaken die als kwetsend kunnen worden ervaren.

Het is een van de meeste recente voorbeelden waar de UvA wordt verweten een vrijplaats te zijn voor het woke-gedachtegoed, een term die de laatste jaren ook steeds vaker klinkt in academische kringen in ons land. Intussen wordt in opinieartikelen en op sociale media door wetenschappers en activisten een fel debat gevoerd of woke nu iets is om te prijzen of te vrezen.

 

Maar hoe woke is de UvA? Merken wetenschappers iets van toegenomen sensitiviteit, en hoe gaan ze ermee om? Zijn er medewerkers die last hebben van het gedachtegoed? Of zorgt woke juist voor een rechtvaardigere universiteit? Folia sprak met zes wetenschappers van verschillende disciplines en faculteiten.

 

Bioloog Cor Zonneveld, verbonden aan het Amsterdam University College (AUC), verdiepte zich afgelopen jaar min of meer noodgedwongen in de woke-cultuur na enkele incidenten tijdens colleges. Als bioloog kende hij de term woke oorspronkelijk niet, tot hij op het AUC enkele incidenten meemaakte die volgens hem onder de noemer woke konden worden geschaard. ‘Ik gaf een gastles over gender en hoe ik daar als bioloog tegenaan kijk. Ik begon ermee dat het verschil tussen mannen en vrouwen basaal bestaat uit het feit dat de vrouw eicellen heeft, en de man zaadcellen. Dan word ik steeds door studenten in de rede gevallen: er zijn ook vrouwen die geen eicellen hebben. En hoe zit het dan met vrouwen in de menopauze?’

Cor Zonneveld

Hoe verschilt dit van het gewone debat op de universiteit, waar kritisch denken juist welkom zou moeten zijn? Zonneveld aarzelt. ‘Het uitgangspunt van de kritiek is dat de docent fout zit. Er wordt geen debat gestart, maar ik word gecorrigeerd. Dat is een rare gewaarwording, zeker bij eerstejaarsstudenten. Het stoort me met name dat de interesse in een discussie er niet is. Dus het is niet, goh, u zegt dat vrouwtjeszoogdieren eieren hebben, hoe zit dat dan met vrouwen in de menopauze? Nee, het gaat erom dat de opmerkingen moeten aantonen dat ik fout zit.’

 

Toegenomen sensitiviteit

Het is niet dat hij er blind voor is, zegt mediawetenschapper Charles Forceville: ook hij ziet de toegenomen sensitiviteit in de samenleving en op de universiteit. Een voorbeeldje. Al jaren laat hij studenten de oude tekst ‘A rose for Emily’ lezen van William Faulkner, waarin de woorden nigger en negro staan. De laatste jaren geeft hij vooraf een waarschuwing dat deze woorden in de tekst worden gebruikt. ‘Er hangt dan vaak direct een spanning in de lucht. Soms komen studenten na het college naar me toe en zeggen ze dat ze schrikken dat ik deze woorden in de mond neem. Ik leg dan uit dat het niet mijn eigen stem is die spreekt, maar dat ik Faulkner citeer en dat die ze gebruikt omdat een woord als negro destijds een neutrale betekenis had – ook Martin Luther King spreekt het herhaaldelijk uit in zijn beroemde ‘I have a dream’-speech'. Bovendien, het woord nigger is functioneel: het personage dat het uitspreekt in het verhaal is een slechte man, en dat weet je als lezer direct doordat hij dat woord gebruikt.’

 

Dergelijke situaties zorgen ervoor dat hij sindsdien ‘kleine concessies’ doet: hij heeft met de studenten afgesproken dat hij voortaan ‘n-word 1’ en ‘n-word 2’ gebruikt in plaats van de daadwerkelijke woorden. ‘Ik dacht ook, dit is het begin van de collegereeks. Ik wil niet nu al hommeles met mijn groep; ik moet nog zestien weken door.’ Forceville behandelt het verhaal van Faulkner al tien jaar in zijn college. Pas de laatste paar jaar levert dit discussie op. ‘De tijd is veranderd, misschien moet ik ook veranderen, maar ik vind het lastig te verteren dat pijnlijke kwesties ogenschijnlijk niet meer open besproken kunnen worden.’

‘Het stoort me met name dat de interesse in een discussie er niet is. Het gaat erom dat de opmerkingen moeten aantonen dat ik fout zit’

Dat wat (niet) gezegd mag worden

Dat is ook de vrees van collegevoorzitter Geert ten Dam. In haar openingsspeech van dit academisch jaar signaleert ze dat studenten de afgelopen jaren steeds kwetsbaarder zijn geworden. Haar angst is dat dit uiteindelijk ertoe leidt dat studenten niet meer geconfronteerd willen worden met ‘afwijkende meningen en onwelgevallige perspectieven’. Dan raken we de ziel van de academie kwijt, stelt Ten Dam. ‘We kunnen ons niet permitteren dat bepaalde thema’s of perspectieven steeds lastiger te bespreken zijn. Als onze studenten straks urgente, wereldwijde problemen willen aanpakken, dan moeten ze die van meerdere kanten kunnen benaderen. Daarom moeten ze kennismaken met andersdenkenden en met afwijkende standpunten.’

Foto: Belinda Devid
Francio Guadeloupe

Daar is sociaal en cultureel antropoloog Francio Guadeloupe het hartgrondig mee eens. Hij deed veel onderzoek naar racisme en spreekt zich daar in de media regelmatig over uit. Hij laat zien, al scrollend door PowerPointpresentaties, hoe het thema racisme ook in zijn colleges aan bod komt. ‘Evolutionisten als Herbert Spencer die voorbijkomen in mijn college zouden we nu als racistisch beschouwen. Ik behandel in datzelfde college ook Anthony Firmin, een antropoloog die juist tegen deze denkbeelden ageerde. Het is de taak van de docent om het brede palet aan opvattingen te laten zien en daarbij context te geven.’

 

Dat betekent niet dat alles gezegd mag worden, vindt Guadeloupe. ‘De universiteit is geen publieke ruimte, zoals de straat, waar idealiter ongebreidelde vrijheid van meningsuiting heerst. Het is een instituut, en daar gelden bepaalde regels. Niet alles mag gezegd worden, maar wel alles mag bevraagd worden. Daarmee bedoel ik dat je niet een college mag geven waarin je rechtsextremisme bejubelt of seksisme vergoelijkt, maar dat je wel de geschiedenis van genderdiscriminatie kan onderzoeken in de colleges.’ Dat vindt ook hoogleraar Globalisering en afdelingsvoorzitter van mediastudies Jeroen de Kloet. ‘Cultuur en beschaving bestaan eruit dat je bepaalde dingen niet zegt en dat je beter weet wanneer je je mond moet houden. Je mag niet zeggen dat de Holocaust niet bestaat, of dat zwarte mannen dom zijn. Het zijn vaak witte mannen, en bovendien de elite, die vinden dat ze van alles mogen zeggen. Ook hier op de universiteit. De mensen die stukken in de krant schrijven dat woke ‘heel erg kwalijk is’, zijn vaak de collega’s met vaste aanstellingen. Dat doet me denken aan een elite die bang is voor verandering.’

‘Ik ervaar dat zaken die naar, kwetsend of verontrustend zijn in steeds mindere mate open en vrij besproken kunnen worden’

Objectiviteit achterhaald?

Een ander punt waar vaak naar wordt verwezen als het over woke gaat, is de objectiviteit van de wetenschap. UU-hoogleraar Gloria Wekker noemde het idee van objectiviteit in een eerder interview ‘allang achterhaald’. Dat stuitte veel wetenschappers tegen de borst. Ontwikkelingspsycholoog Annemie Ploeger schreef mee aan een artikel in Folia waarin deze trend als zorgelijk wordt beschouwd. 

Foto: Annemie Ploeger

Dat wil niet zeggen dat het woke-gedachtegoed volgens Ploeger geen goede kanten heeft. Integendeel: ‘Het vestigt de aandacht op dat er nog steeds sprake is van discriminatie of uitsluiting. Zo zal niemand op de universiteit zeggen dat hij of zij discrimineert. En toch krijgen witte heteromannen vaak opnieuw de hoge posities. Mensen zouden zich bewust moeten zijn van hun biases.’ Tegelijkertijd merkt ze dat biologische feiten door ‘een kleine groep studenten’ steeds vaker ter discussie worden gesteld. ‘Bijvoorbeeld dat er verschillen zijn tussen mannen en vrouwen die biologisch zijn bepaald. Dat sluit aan op het nature/nurture-debat, waarin de vraag centraal staat of eigenschappen van personen zijn aangeleerd of aangeboren. In de wetenschap weten we nu dat het niet één van de twee is, maar dat natuur en cultuur met elkaar interacteren.’

 

Ploeger merkt bij open dagen dat dit voor sommige studenten lastig te verteren materie is. ‘Met name studenten die uit de sociologie, politicologie of antropologie komen, waar ze zijn opgevoed met het idee dat alles cultuur is. Dan is een discussie voeren soms erg lastig, omdat ze erg van hun eigen gelijk overtuigd zijn. Ik merk dat dergelijke studenten niet zo openstaan voor wetenschappelijke feiten. Evolutionaire psychologie is indoctrinatie, heb ik wel eens letterlijk gehoord. Een hoogleraar antropologie notabene heeft me wel eens gezegd dat alles cultuur is en dat hij studenten afstrafte die het tegenovergestelde durfden te beweren. Toen viel ik wel van mijn stoel.’ Ze maakt als kanttekening dat het onderwerp woke maar bij een selecte groep studenten speelt. ‘Ik geef ook les op het Science Park in psychobiologie, waar 95% van de studenten niet van woke heeft gehoord. Op Roeterseiland klinken deze geluiden veel meer. Het is toch heel wonderlijk dat we op een universiteit zitten, en dat er tegelijkertijd zulke werelden van verschil kunnen zijn.’

‘Een student mailde ‘beleefd, maar duidelijk’ of Zonneveld voortaan een disclaimer wilde geven bij het verhaal van Dracula, omdat het ook over anorexia ging’

Weerbaarder

Zowel Forceville als Zonneveld menen dat studenten fragieler zijn geworden. Onderwerpen als verkrachting of eetstoornissen moeten omzichtig worden behandeld. Zo mailde een student van Zonneveld ‘beleefd, maar duidelijk’ of hij voortaan een disclaimer wilde geven dat het verhaal van Dracula ook over anorexia ging. ‘Dat zou voor bepaalde studenten vervelend kunnen zijn om te lezen.’ Forceville: 'In algemene zin ervaar ik dat in de tien jaar dat ik op AUC college geef zaken die naar, kwetsend of verontrustend zijn in steeds mindere mate open en vrij besproken kunnen worden.’

 

Moeten studenten niet gewoon wat weerbaarder worden, in plaats van direct de barricaden op te gaan? Daar is universitair hoofddocent filosofie Yolande Jansen het niet helemaal mee eens. Haar colleges over dekolonisatie zouden volgens haarzelf zo in de categorie woke geplaatst kunnen worden, al staat de term volgens haar tegenwoordig nogal in een kwaad daglicht. Onterecht, meent ze: woke betekent juist dat je je ogen openhoudt voor onrecht. ‘De woke studenten die ik ken, van bijvoorbeeld de University of Color of studenten die het college over dekolonisatie volgen, doen enorm belangrijke dingen: ze durven zich kritisch te uiten over belangrijke, lastige thema’s als ongelijkheid, uitsluiting en sociale rechtvaardigheid.’

 

Je kunt studenten best vragen een tekst te lezen, zegt Jansen, ‘Waar ik moeite mee heb is de suggestie dat studenten ook maar alles moeten verdragen. Ik vind het niet eerlijk dat de witte meerderheid, die bijvoorbeeld raciale kwesties niet zo vaak over zich heen krijgen, mag bepalen waar de grenzen liggen wat wel en niet te verdragen valt. Studenten die in een marginale positie zitten zijn al heel vaak in aanraking gekomen met zaken die kwetsend zijn, daarom doen zulke woorden ook pijn. Ik vind ook dat mensen weerbaar moeten zijn, maar ook de vraag hoe weerbaar je moet zijn, is niet eerlijk verdeeld: de ene groep moet veel weerbaarder zijn dan de andere.’

Foto: Jeroen Oerlemans (UvA)

Ze vindt het idee van Forceville om voortaan te spreken van n-word 1 en 2 een goede oplossing. Zelf gaf ze enkele jaren geleden een college over het Europese grensbeleid. ‘Na het college kreeg ik kritiek van een student dat ik alleen westerse wetenschappers had laten lezen en niet iemand met, bijvoorbeeld, een vluchtelingenachtergrond. Daar heb ik van geleerd. Ik denk dus dat woke, voor zover dat bestaat, eerder nuttig is dan schadelijk.’ Daar is hoogleraar De Kloet het mee eens. Het is juist goed dat er meer aandacht komt voor andere auteurs op de leeslijst dan de gangbare, zegt hij. ‘Soms kun je een onderdeel vervangen, of toevoegen: ieder jaar verandert het curriculum immers weer. Daarom vind ik zo’n beweging als woke, al ben ik niet fan van het woord, zo belangrijk. Dat je als docent ook gevoeliger wordt voor andere onderwerpen.’

 

Zowel Jansen als De Kloet vinden niet dat bepaalde teksten daarom maar volledig geweerd moeten worden. ‘Dat lijkt me een hele slechte oplossing’, zegt Jansen. Grappend: ‘Om de vijand te kennen moet je hem wel eerst lezen. Tegelijkertijd vind ik ook niet dat je een student per se ergens doorheen moet trekken als hij of zij daar niet aan toe is. Daar kun je als docent rekening mee houden door van tevoren een disclaimer te geven.’ De Kloet: ‘Radicale nieuwsgierigheid is belangrijk. Geen Kant willen lezen omdat hij een witte man was, of Heidegger omdat hij fout was in de oorlog, dat vind ik zeer problematisch.’

 

Guadeloupe geeft aan de start van het collegejaar altijd dezelfde kleine toespraak. ‘Ik zeg tegen mijn studenten: in de komende colleges gaan we het over de wereld hebben en er zullen dingen zijn die je leuk en niet leuk vindt. Maar we gaan op een beschaafde manier met elkaar om. Als je het ergens niet mee eens bent, geef je me een tegenargument. Dus niet: ik vind dit onderwerp niet zo leuk of fijn, want dat is een emotie. Die emotie kunnen ze wel onderbouwen. Maar doen ze dat niet, en de redenering stopt bij dat ze iets niet zo leuk vinden, dan zijn ze niet gekomen om te leren. Ik vind het belangrijk dat we studenten leren te zeggen wat ze vinden en waarom.’

‘Mag de stem van de rechtse, witte man ook gehoord worden op de UvA?’

Hoe divers is woke zelf?

Hoe ver gaat het streven naar diversiteit? Sommige critici menen dat het nogal eenzijdig is: mag de stem van de rechtse, witte man ook gehoord worden op de UvA? Zonneveld: ‘Ik heb het idee dat mensen die zich woke noemen niet zo neutraal staan tegenover rechtse ideeën. Ook de christelijke hoek, waar ik wel eens studenten over spreek en waar ik zelf van origine ook vandaan kom, is niet zo welkom in het inclusiviteitsspectrum. Die inclusiviteit is wat mij betreft dus schijn.’

 

Daar herkennen Guadeloupe en Jansen zich niet in. Jansen: ‘Alles mag besproken worden, maar dan mag je dus ook tegengesproken worden’. Zelf had ze een student die een presentatie gaf over Jordan Peterson, een rechtse, Canadese psycholoog. ‘Er werd daarna stevig gediscussieerd, maar ik heb niet het gevoel gehad dat hij zich onveilig voelde.’ Tegelijkertijd is de universiteit geen gezellige praatgroep, waarschuwt ze. ‘Er moet wel een wetenschappelijke basis zijn voor de discussie, met verantwoorde argumentatie. Inclusiviteit is geen norm op zich, maar één die vergezeld gaat van de intentie kennis te verbeteren en kritisch te zijn op vanzelfsprekendheden, ook in de wetenschap.’

 

En hoe inclusief?

Mediawetenschapper Forceville is bang dat het ‘richting censuur’ gaat. ‘Ook ik vind heus dat je je als witte, heteroseksuele man bewust moet zijn van je positie. Maar ik hoor ook dat in de wandelgangen van het AUC hevige discussies woeden: moeten we nog wel Kant bespreken omdat hij tegen mensen van kleur was? Of Plato, die slaven hield? Het is nu eenmaal zo dat we over deze thema’s nu anders denken. Maar we kunnen het ons toch niet veroorloven dan ook maar meteen Plato’s ‘allegorie van de grot’ en Kants ‘categorisch imperatief’ bij het grof vuil te zetten?’ Bioloog Zonneveld: ‘Soms kom ik met feiten aan en zeggen studenten, ja, die zijn relatief aan wie de machtspositie heeft. Of dat het is onderzocht door een witte man en dus gekleurd. Ik heb moeite met dat er volgens dit gedachtegoed geen algemene geldigheid meer is van feiten.’

 

Het zichtbaar maken van discriminatie en uitsluiting zal door iedereen worden bejubeld. Maar schuilt er tegelijkertijd geen gevaar in van stereotypering door mensen slechts tot bijvoorbeeld witte man te reduceren? De Kloet: ‘Ik vind dat inderdaad problematisch, al vind ik dat bepaalde kenmerken tegelijkertijd best iets kunnen zeggen over de machtspositie. Ik ben een witte man, ben afdelingsvoorzitter en hoogleraar en heb een vast contract. Slechts een kwart van de hoogleraren is vrouw, bijna niemand van hen is zwart. Als het dus gaat over die mismatch vind ik dergelijke reducties dus zeker wel relevant. De grens voor mij ligt echt bij de weigering om iets te lezen of te behandelen.’

 

Forceville twijfelt elk jaar weer of hij Faulkner op de lijst laat terugkeren. ‘Het gemakkelijkste zou zijn als ik de tekst eraf zou gooien: ik weet dat er elk jaar gedoe van komt. En toch denk ik ook, zo ver wil ik niet gaan in mijn zelfcensuur. ‘A rose for Emily’ is een geweldig verhaal. Zolang ik het blijf aandurven, hou ik de tekst erop. Juist om de discussie op gang te houden.’