Wetenschappelijke integriteit komt in de knel door de manier waarop de Nederlandse wetenschap is ingericht. Dat concluderen onderzoekers van de UvA en het Amsterdam UMC in het rapport Goede wetenschap: een visie van binnenuit, dat deze week verscheen. ‘Als we zo doorgaan helpen we binnen een paar jaar de Nederlandse wetenschap om zeep.’
Aanvankelijk wilden de onderzoekers weten hoe integriteitsproblemen in de wetenschap ontstaan. Waarom zouden wetenschappers zomaar frauderen of slordigheden in hun datasets laten staan? Naar aanleiding daarvan zochten ze uit wat wetenschappers verstaan onder ‘goede wetenschap’ en welke spanningen en dilemma’s wetenschappers tegenkomen in de dagelijkse praktijk. De onderzoekers liepen mee met wetenschappers van vijf disciplines: wiskunde, scheikunde, filosofie, antropologie en twee stijlen van medische wetenschap (epidemiologie en zorgverbeteringsprojecten).
Daaruit bleek dat, volgens ondervraagde wetenschappers, kenmerken van goede wetenschap op gespannen voet staan met de werkomstandigheden. Ze spreken bijvoorbeeld van druk op het produceren van ‘relevantie’ (ter beoordeling van externe commissies) in korte projecten. Ook noemen ze slechte arbeidsomstandigheden aan universiteiten, het gebrek aan diversiteit en het gebrek aan ruimte voor explorerend onderzoek en ‘vernieuwend nog-niet-weten’.
Ondernemers
UvA-hoogleraar en onderzoeksleider Jeannette Pols (ethiek, recht en humaniora) spreekt van ‘verschillende krachten’ die invloed uitoefenen op de wetenschappelijke praktijk. ‘Financiering is altijd een belangrijk uitgangspunt geweest om onderzoek te selecteren en reguleren,’ zegt ze. ‘Wetenschappers moeten ondernemers worden en hun onderzoek kunnen verkopen om er geld voor te krijgen. Maar er is altijd te weinig geld. Dat is een grote klacht van wetenschappers: onderzoek kan supergoed zijn, maar alsnog is het heel goed mogelijk dat het niet gefinancierd wordt. En zij blijven maar subsidieaanvragen schrijven.’
Het resulteert in een projectgefinancierd systeem waarbij wetenschappers voor elk kort project opnieuw moeten bedelen om geld. ‘Terwijl wetenschap een sociaal lerende praktijk is: kennis wordt doogegeven van de ene op de andere generatie. Maar juist dat karakter dreigt te sneuvelen als men alles in competitieve projecten giet,’ zegt Pols. ‘De meeste kans heb je met één afgebakend onderwerp, tot achter de komma uitgewerkt, dan kan er geld komen. Wat daarna of daarvoor gebeurt is ongewis. Wetenschappers beschrijven ook dat je de waan van de dag moet kunnen aanvoelen. En je moet het onderzoek goed kunnen uitleggen aan een publiek van breed georiënteerde beoordelaars. Nederland is te klein voor gedifferentieerde commissies met veel verstand van het vakgebied. Daardoor neigt onderzoek vaker naar middle-of-the-road.’
Afroming van cum laudes
Is een beetje competitie ook niet goed voor het veld? Ja, zegt Pols, maar de selectie aan de bovenkant is nu erg nauw. ‘Voor een Veni-beursVeni-, Vidi- en Vici-beurzen zijn subsidies van de Nederlandse organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO). moet je een cv hebben met zoveel cum laudes en zoveel tienen. Het is afroming van de allerhoogste top. Terwijl daaronder nog een brede band van heel hoge kwaliteit zit. Selecteren op deze manier leidt ook niet altijd tot de meest originele projecten. Daarnaast is het slecht voor diversiteit: nieuwelingen of mensen met een andere achtergrond krijgen minder kans.’
Doordat universiteiten ook vaker ‘goochelen met tijdelijke contracten’ ziet Pols bovendien dat een nieuwe generatie buitenspel wordt gezet, zegt ze. ‘Dertigers verlaten de wetenschap omdat ze zekerheid willen en er met tijdelijke contractjes niet vanuit kunnen gaan dat ze hun boterham verdienen.’
Minder sloppy, meer slow science
De onderzoekers doen in het rapport een aantal aanbevelingen: zo pleiten ze voor een verdeling van onderzoeksgelden via de eerste geldstroomNederlandse universiteiten onderscheiden drie geldstromen: de eerste geldstroom komt direct van het ministerie, de tweede van organisaties als de NWO en de derde geldstroom is projectgebonden financiering, vaak van private instellingen. in plaats van verdeling via competitieve systemen met geld uit de tweede geldstroom. Ook zouden vaste aanstellingen op universiteiten weer de norm moeten worden, vinden ze, voornamelijk voor jonge wetenschappers. Verder spreken ze zich onder andere uit voor meer diversiteit, stellen ze dat geld uit de eerste geldstroom moet worden gereserveerd voor vernieuwing en creativiteit en vinden ze dat het zogenoemde slow science moet worden aangemoedigd.
De kwesties zijn niet uniek in Nederland, zegt Pols. ‘Dit is een mondiaal circus, dat verander je niet zomaar. Wij kunnen zeggen dat we het idee van tien publicaties onzin vinden, maar het systeem waarbij mensen door zoveel mogelijk hoepeltjes moeten springen is natuurlijk veel groter. We hopen met dit onderzoek een kleine stap in de goede richting te zetten.’
Terug naar de fraudeurs. Dat zijn volgens de onderzoekers vrijwel nooit ‘rare mensen’ die kwaad in de zin hebben en daarom hun data maar vervalsen. ‘Eerder denken ze: ik heb tijdsdruk, ik weet dat er slordigheden in zitten, maar we moeten door. Dat noemen we sloppy science,’ zegt Pols. ‘En als we zo doorgaan hebben we binnen een paar jaar de Nederlandse wetenschap om zeep geholpen.’