Niks meer missen?
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief!
Foto: Privéarchief Bernt Hugenholtz
actueel

Bernt Hugenholtz vertrekt bij IViR: ‘Door internet is ons vakgebied geëxplodeerd’

Sterre van der Hee,
17 september 2021 - 12:33

Hoogleraar Bernt Hugenholtz (informatierecht), mede-oprichter van het Instituut voor Informatierecht (IViR) aan de UvA, ging onlangs met pensioen. Eind september krijgt hij een afscheidssymposium in debatcentrum De Rode Hoed. ‘Elke internetgebruiker is een potentiële piraat. Probeer dan maar eens je auteursrecht te handhaven.’

U werkt sinds 1984 aan de UvA, nu bent u met pensioen. Hoe is dat?

‘Ik ben het nog aan het uitvinden. In de academische wereld neem je natuurlijk nooit helemaal afscheid, niet van het vakgebied en het instituut en ook niet van de mensen met wie je jarenlang hebt samengewerkt. Sommige projecten en publicaties lopen door, ik heb nog een kamer op het instituut en ik heb een academisch netwerk. Het is niet zoals de stratenmaker die stopt met werken en daarna nooit meer een steen in de straat legt. Ik blijf ook gastcolleges geven aan universiteiten in Noorwegen, Italië, Portugal en Tsjechië, en hier aan de UvA. Je raakt doordrenkt van dit vakgebied, ik blijf er altijd belangstelling voor houden, maar na een tijdje zie je ook wel dat er andere dingen in de wereld belangrijker zijn dan informatierecht en auteursrecht. Dat tekent zich nu wat duidelijker af. ’

‘Toen ik in 1984 bij de UvA kwam was commerciële omroep in Nederland nog verboden’

Het thema van uw afscheidsconferentie is Intellectual Property and Sports. Wat hebben die twee met elkaar te maken?

‘Ik organiseer de conferentie niet, maar sport en informatie hebben veel raakvlakken. Zo zijn er uitvoerige discussies in mijn vakgebied over beroepssporters en of zij rechten zouden moeten krijgen ten aanzien van hun sportprestaties. Er bestaan al lang rechten voor uitvoerende kunstenaars: als een uitvoering wordt opgenomen en uitgezonden zonder toestemming kun je daar als operazanger of dj iets tegen doen. Nu heb ik tijdens de Olympische Spelen in hoge mate genoten van atletiek, maar moeten die atleten ook geld kunnen vragen voor herhaling van hun sportprestaties op tv? Er zijn goede argumenten waarom dat zou kunnen. Hetzelfde geldt voor beeldrechten van beroepsvoetballers.

Er is ook regelmatig discussie over de exclusiviteit van uitzendrechten: met sportuitzendingen is veel geld te verdienen en de wedstrijden worden dan meestal via betaalkanalen duur verkocht en uitgezonden. Het gevolg is dat een groot deel van de bevolking die wedstrijden niet kan zien. We hebben dat in de EU gereguleerd en bepaald dat sommige sportevenementen zo belangrijk zijn dat ze op een open net moeten worden uitgezonden, zoals de Olympische Spelen. Maar het is de vraag in hoeverre daardoor de vrijheid van commercie wordt aangetast. Dat is een interessante informatierechtelijke vraag.’

 

Het klinkt alsof u hier een hobby met uw werk hebt verweven.

‘Dat geldt voor veel academici, ze combineren hun persoonlijke belangstelling met het wetenschappelijke onderzoeksveld. Mijn vakgebied auteursrecht gaat over het recht van de scheppende mens, het is dus gelieerd aan kunst en cultuur in het algemeen. Vrijwel iedereen in het vakgebied heeft een gezonde belangstelling voor kunst en media, dat is een belangrijke reden waarom ik auteursrecht heel leuk vind. Sport heeft er zijdelings mee te maken, ik ben net als half Nederland een enthousiaste voetballiefhebber, en ik sport zelf ook veel.’

Conferentie

De conferentie voor hoogleraar Bernt Hugenholtz vindt plaats op 24 september in debatcentrum De Rode Hoed aan de Keizersgracht 102 in Amsterdam. De conferentie draagt de naam Intellectual Property and Sports. Daarmee eert het IViR de ‘levenslange liefdes van Hugenholtz, zowel binnen als buiten het academische veld’. Sprekers komen uit alle delen van de wereld. Aanmelden voor de fysieke of online bijeenkomst kan via thehugenholtzleague@ivir.nl. Het hele programma is hier te vinden. 

In hoeverre hebt u uw vakgebied in de laatste decennia zien veranderen?

‘Ik heb het zien ontstaan. In de jaren tachtig was een klein groepje mensen bij de UvA bezig met allerlei problemen van de ontluikende informatiemaatschappij. We hebben het vakgebied destijds informatierecht genoemd om die verschillende deelgebieden vanuit één visie te benaderen. Eerder bestond er geen rechtsgebied informatierecht. We hebben het instituut in 1987 opgericht en daarna is het heel groot geworden. En het informatierecht heeft internationaal school gemaakt. Er zijn allerlei instituten opgericht in de hele wereld, maar binnen het vakgebied zijn we altijd een van de grootste spelers, zo niet de grootste, gebleven. Bij het IViR werken nu zo’n vijftig mensen, echt veel. Een duidelijke ontwikkeling is ook de internationale dimensie: toen we begonnen schreven we vrijwel alles in het Nederlands, maar mede door de opkomst van het internet hebben we een enorm internationaal netwerk ontwikkeld. Publicaties zijn gaandeweg in het Engels gegaan, nu publiceert het IViR voor zo’n 80 procent in het Engels en is Engels ook de voertaal binnen het instituut.’

 

Wat deed de komst van het internet en digitale ontwikkelingen voor het instituut?

‘We hebben op alle fronten spectaculaire ontwikkelingen meegemaakt. Toen ik in 1984 bij de UvA kwam was commerciële omroep in Nederland nog verboden. De gedachte was dat alleen een publieke omroep op een verstandige manier met radio en televisie kon omgaan. Sinds de opkomst van het internet is het vakgebied geëxplodeerd. Deelgebieden zoals privacy, uitingsvrijheid, cybersecurity, telecommunicatieregulering en later desinformatie en hate speech zijn enorm belangrijk geworden. Dat geldt ook voor het auteursrecht. Elke internetgebruiker is een potentiële piraat: iedereen kan knippen, plakken en jatten dat het een lieve lust is. Probeer dan maar eens je auteursrecht te handhaven. Elk jaar komen er nieuwe vragen bij.’ 

‘Studenten zien auteursrecht niet alleen als hinderlijk verschijnsel; ze zien ook de rechtvaardigheid van een recht op dat wat zij zelf creëren’

Hebt u de studenten ook zien veranderen in de laatste decennia?

‘We zijn in 1985 begonnen met een keuzevakje voor tien studenten. Nu moeten we selecteren; het aantal studenten is enorm toegenomen. In het begin leverden ze nog tekst op typemachines en lazen ze fysieke boeken en tijdschriften in de bibliotheek. Ik heb sterk dat indruk dat studenten daar nu niet meer voor naar de bieb gaan. Dat vind ik jammer, er zijn een heleboel intelligente mensen die boeken hebben geschreven die nooit gedigitaliseerd zijn. Verder merk ik dat studenten veel verstand hebben van de digitale samenleving. Ze zijn niet alleen digitale consumenten maar ook producenten van content. Studenten kijken daardoor niet alleen naar het auteursrecht als een hinderlijk verschijnsel waardoor ze andermans werk niet mogen overschrijven, maar ze zien ook de rechtvaardigheid van een eigen recht op wat zij zelf creëren.’

 

Hoe vindt u het dat er een conferentie omtrent uw persoon wordt georganiseerd?

‘Ik ben natuurlijk zeer vereerd en stel het buitengewoon op prijs. Ik heb in het verleden veel congressen georganiseerd en weet dat het heel veel werk is. Dat collega’s de tijd nemen om dat voor mij te doen, om mij te eren, dat vind ik heel bijzonder, daar ben ik hen nu al heel dankbaar voor. Er komen ook buitenlandse collega’s die vaak vrienden zijn geworden, want je leert elkaar goed kennen in het wereldje. Dat waardeer ik helemaal na de coronaperiode.’