Tandheelkundefaculteit Acta heeft sinds twee maanden een nieuwe decaan. Ze heet Elsbeth Kalenderian en is eigenlijk ‘Hagenees’, maar heeft het grootste deel van haar werkzame leven in Amerika doorgebracht. ‘Nu ben ik teruggekomen, de cirkel is rond.’
We spreken Elsbeth Kalenderian (1959) in haar nieuwe werkkamer op de zesde verdieping van Acta. Een wijds uitzicht over stad en snelweg, in de verte Schiphol, waar ze afgelopen zomer vanuit Californië aankwam om zich de komende vijf jaar als decaan te ontfermen over het Academisch Centrum Tandheelkunde Amsterdam (Acta), waarin de tandheelkundefaculteiten van UvA en VU samenwerken. De kennismaking met de nieuwe Acta-baas lijkt schuchter van start te gaan, maar schijn bedriegt: ze geeft lachend een ferme en echte kennismakingshand. Natuurlijk kunnen we tutoyeren, graag zelfs. ‘Ik kom uit de you-world, you know.’ Het zal niet de enige keer zijn dat ze tijdens het gesprek Amerikaanse termen laat vallen.
Kort na aankomst van het vliegtuig afgelopen zomer kwam per boot ook een container met privéspullen aan, zodat haar huis in Amstelveen kon worden ingericht. Inmiddels heeft ze een fiets én een ov-chipkaart. Hoe Nederlands kun je blijven, zelfs na vijfendertig jaar Amerika en zelfs als je inmiddels de Amerikaanse nationaliteit hebt. Maar die heeft ze dan weer via haar Amerikaanse man, die van Armeense komaf is, waardoor zij de Nederlandse achternaam Groenewegen kon verruilen voor Kalenderian, in het Engels ook iets gemakkelijker uit te spreken. Haar man is een gepensioneerd sales & marketing executive en meegekomen naar Nederland, hun twee volwassen kinderen zijn in de VS gebleven. Alle tijd om Acta verder vooruit te helpen. ‘Ik ben iemand die droomt over de toekomst en probeer te bedenken hoe we samen verder kunnen komen.’ Hoe ver ze zelf wel niet is gekomen blijkt uit haar cv. Daarop staan niet alleen haar opleidingen en publicaties, maar ook colleges en cursussen die ze heeft gegeven en gevolgd. Het heeft geleid tot een indrukwekkend cv van 59 pagina’s.
Je was tientallen jaren in Amerika, geen mens weet wie je bent. Vertel eens wie Elsbeth Kalenderian is?
‘Ik ben een bevlogen mens, dochter van een huisarts, oudste van een meisjestweeling, geboren in Amersfoort, getogen in Den Haag, een Hagenees zeg maar. Onze moeder overleed al heel jong en mijn broers en wij werden opgevoed door onze vader, die daardoor een grote invloed kreeg op mijn toekomst. Van jongs af aan heb ik voor mijn broers en zus gezorgd, ik smeerde hun boterhammen en hielp hen als dat nodig was. Mijn vader noemde mij daarom de Florence Nightingale van ons gezin. Florence werd in de negentiende eeuw beschouwd als de grondlegger van de verpleging en het leek er aanvankelijk op dat ik ook de verpleging in zou gaan.’
Maar het werd tandheelkunde.
‘Ja, maar wel met een medische specialisatie. Ik studeerde begin jaren tachtig tandheelkunde in Groningen en wilde me toeleggen op de kaakchirurgie, maar de toenmalige hoogleraar zag liever geen vrouwen op de opleiding, dus ben ik in het buitenland gaan kijken. Zweden en Amerika kwamen wat mij betreft in aanmerking, maar ik sprak geen Zweeds, dus Amerika leek een betere keus. Ik ging naar Boston om me te specialiseren als kaakchirurg en volgde daarna in Harvard een master in public health , zeg maar publieke gezondheidszorg. Daarna heb ik steeds gewerkt in directeurs en managementfuncties, onder meer aan de Harvard School of Dental Medicine. De laatste vijf jaar was ik hoogleraar aan de School of Dentistry van de University of Calfornia – San Francisco.’
Allemaal instituten van naam en faam. Dan klinkt Acta toch als troostprijs.
‘Als troostprijs? Helemaal niet, integendeel. Acta behoort tot de absolute wereldtop en staat overal geweldig goed bekend. We zitten in de top vijf van de QS-ranking voor tandheelkunde, onder meer samen met Harvard. Harvard heeft wel een hele kleine faculteit waar maar 35 tandheelkundestudenten per jaar worden aangenomen. Ook Nijmegen en Groningen zijn minder groot dan Acta. Vergeet niet dat in Nederland Acta de enige zelfstandige tandheelkundefaculteit is, terwijl in Nijmegen en Groningen, net als in Harvard, de tandartsen bij de Faculteit der Geneeskunde zijn ondergebracht.’
Nu ben je de Florence Nightingale van Acta.
‘Ik ben heel lang weggeweest, maar nu ik terug ben is de cirkel rond. Ik sta hier op dezelfde manier als ik ook in mijn gezin en mijn familie sta. I care, I really care deeply. Ik ben heel erg georiënteerd op patiënten en studenten. Die staan bij mij op de eerste plaats. Om hen draait het. Studenten moeten safe beginners zijn. Dat is mijn missie, al hang ik ook het Amerikaanse adagium no margin, no mission aan: een onderwijsinstelling moet met andere woorden financiële soliditeit hebben en over voldoende financiële middelen beschikken om haar missie uit te dragen en te realiseren. We mogen niet op drijfzand staan.’
Dan ben je op het juiste moment benoemd: dit jaar schrijft Acta nog rode cijfers, maar vanaf volgend jaar zijn er zwarte cijfers begroot.
‘Dat is omdat er onder mijn voorganger goed gewerkt is aan de her-accreditering en er een plan is ingevoerd om de toetsing en het structureel kunnen volgen van de ontwikkeling van de (post-initiële) masterstudenten verder te verbeteren. Het hing allemaal samen met een tekort aan patiënten die moeten betalen voor complexe en dure tandheelkundige verrichtingen en daar om die reden vaak geen gebruik van maken. Daar heeft zijn weerslag op onze begroting en ook op de kwaliteit van onderwijs. Mijn voorganger heeft daarop ingegrepen met maatregelen en nu vinden we weer de weg naar voren.’
Probleem blijft dat veel mensen die complexe verrichtingen niet kunnen betalen en dus wegblijven.
‘Daar moet je dus over nadenken. Een mogelijkheid zou bijvoorbeeld kunnen zijn dat je patiënten laat betalen al naar hun financiële mogelijkheden. We moeten creatief gaan nadenken over hoe we omgaan met dure mondzorg. Dat kan misschien met flexibele tarieven.’
Heb je na al je Amerikaanse jaren voldoende zicht op de Nederlandse mondzorgcultuur?
‘Daar heb ik enigszins zicht op, maar nog niet heel goed. Ik ben natuurlijk weggegaan toen het ziekenfondssysteem nog bestond. Sindsdien is er veel veranderd. Ik luister veel, ik lees veel en ik stel veel vragen. Ik heb bovendien veel informatieve gesprekken gevoerd met oud-decanen en medewerkers bij tandheelkundige professionele organisaties, dus ik hoop dat ik na twee maanden wel een beetje een idee heb hoe het werkt. Verder moeten we het ook niet moeilijker maken dan het is: wat we hier doen is geen rocket science, het is tandheelkunde.’
Toch ben je lang weg geweest.
‘Ja, maar ik ben slick genoeg – hoe zeg je dat in het Nederlands, ehhh: slim of sluw? – om toch mijn weg te kunnen vinden. Maar ik weet ook wanneer ik iets niet weet en dat geef ik dan ook ruiterlijk toe, daar heb ik een goed gevoel voor. Als ik dan toch een verkeerde inschatting maak of een fout, dan maak ik natuurlijk excuses en ga ik hard aan het werk om de fout te herstellen. Ik ben niet zo trots dat ik niet twee stapjes terug zou willen zetten. Als dat nodig is, dan doe ik dat gerust.’
Een ander probleem in de Nederlandse tandheelkunde is dat er te weinig tandartsen zijn. Moet er een vierde tandartsenopleiding komen, bijvoorbeeld in Rotterdam?
‘Het is geen geheim dat de Erasmus Universiteit (EUR) graag een tandartsenopleiding zou willen starten. Dat zou wel als gevolg hebben dat we allemaal onvoldoende docenten hebben, aangezien vele medewerkers tussen Amsterdam en Rotterdam wonen en die zouden dan gewoon van Acta naar EUR gaan. Het gevolg is docentenverdunning en per saldo schiet je er dus weinig mee op. Je zou misschien beter kunnen werken aan een ander zorgmodel, waarbij je minder tandartsen nodig hebt.’
Zoals?
Ten eerste moet er natuurlijk nog meer worden ingezet op de samenwerking met mondhygiënisten. Tandarts en mondhygiënisten moeten nog veel meer als team opereren, zodat de mondzorg weer kan verschuiven van cure naar care, dus van ‘beter maken’ naar ‘preventie’. Dat was vroeger ook zo: mensen gingen twee keer per jaar preventief naar de tandarts ter voorkoming van cariës, als onderdeel van de verzorgingsstaat. De politiek heeft er de afgelopen jaren voor gezorgd dat we meer naar het Amerikaanse model zijn geschoven: zoveel zorg als je kunt betalen. Het verplaatsen van de financiële last naar de patiënt is een tragisch plan geweest. We moeten nadenken hoe dat in de toekomst beter kan, want gelijktijdig geldt ook het Amerikaanse spreekwoord “You can’t have your cake and eat it too”.’
De tandarts terug in de basisverzekering?
‘Voor kinderen is dat nu al het geval, maar op hun achttiende vallen ze daar weer uit. Je zou dus bijvoorbeeld kunnen beginnen met 18-tot 23-jarigen erin op te nemen. Dat is een leeftijdsgroep waarbinnen zich weer cariës ontwikkelt. Maar ook tachtigplussers hebben behoefte aan mondzorg. Zij gebruiken vaak allerlei medicijnen waardoor ze minder speeksel hebben en een droge mond krijgen, wat een belangrijke rol speelt bij het ontwikkelen van cariës en andere mondziekten. Die leeftijdsgroepen zou je dus misschien als een eerste stap weer in de basiszorg kunnen opnemen.’
Op je cv schrijf je veel aandacht te schenken aan het belang van diversiteit, gelijkheid en inclusie. In Amerika was je immigrant, nu ben je weer ‘thuis’. Hoe kijk je naar diversiteit en inclusie bij Acta?
‘Acta staat voor een veilige en inclusieve leer- en leeromgeving, we hebben dit in onze missie opgenomen. Binnen de organisatie is er al langere tijd aandacht voor het vergroten van diversiteit op allerlei gebieden. Qua aantal vrouwelijke hoogleraren is er een toename te zien, daar is veel aandacht voor geweest. Ook in de andere topfuncties zijn er steeds meer vrouwen. We hebben ook een hoge instroom van vrouwelijke studenten en studenten met een migratie instroom, die ook in studentenraad en opleidingscommissie zitten. Qua docenten is er een grotere diversiteit dan een aantal jaar geleden. Daarnaast is er nog genoeg werk te doen. In de top van de wetenschap kan het nog beter bijvoorbeeld qua vrouwen, mensen van kleur, LHBTQI+ en mensen met een beperkte fysieke belastbaarheid. We werken ook aan het integreren van diversiteit in het curriculum en aan het samen bouwen aan een veilige en inclusieve cultuur.’